‘t Wordt pas lachen als Giel Beelen op zijn bek gaat

Beweringen en bewijzen

Schrijven over humor is nooit leuk. Het is een meta-kwestie, want als je het humoristische, het absurde, het lachwekkende wilt beschrijven dan is het onmogelijk dat te doen in termen die zelf humoristisch, absurd en lachwekkend zijn.

Giel Beelen

Ooit heeft Koos van Kooten in de Haagse Post een stuk over humor geschreven. “Is Woody Allen natuurleuk?”, heette het. Een expresse niet-leuke woordspeling bij een stuk dat verder 42 saaie voetnoten bevatte, alsof het een wetenschappelijke verhandeling betrof.

Om een column over humor mag niet gelachen worden. Zo’n column moet serieus zijn en kan bijvoorbeeld niet beginnen met: prinses Maxima liep naakt door de Kalverstraat, toen zij Arie Boomsma tegenkwam, die juist op weg was naar de slager om een leverworst te kopen. Iedereen met gevoel voor humor zou hier meteen ophouden met lezen.

De zelfmoord van de Britse verpleegster, die tot haar daad zou zijn gekomen toen bleek dat zij twee Australische dj’s bijna had doorverbonden met zwangere Kate Middleton, doet vooral de vraag rijzen of er een verschil bestaat tussen goede en slechte humor. Of de verpleegster werkelijk om deze kwestie afscheid van het leven heeft genomen, of dat zij ook nog andere problemen had, dat staat hier verder buiten.

De verpleegster was het slachtoffer van een practical joke. Dat is ook het wezen van de practical joke: er is altijd een slachtoffer. De practical joke is verder het tegendeel van zelfspot, want het gaat altijd om een ander. Zelf blijft de practical joker buiten schot.  Practical jokes kunnen buitengemeen kwaadaardig zijn. Van de schrijver A. Marja (1917-1964), een berucht practical joker, werd verteld dat hij midden in de oorlog collega-schrijvers nepuitnodigingen stuurde voor lezingen, zodat de ongelukkige na spertijd ergens in de provincie bij een donker huis stond aan te bellen. Ik stel mij daarbij sneeuw voor die in dikke vlokken naar beneden dwarrelt, want dat wordt het leedvermaak nog groter.

Leedvermaak is een belangrijk bestanddeel van humor. Iemand moet dom zijn. Hij (of zij) moet ergens intuinen. Zeker is dat iets niet of verkeerd begrepen moet worden. In The Psychology of Humor, hun standaardwerk uit 1972  hebben de psychologen Jeffrey H. Goldstein en Paul E. McGhee geprobeerd een soort wetenschappelijke lachmeter te ontwikkelen. Zij deden dat aan de hand van reacties op deze mop:  “De dikke Ethel ging aan de lunchtafel zitten en bestelde een hele fruitcake. ‘Zal ik hem in vier of in acht stukken snijden?’, vroeg de serveerster. ‘In vier’, antwoordde Ethel, ‘ik ben op dieet’”.

Ik zei al: in dit stukje valt niets te lachen. Wel is duidelijk dat Ethel al meteen voldoet aan de twee criteria van het leedvermaak: haar dikte is het resultaat van haar domheid en zij doet ook nog eens iets verschrikkelijk verkeerd. Ethel lijkt iemand die op school veel gepest is en die daardoor te veel is gaan eten. Uiteindelijk hebben Goldstein en McGhee een aantal formules opgesteld, waarin de werking en de intensiteit van humor worden uitgedrukt. Een van die formules ziet er zo uit:

Humorformule

Het is maar dat u het weet. En voor het geval u denkt dat ik een practical joke  uithaal, verwijs ik naar internet waar u talloze artikelen over dit boek kunt vinden, plus hun hele onderzoek naar de rechter hersenhelft waar de humor zich schijnt op te houden. The Psychology of Humor is sinds 1972 trouwens een geliefde titel geworden voor allerlei boeken. Je kunt wel spreken van een traditie  die begonnen is bij Der Witz van Sigmund Freud, ook al zo’n boek waarin er geen lachje vanaf kan.

Bij lachen uit leedvermaak spelen de kuil en de boemerang een belangrijke rol. De kuil is existentieler dan de bananenschil, want daar vallen wij zelf in. En de boemerang krijgen wij tegen ons eigen achterhoofd. Daarom roepen de twee Australische dj’s, die huilend kwamen uitleggen dat zij het niet zo hadden bedoeld, ook weer de lachlust op, al zal men daar uit piëteit slechts verhuld blijk van geven. Wittgenstein heeft beweerd dat het mogelijk moet zijn om een serieus filosofisch werk te schrijven dat geheel uit grappen bestaat. Dat betwijfel ik. Laten wij daarom eerst maar wachten totdat Giel Beelen op zijn bek gaat. Dat wordt pas echt lachen.

En nu naar de slager voor een leverworst.

de Volkskrant, 12 december 2012, zie ook voor reacties.

De Volkskrant

Beweringen & bewijzen, 12 december 2012

Onderwerp: Practical jokes

Tav, redactie Opinie

Door Max Pam

Schrijven over humor is nooit leuk. Het is een meta-kwestie, want als je het humoristische, het absurde, het lachwekkende wilt beschrijven dan is het onmogelijk dat te doen in termen die zelf humoristisch, absurd en lachwekkend zijn. Ooit heeft Koos van Kooten in de Haagse Post een stuk over humor geschreven. “Is Woody Allen natuurleuk?”, heette het. Een expresse niet-leuke woordspeling bij een stuk dat verder 42 saaie voetnoten bevatte, alsof het een wetenschappelijke verhandeling betrof.

Om een column over humor mag niet gelachen worden. Zo’n column moet serieus zijn en kan bijvoorbeeld niet beginnen met: prinses Maxima liep naakt door de Kalverstraat, toen zij Arie Boomsma tegenkwam, die juist op weg was naar de slager om een leverworst te kopen. Iedereen met gevoel voor humor zou hier meteen ophouden met lezen.

De zelfmoord van de Britse verpleegster, die tot haar daad zou zijn gekomen toen bleek dat zij twee Australische dj’s bijna had doorverbonden met zwangere Kate Middleton, doet vooral de vraag rijzen of er een verschil bestaat tussen goede en slechte humor. Of de verpleegster werkelijk om deze kwestie afscheid van het leven heeft genomen, of dat zij ook nog andere problemen had, dat staat hier verder buiten.

De verpleegster was het slachtoffer van een practical joke. Dat is ook het wezen van de practical joke: er is altijd een slachtoffer. De practical joke is verder het tegendeel van zelfspot, want het gaat altijd om een ander. Zelf blijft de practical joker buiten schot. Practical jokes kunnen buitengemeen kwaadaardig zijn. Van de schrijver A. Marja (1917-1964), een berucht practical joker, werd verteld dat hij midden in de oorlog collega-schrijvers nepuitnodigingen stuurde voor lezingen, zodat de ongelukkige na spertijd ergens in de provincie bij een donker huis stond aan te bellen. Ik stel mij daarbij sneeuw voor die in dikke vlokken naar beneden dwarrelt, want dat wordt het leedvermaak nog groter.

Leedvermaak is een belangrijk bestanddeel van humor. Iemand moet dom zijn. Hij (of zij) moet ergens intuinen. Zeker is dat iets niet of verkeerd begrepen moet worden. In The Psychology of Humor, hun standaardwerk uit 1972 hebben de psychologen Jeffrey H. Goldstein en Paul E. McGhee geprobeerd een soort wetenschappelijke lachmeter te ontwikkelen. Zij deden dat aan de hand van reacties op deze mop: “De dikke Ethel ging aan de lunchtafel zitten en bestelde een hele fruitcake. ‘Zal ik hem in vier of in acht stukken snijden?’, vroeg de serveerster. ‘In vier’, antwoordde Ethel, ‘ik ben op dieet’”.

Ik zei al: in dit stukje valt niets te lachen. Wel is duidelijk dat Ethel al meteen voldoet aan de twee criteria van het leedvermaak: haar dikte is het resultaat van haar domheid en zij doet ook nog eens iets verschrikkelijk verkeerd. Ethel lijkt iemand die op school veel gepest is en die daardoor te veel is gaan eten. Uiteindelijk hebben Goldstein en McGhee een aantal formules opgesteld, waarin de werking en de intensiteit van humor worden uitgedrukt. Een van die formules ziet er zo uit:

Het is maar dat u het weet. En voor het geval u denkt dat ik een practical joke uithaal, verwijs ik naar internet waar u talloze artikelen over dit boek kunt vinden, plus hun hele onderzoek naar de rechter hersenhelft waar de humor zich schijnt op te houden. The Psychology of Humor is sinds 1972 trouwens een geliefde titel geworden voor allerlei boeken. Je kunt wel spreken van een traditie die begonnen is bij Der Witz van Sigmund Freud, ook al zo’n boek waarin er geen lachje vanaf kan.

Bij lachen uit leedvermaak spelen de kuil en de boemerang een belangrijke rol. De kuil is fundamenteler dan de bananenschil, want daar vallen wij zelf in. En de boemerang krijgen wij tegen ons eigen achterhoofd. Daarom roepen de twee Australische dj’s, die huilend kwamen uitleggen dat zij het niet zo hadden bedoeld, ook weer de lachlust op, al zal men daar uit piëteit slechts verhuld blijk van geven.

Wittgenstein heeft beweerd dat het mogelijk moet zijn om een serieus filosofisch werk te schrijven dat geheel uit grappen bestaat. Dat betwijfel ik. Laten wij daarom eerst maar wachten totdat Giel Beelen op zijn bek gaat. Dat wordt pas echt lachen. En nu naar de slager voor een leverworst.

(Einde tekst.)