Harry Mulisch heeft eens
gezegd dat het tragisch lot van de literatuurcriticus nog het best te
vergelijken is met dat van een sportverslaggever. "Schrijven over Cruijff,
dat hij een slechte wedstrijd heeft gespeeld, dat is toch idioot, zelf kunnen
ze niet eens over de breedte van het veld hollen zonder een hartaanval te
krijgen", aldus Mulisch.
Die opvatting illustreert de
relatie tussen de schrijver en de criticus. De schrijver staat machteloos tegen
het afkraken van zijn boeken en de criticus staat machteloos tegen het verwijt
dat hij het eerst maar eens zelf moet proberen als hij aanmerkingen heeft.
Vandaar dat ik de behoefte van Parool-criticus Robert Anker om een kloeke roman
van 566 pagina's te schrijven goed kan begrijpen. In het recensentenvak is
Anker al zo'n beetje een veteraan en na al die jaren van bespreken moet hij
gedacht hebben: dat kan ik ook, dat kan ik beter, dat kan ik dikker.
Ook kan ik goed begrijpen de
reacties van zijn collega's op Vrouwenzand in hoofdzaak bijzonder
positief zijn geweest. In Vrij Nederland vindt Carel Peeters dat Anker
"zich bedient van een handenwrijvend stijl" en in
Trouwschrijft Tom van Deel dat men deze monumentale roman, waarin
Anker zijn "oerthema ambitieuzer beschrijft dan ooit", moet lezen.
Helemaal juichend is Aleid Truijens die haar recensie in de Volkskrant
zo begint: "Ineens is het er. Het boek waarin het allemaal is vastgelegd.
Wie wij zijn en hoe dat zo gekomen is. Waar we vandaan komen, wat ons dreef en
waarom het niet werd wat het moest worden".
Het is interessant om te weten
dat Aleid Truijens van zichzelf vindt dat het niet werd wat het moest worden,
maar voor de rest zou ik bijna zeggen: bespaar ons die verpleegsters-wij
en spreek voor jezelf.
Bij het lezen van al die
gunstige recensies ontkom je bijna niet aan het indruk dat de critici zich door
het boek van Robert Anker als het ware gelegitimeerd voelen. Je hoort ze bijna
denken: hij is één van ons, hij heeft dat dikke boek ook namens
ons geschreven, heus, ook wij kunnen over de breedte van het veld hollen zonder
een hartaanval te krijgen.
Maar is Vrouwenzand ook
inderdaad een goed boek?
Nee. Eerlijk gezegd viel het
mij na al die toejuichingen nogal tegen. Mij kostte het althans de grootste
moeite om er doorheen te komen en ik vrees dat ik niet tot het einde was
gekomen als de plicht van het recenseren mij niet geroepen had.
Wat Vrouwenzand in de
eerste plaats zo slepend maakt, is de chaotische structuur. Verhaallijnen lopen
door elkaar heen op manier die nooit helemaal helder wordt. In deze
Bildungsroman gaat het vooruit en achterwaarts tegelijk en als lezer
voel je soms een tango-danser, die bemerkt dat zijn hoofd door al die wilde
wendingen omgedraaid op zijn romp terecht is gekomen. Ondanks de 566 pagina's
zijn de meeste verhalenlijnen niet uitgewerkt en resulteren zij zelden in
pointe.
Vrouwenzandbevestigt
bij mij het vermoeden dat er in de Nederlandse literatuur een zekere haat
bestaat tegen de chronologie. Kennelijk beschouwt men de chronologie als iets
burgelijks, als iets dat onartistiek is of a-literair, want je kunt er bijna
vergif op innemen dat een schrijver die zijn verhaal in partjes snijdt en door
elkaar husselt uit Nederland komt. Pas dan is het literatuur. In het geval van
Vrouwenzand is dat extra jammer, want juist door de omvang en
thematiek zou het boek heel geschikt zijn geweest voor een chronologische
aanpak.
Het boek zou er ook zeker
spannender door zijn geworden. Nu wordt de sterkste verhaallijn, die waarin de
advokaat Paul Masereeuw langzaam het misdaadcircuit wordt ingetrokken, telkens
op een cruciaal moment onderbroken voor een flashback of voor een andere
uitweiding. "Ga door, blijf hier!", ben je geneigd de hoofdpersoon -
en de schrijver - toe te roepen, maar daar trekt zijn snelle BWM al weer op, de
lezer in een stofwolk achterlatend.
Daarnaast heb ik moeite met wat
Carel Peeters "een handenwrijvend stijl" noemt. Vaak is het wrijven
met zand tussen de handen, zoals op pagina 159, waar de zin staat: "Rechts
vertrok een trap naar de bibliotheek op de eerste verdieping, een niet zeer
grote ruimte, die doorstoken was van grijze boekenkasten waartussen, in het
matte grijze licht dat rouwde om de zon, grijze tafeleilanden dreven waaraan
frisse studentenbloemen zienderogen verwelkten".
Drijvende tafeleilanden waaraan
studentenbloemen verwelken? Hier is de schrijver volgens mij verdronken in een
ruimte die doorstoken was van boekenkasten.
Soms stuit je op een tante
Betje, zoals op pagina 194, waar staat: "Hij was een jeneverbeest en een
pilstijger. Arend en ik konden er ook wat van, maar Rudolph spande de
kroon". Op pagina 117 lezen wij: "Een ouderwetse opgetogenheid maakte
zich van mij meester, een richtingloze gretigheid, waaraan de voortreffelijke
wijn zijn steentje zal hebben bijgedragen".
Als het om drank gaat, zijn de
beschrijvingen Van Anker trouwens toch niet erg sterk. Op pagina 175 wordt
meegedeeld dat de hoofdpersoon "zijn glas bijvulde met château
Migraine uit de tapperij", terwijl hij op pagina 212 laat weten: "Ik
leun achterover en spoel mijn gehemelte met het engelenwater uit de
Bourgogne".
Raar is ook de beschrijving op
pagina 162 waar een vrouw afscheid neemt "met licht spottende blik en een
hoofdknikje". Dat moet je eens proberen. Wie Vrouwenzand
mooi wil vinden moet voorbereid zijn op zinnen, zoals die op pagina 513:
"Desondanks verlaat ik sniffend en snotterend de nog donkere zaal, en
langs verbaasd opkijkend personeel, de portie die een taxiboot wil bestellen
tienduizend lire in de hand frommelend, 'in de oester van zijn hand', met
zijn overjas losje over de schouders, come l'italiano, optornend tegen een
stevig maar zoel windje dat al wat geuren aan voert uit het naderend voorjaar,
snotterend en sniffend door de wirwar van straten, kanalen en steegjes, maar
niet één keer de weg kwijt, ook een derde zakdoek bevuilend met
mijn lichaamsvochten, bereik ik met stekende ribben de Fondamenta Nuove, waar
ik aanmeer in de veilige haven van mijn allertijdelijkste appartement".
Bij al dit gesnif en gesnotter
zou ik niet graag in mijn handen wrijven. Ingrijpen van een strenge editor zou
deze zin, en trouwens het hele boek, geen kwaad hebben gedaan. Zo'n editor had
misschien ook een paar echte fouten geschrapt. Op pagina 160 verschijnt een
copieerapparaat in een tijd dat er nog geen copieerapparaten waren op de
universiteit.
Op pagina 402 staat weer deze
zin: "Deze ingang kennen enkelen van ons als onverwachte uitgang: als zij
op op staande voet van school verwijderd werden door de Baas, die met gestrekte
arm, stampend op zijn korte benen, de zondaar deze deur wees, trocheeën
scanderend: 'Naar bui-ten!', 'Van school!', op welk tumult klassen waar de orde
te wensen overliet tegen de ramen opvlogen, zelfs eruit hingen, om maar niets
te missen".
Afgezien van de weer
handenwrijvende stijl, is noch 'Naar bui-ten!' noch 'Van school!' een trochee.
Interessant-doen is het wel.
Op pagina 368 wordt vermeld dat
honderd kilo coke een straatwaarde heeft van twee ton! Het uitroepteken is van
Anker. Wat een fantastische prijs is dat! Geef mij het adres van uw dealer en
ik zou dolgraag zaken met hem doen.
HP\De Tijd, december 1998 © Max Pam
|