Walter Etty, handelsreiziger in goede doelen

        Walter Etty is terug! Samen met Aad van de Heuvel, de presentator die jaren lang is opgekomen voor de consument die zich aan de deur een waardeloze encyclopedie liet aansmeren, heeft hij een nieuwe omroep opgericht. Deze omroep, die dan ook De Nieuwe Omroep heet, gaat de kijker langs charitatieve weg geld uit de zak kloppen ten bate van het milieu, de mensenrechten en van alles wat te vangen is onder de noemer ideële organisaties. Greenpeace, Artsen zonder Grenzen, Amnesty, Novib en al die andere instellingen met een idee wisten nog van niets, maar Walter en Aad hebben energiek het voortouw genomen.
        De Postcodeloterij schijnt er ook iets mee te maken te hebben. Dat is een instelling die in een heel duur pand zit in de Van Eeghenstraat, de duurste straat van Amsterdam. Vanuit dat pand heb je, als je klaar bent met geld tellen, een majestueus uitzicht over het Vondelpark. Als ik het goed begrepen heb, werkt de Postcodeloterij ongeveer zo. Het begint ermee dat je een kleurig gedrukte brief krijgt, waarin staat dat je een paar miljoen hebt gewonnen. Lees je die brief nog eens goed dan blijkt echter dat je eerst een lot moet kopen. Je kunt met zo'n valse voorstelling wel boos naar het consumentenprogramma Ook dat nog lopen, maar dat doe je niet. In je goedheid koop je een lot en als een paar dagen later zulke ideële personen als Carolien Tensen en Henny Huisman bekend maken wie van de vele binnengekomen miljoenen ook nog een snipper krijgt, zit je gekluisterd aan het scherm. De rest gaat onder aftrek van de notariskosten naar ideële organisaties, zoals het Nederlandse Olympisch Comité, dat met die inkomsten de Nederlandse sporter weer harder kan laten lopen en verder kan laten springen. Of naar het zeehondenpension in Pieterbuuren. Wie goed doet, goed ontmoet.
        Allemaal het werk van Walter Etty, die nadat hij als wethouder van Amsterdam was gevallen, door zijn partijgenoot Aad Kosto werd gedropt als voorzitter van de Postcode Loterij. Etty is netwerker, adviseur en lobbyist. Zulke mensen zijn goud waard. Hij koppelt mensen met geld en macht aan mensen met macht en geld en krijgt daardoor zelf ook geld en macht. Toen hij als wethouder van Amsterdam in deze krant werd geïnterviewd zei hij "een walgelijk hoog salaris" te verdienen. Die klacht heeft hij nooit herhaald. Logisch natuurlijk, want van het "dagdeel advieswerk" dat hij tegenwoordig declareert, kunnen heel wat gezinnen in Tanzania een jaar leven.
        Walter Etty, handelsreiziger in goede doelen. Dat ik hem niet geloof, komt natuurlijk omdat wij jaargenoten zijn geweest. Wij studeerden allebei aan wat toen nog "de zevende faculteit" heette. Hij had destijds nog lang haar. Later is hij kaal geworden. Niet zonder oorzaak, want telkens wanneer een van zijn initiatieven weer mislukte, werd hij door zijn partijgenoten aan zijn haren uit het moeras getrokken - en dat laat sporen na.
        Als voorzitter van de studentenvereniging Machiavelli was Etty voortdurend aan het bezetten. Zijn grootste verzetsdaad was het kidnappen van de bureaustoel van onze hoogleraar Daudt. In triomf werd de stoel naar het Maagdenhuis gedragen. Ook belette hij de Amerikaanse gasthoogleraar Tanter het spreken, omdat die het had gewaagd het Amerikaanse optreden in Vietnam te verdedigen. Wat kon die Walter schreeuwen in die tijd!
        Het studeren ging trouwens heel wat minder. Zijn kandidaat-scriptie over de Wederopbouw van de Hoogovens (1945-55) kwam niet af. Anders dan actievoeren had de staalproductie zijn liefde niet, maar nog waarschijnlijker is het dat hij nu eenmaal het talent mist om iets af te maken. Maar geen nood, later in 1988, werd hij commissaris bij diezelfde Hoogovens. Niet omdat hij zo goed was, maar omdat nu eenmaal elke Amsterdamse wethouder van financiën in die functie wordt benoemd.
        Het zou trouwens een vreemde politieke carrière worden van die Etty. Als raadslid was hij tegen alle bezuinigingen, maar als wethouder was hij noodgedwongen vóór de bezuigingen, omdat die, zoals hij zei, "werden opgedrongen door Den Haag". Toen zijn eigen partij in Den Haag in de regering kwam, was hij helemaal vóór bezuinigen en hoorde je hem nooit meer zeggen dat hem iets werd opgedrongen.
        Toch bleef verder alles misgaan bij wat hij aanpakte. De financiering van de Stopera werd een debacle, waarbij het budget met vele miljoenen werd overschreden. Bureau Berenschot, dat een onderzoek deed naar de gang van zaken, liet weten dat Etty een aantal malen had gelogen. Zijn eigen afdeling-Amsterdam eiste zijn aftreden, maar Etty bleef zitten. Zijn voorstel om forenzenbelasting te heffen, werd als "een doodgeboren kindje" weggelachen. Van andere plannen kwam al even weinig terecht, maar wel werd Amsterdam opgescheept met de deelraden, die door vrijwel niemand waren gewild.
        In 1990 leek zijn val nabij. Vol vertrouwen hij had als lijstrekker zijn lot verbonden aan de uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen. Helaas, weer faalde zijn politiek inzicht. De uitslag werd een catastrofe voor de man die men "Brezjnev aan de Amstel" was gaan noemen. Aanvankelijk wilde Etty nog blijven zitten. Hij draaide, vertrok, kwam weer terug, eiste een plaats als raadslid, maar uiteindelijk werd de politieke druk te groot. Bij zijn vertrek werd Etty opnieuw van leugens beticht. "Weer ben ik te mild geweest", schreef Martin van Amerongen destijds, "die man is een leugenaar in het kwadraat".
        Omdat falend bestuur in Nederland nu eenmaal gewoon is en falende bestuurders uit solidariteit zo veel mogelijk door andere falende bestuurders worden geholpen, is de lijst van baantjes die Etty na zijn roemloze ondergang aangeboden heeft gekregen heeft, indrukwekkend lang: voorzitter van het Internationale Documentary Filmfestival Amsterdam, voorzitter van het Nederlands Instituut voor Dans, penningmeester van de PvdA, projectleider van de Amsterdamse lokale omroep AT5, lid van het Commissariaat van de Media en voorzitter van de stuurgroep ter herinrichting van het Museumplein. En van nog veel meer.
        Met veel succes netwerkt Etty al die baantjes, functies en voorzitterschapjes aan elkaar. Nog niet zo lang geleden zat ik met omroepbaas Fons van Westerloo op een terrasje te genieten van de zon, toen Walter Etty met een diplomatenkoffertje aan de overkant van de straat verscheen. Hij zag ons en wij zagen hem even nadenken. Toen liep hij op ons toe en sprak de omroepbaas aan. Hij wist nog een paar leuke jongelui die een eigen radiozender wilden beginnen. Misschien was Van Westerloo wel geïnteresseerd.
        Van Westerloo veinsde van niet.
        Maar het leek Etty zo'n aardig initiatief, zei Etty. Jonge, creatieve mensen waren er bij betrokken, en er was vast nog wel geld mee te verdienen ook.
        Maar Van Westerloo bleef het hoofd schudden en zichtbaar teleurgesteld droop Etty af.
        "Is zo'n radiostation echt niets voor jou?", vroeg ik Van Westerloo toen Etty de hoek om was.
        "Jawel", antwoordde Van Westerloo, "maar als ik ja zeg, krijg ik de volgende dag een rekening van hem. Twee duizend gulden voor één telefoontje, te weten één dagdeel, en dat gun ik hem niet!".
        Nu is Walter Etty weer in de weer met zijn Postcodeloterij. Geloof me, het kan niets worden. Maar ach, nee! Laat ik niet gaan mopperen over de strijkstok waaraan van alles blijft hangen. Het is juist heel goed wat die Etty doet. Wees toch niet zo zuur. Wees niet zo cynisch.
        Ja, ik hoor je wel. Ik weet het: het ligt aan mij. Ik kom nu eenmaal uit zo'n ouderwets socialistisch gezin, waar de charitas met een zekere hardvochtigheid bejegend. Charitas, dat was meer iets voor in bontjas gehulde dames die er op kerst opuit gingen om de zwerver een pannetje soep te brengen. Mijn ouders waren er diep van overtuigd dat je je beter trots kon laten doodvriezen dan een aalmoes aan te nemen van mensen die daarmee hun geweten afkochten. Collectiebussen lieten we meestal rammelend voorbijgaan, want de bestrijding van kanker of de inzameling van oude kleren was een overheidszaak. Geef de staat geen gelegenheid zich aan die principiële taak te onttrekken door toch aan de charitas mee te doen.
        Het is niet uit gierigheid maar uit dat verkeerd begrepen rechtvaardigheidsgevoel dat ik nog altijd moeite heb met de collectebus. Ik heb mijzelf nu geleerd te geven zonder na te denken. Zodra ik nadenk, gaat het verkeerd. Laatste stond ineens kolonel Boshart met haar bus aan het tafeltje waar ik uitgebreid zat te dineren. "Is het waar", vroeg iemand in ons gezelschap, "dat volgens het hoofdkwartier van het Leger des Heils homoseksuelen niet in de hemel komen?". De kolonel schrok. Ze kon het niet ontkennen, "maar volgens mij", zei ze, "komt iedereen in de hemel". Daarna vluchtte ze weg.
        Het gevaar voor ons, potentiële gevers, was daarmee even afgewend. Natuurlijk moet je niets geven aan organisaties die homoseksuelen discrimineren, maar het blijft knagen. Zak! Dat mens kan er toch ook niks aan doen dat ze er in Londen zo stompzinnig over denken. Dus nu heb ik heb met mezelf afgesproken dat ik het bij het Leger des Heils om en om doe. De ene keer geef ik wel, de andere keer niet.
        Maar aan Walter Etty? Nooit!
        
Gebaseerd op een column in NRC\Handelsblad van 14 januari 2000 © Max Pam

Lees ook: Het dossier Etty


terug naar de inhoudspagina