De
ideale schoonzoon is in Nederland de ideale asielzoeker
Elke keer als ik Kader Abolah
op de televisie zie, denk ik dat hij niet goed wijs is. De eerste keer zag ik
een fragment uit een discussie met Frits Bolkestein, waarin Abdolah zulke
ongecontroleerde klanken uitstootte dat je er bijna een voorstander van werd om
alle allochtonen het land uit te gooien. De tweede keer zag ik hem bij Adriaan
van Dis in Zomergasten. Dat was geen praten meer, maar drie uur lang
onsamenhangend hakkelen, drukken, moeizaam poepen.
Laatst zag ik hem voor de derde
keer. Hij had op Koninginnedag een lintje gekregen, want in Nederland willen
wij altijd graag laten weten dat wij goed zijn voor asielzoekers. "Iek ben
geen ridderrrr
.", riep hij op zijn vertrouwde pathetische wijze. Hij
probeerde uit te leggen dat hij eigenlijk tegen de monarchie is, maar dat aan
de andere kant Nederland toevallig geregeerd wordt door een koningin, zodat die
koningin ook zijn koningin moet zijn, wat betekende dat hij het lintje
wel degelijk kon aannemen. Kortom, er was weer geen touw aan vast te knopen. Ik
had er dan ook geen enkel vertrouwen in toen ik Kader Abdolah's nieuwste roman
Spijkerschrift, te bespreken kreeg.
Maar wat een verrassing!
Spijkerschrift is een
bijzonder aardig en leesbaar boek. Ik kan bijna niet geloven dat die idioot die
ik zo af en toe op de televisie zie haspelen diezelfde figuur is als degene die
dit boek heeft geschreven. Als Pnin door Donald Duck was geschreven, had
ik het eerder geloofd. Weten ze bij uitgeverij De Geus wel zeker dat zij daar
niet te maken krijgen met een door de CIA gestuurde dummy? Is die rare
snorremans echt de schrijver van Spijkerschrift?
Okay, okay. Laten wij aannemen
dat het zo is, dan is het wel een van de meest krasse gevallen van het
Jekyll-en-Hyde-syndroom, dat ik ooit heb waargenomen.
Spijkerschrift is van
alles, maar bovenal is het gewoon een spannend boek. De hoofdfiguur Ismael,
zoon van de doofstomme vader Aga Akbar, vertelt het verhaal van zijn opstand
tegen het Iranese regime, dat uiteindelijk uitmondt in zijn vlucht naar het
westen. Nu woont hij ergens in een Hollandse polder en kijkt als asielzoeker
terug op zijn leven als zoon, als verzetsstrijder en als vluchteling. Is het
toegestaan de schrijver even met zijn hoofdpersoon te vereenzelvigen, dan is
het begrijpelijk dat wij zo iemand graag een lintje geven. Zoals je de ideale
schoonzoon hebt, zo heb je ook de ideale asielzoeker: intellectueel, tot
assimilatie bereid en tenslotte ook nog succesvol in onze samenleving.
Spijkerschrift is, naar
het schijnt, direct in het Nederlands geschreven. Dat is misschien
bewonderenswaard, maar voor de literaire beoordeling niet van belang. Zeker is
dat Kader Abdolah het met een kleine woordenschat heeft moeten doen en dat hij
al te moeilijke zinsconstructies heeft vermeden. Dat is soms een voordeel, maar
af en toe ook een nadeel omdat het gevaar bestaat dat een zekere monotonie het
geschrevene binnensluipt. De roman krijgt dan iets knulligs, alsof er een stuk
uit de schoolkrant is terugvonden van een schrijver die later beroemd geworden
is. Niettemin blijft het verhaal levendig genoeg om te blijven boeien, al had
het hier en daar zeker wat korter gekund.
Bij het lezen van
Spijkerschift moest ik, wat de stijl betreft, af en toe denken aan
The Acrobat, de verhalenbundel die Gerard van het Reve heeft geschreven
in de tijd dat hij nog in het Engels wilde publiceren. Van het Reve heeft
destijds gezegd dat de beperkte woordenschat hem geenszins had belemmerd een
onvergankelijk meesterwerk te creëren, maar bij mijn weten is The
Acrobat in het Engelse taalgebied onopgemerkt gebleven. In dit opzicht
heeft Kader Abdolah het heel wat beter gedaan, want gezien de notering op de
top-tien kan de Nederlandse lezer de werken van de geridderde vluchteling wel
waarderen.
In wezen is
Spijkerschrift een eenvoudig verhaal, dat op een eenvoudige wijze met
eenvoudige middelen wordt verteld. Dat is ook de kracht ervan. Het is alleen
jammer dat Kader Abdolah dat helemaal consequent heeft weten vol te houden.
Soms heb je het gevoel dat hij af en toe literair wil doen om zijn ons
Nederlanders tevreden te stellen. De introductie van een binnenverteller
à la Max Havelaars Droogstoppel is een volkomen overbodige handgreep die
slechts vertragend werkt. Gelukkig merkt Kader Abdolah dat zelf ook en valt hij
er ons niet al te lang mee lastig, maar hier was enig schrapwerk wel op zijn
plaats geweest.
Ook andere uitweidingen werken
contraproductief. Zo herinnert de hoofdpersoon zich plotseling dat wij het
verhaal mogelijk niet kunnen begrijpen als wij niets weten van dr. Mossadeq, de
Iranese minister-president die de olie-industrie in zijn land wilde
nationaliseren. Dat was achter bezien natuurlijk ontzettend stom en Mossadeq
werd dan ook na een één-tweetje van de CIA en de sjah afgezet. Op
zoek naar informatie over Massadeq raadpleegt de hoofdpersoon Ismael het
archief van ene Igor, in wie wij zonder moeite Igor Cornelissen herkennen. Dat
had Ismael natuurlijk beter niet kunnen doen, want het is zoals met alle
archieven van Igor Cornelissen: de belangrijkste dingen zitten er niet in.
Vandaar dat Kader Abdolah
volkomen mist dat Mossadeq een paar keer in Nederland is geweest. Naar ik meen
heeft Mossadeq een maand in Scheveningen gezeten om bij het Paleis van Justitie
zijn zaak van de nationalisatie te bepleiten en heeft hij later ook nog in het
Amstel Hotel in Amsterdam gelogeerd. Op Schiphol is Mossadeq een keer in zijn
eigen vliegtuig vastgehouden. Ik bedoel: van mij had dat lesje in geschiedenis
niet gehoeven, maar als je nu een maal als Iranese schrijver in de Hollandse
polder terecht bent gekomen en je wilt ons kaaskoppen iets uit te leggen over
de voormalige machthebbers van je land, maak er dan iets van. Het materiaal
ligt hier, als je iets tenminste verder zoekt dan Zwolle, voor het
opscheppen.
Maar zo lang Kader Abdolah zijn
eenvoudig verhaal op een eenvoudige wijze vertelt, gaat het erg goed en is
Spijkerschrift hier en daar zelfs meeslepend. Soms groeit
Spijkerschrift uit boven een eenvoudige avonturenroman met een hoog
werkelijkheidsgehalte, vooral daar waar op vaak aandoenlijke wijze de relatie
tussen de zoon en vader wordt beschreven. Soms balanceert het wel op de rand
van het soort vertellingen dat ik altijd pleeg samen te vatten met "het
Chinese spleekwoold zeggen", maar Abdolah weet de romantiek van de simpele
folklore waarin de meisjes Goudklokje heten, nog net voldoende buiten de deur
te houden om te blijven boeien. Erg mooi is het verhaal van de put, die op
bevel van de sjah wordt afgesloten en die later in een even symbolische daad
weer door Khomeini wordt geopend. Het liet treffend zien dat een land regeren
in hoofdzaak niet voortkomt uit rationeel handelen.
Wel moet gezegd worden dat een
goede editor Kader Abdolah's werk geen kwaad zou doen, een vaststelling die
uitgever De Geus zich kan aantrekken. Stilistisch is Abdolah nog niet zo ver
dat hij ook in roman van bijna vier honderd pagina's op een constant niveau
blijft. Af en toe zakt het in. Een goede editor zou meer variatie hebben
aangebracht in de voortdurende aaneenrijging van korte zinnen. Die korte
zinnetjes zijn weliswaar het handelsmerk van Kader Abdolah geworden, maar een
roman is nog geen wekelijkse column in de krant. Toch is Kader Abdolah
onafwendbaar op weg een Nederlandse schrijver te worden. Of hij daar gelukkig
mee moet zijn, weet ik niet, maar in ieder geval zou zijn volgende stap moeten
zijn dat hij onze taal niet alleen schrijft, maar ook leert spreken
zonder als een gek te brullen.
HP\De Tijd, 12 mei 2000 © Max Pam
terug naar de
inhoudspagina
|