Nederland heeft elk contact met machines verloren

Beweringen en bewijzen

Onlangs werd bekend dat de verzameling schrijfmachines van Willem Frederik Hermans verhuisd zijn naar een boekhandel in Gent. Minister Jet Bussemaker had daar wat tegen kunnen doen als zij een beroep had gedaan op een wet die verbiedt dat Nederlands erfgoed over de grens verdwijnt, maar na rijp beraad vond zij dat toch “een te zwaar middel”.

Schrijfmachines 2

Toen de zaak eenmaal ten gunste van Gent was beklonken, werden ze in Groningen wakker. U weet: Hermans heeft in Groningen gedoceerd, hij is er met heibel weggegaan en hij heeft over die ervaringen de roman Onder professoren geschreven. Dig Istha, voormalig spindoctor van de PvdA en tegenwoordig wethouder in Groningen, heeft als mosterd na de maaltijd contact opgenomen met de boekhandel in Gent,

waar hij – naar eigen zeggen – de verzekering heeft gekregen dat zijn stad een paar schrijfmachines in bruikleen zal krijgen.

’t Is allemaal weg, maar – dankbaar  als wij zijn – mogen wij er af en toe nog een beetje naar kijken.

Dig Istha.bmp 2

Dat hebben een PvdA-minister en een PvdA-wethouder toch mooi voor elkaar – in de verte klinkt niet alleen hoorngeschal, maar ook het hoongelach van de Geest van de Grote Schrijver. Inmiddels zijn de woorden van Istha al weer tegengesproken. Laatste nieuws: Groningen kan fluiten naar het bruikleen.

Hermans hield van machines, hij heeft er veel over geschreven. “Machines in bikini”, is een van zijn titels. Die liefde maakt hem tot een atypische auteur in Neêrlands literaire landschap. Prof. Wilbert Smulders, die met zijn studenten een studie heeft gemaakt over de machines in Hermans’ werk, geeft de volgende opsomming:  klokken, fototoestellen, tatoeëerapparaten, auto’s, brikettenmachines, beademingsmachines, mijnen, elektriseermachines, espressoapparaten, schrijfmachines, gebedsmolens, trams en treinen, carillons, lichtautomaten, meettoestellen, elektromagneten, pneumatische boren en krachtcentrales. Ik dacht dat ze de tijdbom nog zijn vergeten.

Nu schrijf ik dit stukje niet om nogmaals te illustreren hoe getroebleerd de relatie is tussen Nederland en Hermans. Dat wisten wij al. Ik schrijf dit stukje vooral om erop te wijzen dat de Nederland praktisch elk contact met machines en machinerie heeft verloren. Neem bijvoorbeeld de Joint Fight Striker. Het geklungel over de aanschaf is hemeltergend. Eerst zouden er meer dan tachtig worden gekocht, maar nu zijn het er nog slechts 37. En weet u hoeveel daarvan permanent inzetbaar zijn?

Vier!

Dat geloof je toch niet. De rest is kapot, of net in onderhoud, of er wordt les op gegeven, of ze staan ergens in Amerika, omdat de luchtmacht van de Verenigde Staten ze nodig heeft. Slechts vier blijven erover om onze rol in de wereldvrede te spelen, maar volgens de Algemene Rekenkamer is het waarschijnlijk dat wij met de huidige aanpak zelfs dat getal van vier niet zullen halen. Ik bedoel maar: schaf 85 van die toestellen aan, houdt ze dag en nacht in de lucht, of zie van die hele aankoop af.

Even hebben die lui van Saab nog bij Defensieminister Hennis hun opwachting gemaakt, maar die werden als “niet goed genoeg” deur gewezen. Toch ontwikkelen nog geen tien miljoen Zweden hun eigen toestellen en bezitten zij hun eigen vliegtuigindustrie. Daar kunnen die zeventien miljoen Nederlanders niet aan tippen.

Heeft u trouwens afgelopen zondag die indrukwekkende aflevering van Andere Tijden gezien over de ondergang van Werkspoor? Prachtige treinen werden in Nederland gefabriceerd, waarvan sommige exemplaren – inmiddels zestig jaar oud – nog altijd dienst doen.

NS 1200
Onverslijtbaar, motorische hoogtepunten in onze vaderlandse geschiedenis. Maar overheid, vakbeweging en Nederlandse Spoorwegen zorgden er in een gezamenlijke tegenwerking voor dat orders voor nieuwe treinstellen terechtkwamen bij Duitse treinbouwers. Die waren namelijk iets goedkoper. “Koop Nederlandse waar dan helpen wij elkaar”, was een kleinburgerlijk motto, waarvoor de Nederlandse wereldburger destijds niet wenste te zwichten. In Duitsland, Frankrijk, Zwitserland en zelfs in Italië dachten ze daar heel anders. Daardoor kwamen de vijfduizend man van Werkspoor op straat te staan en zitten wij met die stilstaande Fyra.

Uiteindelijk hebben ze het niet gehaald: de scheepswerven van Verolme, de Fokker Friendship en het pientere pookje van Daf. De fabrieksnamen bestaan soms nog wel – als toeleveranciers van de grote jongens. Wel heel snel hebben wij ons neergelegd bij de notie dat wij maar een klein landje zijn. Toch mooi dat de TU in Delft zich inmiddels heeft gespecialiseerd in snelle fietsen. Met die 133,3 km per uur komen wij zelfs in het Guiness Book of Records!

Aan het slot van Andere Tijden zei Hans Goedkoop  “dat het tijd wordt dat wij weer iets gaan maken”.

Ja, maar wat? Misschien kunnen wij met heibel en gebakken lucht de wereldmarkt op.

de Volkskrant, 25 september 2013