Michel Faber: "Mijn inspiratiebron is dat ik gek
ben".
In het vliegtuig, als ik
het documentatiemapje nog eens doorneem, begrijp ik dat het deze keer geen
gewoon interview gaat worden. Het stuk dat ik voor me heb, staat in The
Times van 4 februari en het is de weerslag van een gesprek dat Nigel
Williamson heeft gehad met de schrijver Michel Faber en diens vrouw Eva Youren.
Eva Youren (still: Onno Krijnen)
Williamson begint zijn
interview zo:
"'Hij is erg
excentriek", zegt Eva, " nee, ik meen het in volle ernst. Eerlijk
waar, u hebt geen idee"'. Het duurt niet lang om dat uit te vinden. Wij
zitten in het cafetaria van Luton Airport om te praten over Fabers nieuwste
roman Under the Skin. Ik drink een kopje thee, maar Faber weigert een
kop. Even later besluit hij dat hij toch dat hij dorst heeft. Hij pakt de
theepot en drinkt uit de tuit".
Ook wij zijn op weg naar Michel
Faber en zijn vrouw, zij het dat wij elkaar niet zullen treffen in Luton, maar
in Edinburgh, waar Faber de avond tevoren in een boekhandel heeft voorgelezen.
Wij zullen hem oppikken in zijn hotel en vandaar zullen we gezamenlijk de reis
ondernemen naar hun woonplaats Fearn by Tain, een gehucht dat ver in het
noorden ligt, nog eens drie uur rijden voorbij Iverness. Ik kijk naar het adres
dat ik heb opgekregen: The Fearn Station House. Inderdaad, het is door
zijn uitgever bevestigd: nog niet zo lang geleden hebben de Fabers hun intrek
genomen in een station..
In Edinburgh huren we een
busje. Wij, dat zijn Theo van Gogh, zijn filmploeg en ik. Under the Skin
is zo'n curieus en surrealistisch boek dat er naast het klassieke interview
met de schrijver misschien meer in moet zitten. Een documentaire bijvoorbeeld.
Want ga maar na. Michel Faber werd in 1960 in Den Haag geboren. Nog voor zijn
tiende emigreerde hij met zijn ouders naar Australië. Daar groeide hij
naar zijn eigen zeggen op in volstrekte eenzaamheid. Als negentienjarige
student trouwde hij met de eerste vrouw die hij in zijn leven tegenkwam, maar
het huwelijk liep al snel op de klippen. Intussen ontwikkelde zich bij hem een
vreemde geheugenstoornis, waardoor er zwarte gaten in zijn herinnering vielen.
Hij leidde het leven van een heremiet en wist slechts nog één
ding zeker: dat hij schrijver wilde worden.
In 1993 verhuisde Faber met
zijn tweede vrouw Eva naar Schotland, waar hij zich terugtrok in het verlaten
landschap van de Lochs en de Highlands. Zijn eerste in Groot-Brittannië
gepubliceerde boek Some Rain Must Fall had onmiddellijk lovende
recensies en won verschillende literaire prijzen. En ook nu wordt zijn roman
Under the Skin - in het Nederlands vertaald als Onderhuids - vrijwel
overal juichend besproken. In Schotland staat het onder J.K.Rowling (Harry
Potter) en de nieuwe John Grisham derde op de bestsellerslijst en ook in
Engeland gaat de verkoop uitstekend. Rechten zijn verkocht naar de Verenigde
Staten, naar Duitsland en naar vele andere landen.
Under the Skin is een
zeldzaam luguber verhaal. Het gaat over een vrouw die in een oud autootje goed
gebouwde lifters meeneemt. De lifters worden gedood - in de taal van de
buitenaardse wezens heten zij "vodsels"- en hun vlees wordt verwerkt
tot substantie die in een andere wereld wordt beschouwd als een exquise
lekkernij. Een soort kaviaar, dacht ik aanvankelijk, maar Faber ziet anders.
Het is meer de ultieme drug. De vrouw de de lifters oppikt, Isserley genaamd,
is ook afkomstig uit die andere wereld. Daar was zij eens een dier met een
staart en een vacht, maar door middel van plastische chirurgie heeft zij een
menselijk uiterlijk gekregen. Zo zijn er bij haar een paar grote borsten
aangebracht, die geen ander doel hebben dan de ongelukkige lifters te lokken.
Naarmate het verhaal vordert, krijgt Isserley steeds meer menselijk trekjes,
maar voordat zich bij haar een geweten en een gevoel van vrijheid heeft
ontwikkeld, is er al heel wat vodselvlees vermalen.
Wie is die schrijver die dit
gruwelijke verhaal heeft verzonnen? Wie is de schrijver, die een boek heeft
geschreven waarin mensen worden behandeld als kistkalveren of als ganzen die
worden vet gemest? Mensenvlees als grondstof voor drugs.
Inmiddels rijden wij met ons
busje Edinburgh binnen. In het hotelletje waar wij hem zouden ophalen - het is
meer een veredelde bed and breakfast - blijkt hij reeds vertrokken. Wel heeft
hij een adres en een sporttas met vuil wasgoed achter gelaten. Het adres is het
adres van zijn uitgever Canongate Books, en of wij de tas mee willen
nemen. Canongate Books blijkt gehuisvest in het oude gedeelte van het centrum.
Het is een kleine uitgeverij, die nog hoopt te groeien. Nee, Michel Faber was
hier wel, maar nu is hij er niet. Wij lopen met een medewerkster van de
uitgever naar binnenplaats. Zij wijst op een raam op een van de hoger gelegen
verdiepingen. "Daar achter ligt hij", zegt ze, "maar hij is
ziek. Hij heeft de hele nacht overgegeven. Een migraineaanval. Nee, je kunt hem
niet opzoeken. Zwetend in zijn onderbroek, hij voelt zich zo ontoonbaar".
Ook zijn vrouw is er niet. Zij had ook al migraine, maar zij is nu naar het
ziekenhuis om een prik te halen. Ze kan binnen een half uur terug zijn.
Een verveeld rondhangen begint.
Wij kunnen in een urn gaan zitten om op Godot te wachten, maar besluiten een
broodje te gaan eten. Als we een half uur later terugkomen, treffen wij een
ingedoken figuur in een stoel. Hij oogt jong, maar hij ziet er uitgeput uit.
Alsof hij zojuist een ernstig ongeluk heeft overleefd.
"Nederlanders", zegt
de figuur met een Engels accent, "jullie zijn de Nederlanders. Je herkent
ze overal". Hij moet het zijn. Wij schudden hem de hand. Hij vertelt dat
hij doodmoe is en nauwelijks kan praten. Wij stellen voor alle cameraspullen
ingepakt te laten en nog diezelfde middag terug naar huis te vliegen, maar dat
is niet nodig. Hij redt het wel, als hij eerst maar goed geslapen heeft. Dan
komt zijn vrouw binnen. Zij is monter, aan niets is te zien dat zij een
bezoekje aan het ziekenhuis heeft gebracht. Als iedereen een kwartier later is
ingestapt, ziet het er naar uit dat toch niet voor niets naar Schotland zijn
gekomen.
Wij verlaten Edinburgh en
passeren de beroemde brug over de Firth of Forth. Het gaat naar het noorden,
richting Iverness. Dit is de A9, die in Under the Skin zo'n belangrijke
rol in zijn boek speelt. Het landschap wordt ruwer, bergachtiger, onhergzamer.
Wij naderen Aviemore, de eerste uitlopers van de Highlands. Op de toppen ligt
sneeuw en omdat het langzaam donker wordt, veranderen auto's in koplappen.
Langs deze weg heeft Isserley haar lifters opgepakt. Dit is Fabers weg des
doods.
De schrijver heeft zijn hoofd
op de schouder van zijn vrouw gelegd Hij lijkt te slapen. Af en toe murmelt hij
iets. Als wij in Aviemore zijn, wordt hij wakker. Tot onze verrassing stelt hij
voor het interview buiten te laten plaatsvinden, langs de snelweg. Wij stappen
uit. Een ijzige sneeuwwind slaat ons in het gezicht. Het verkeer raast huilend
langs. Wij vernikkelen. Voor het eerst komt er leven in het lichaam van Faber.
Het lijkt wel of hij geniet. Zijn hoofd is verscholen in een capuchon, maar ik
meen iets van grijns te zien. Onder zijn dikke winterjas haalt hij een
liftersbord te voorschijn. "Inverness please!", staat er op.
Dan gaat hij op deze unheimische plaats met zijn bord voor de camera staan. Wij
spreken Engels.
Michel Faber (still: Onno Krijnen)
- Je lift vaak. Wat is de lol daarvan?
"Het voordeel is dat
geen benzine hoeft te betalen of treinkaartjes. Zelfs al heb ik 25 jaar in
Australië gewoond, ik ben nog altijd Hollands genoeg om dit soort zaken
mee te laten spelen".
- Wat is de vreemdste lift die je hebt gekregen?
"De vreemdste lift die
ik ooit heb gekregen was van een speedboot op een trailer, die getrokken werd
door een auto. De tocht ging door de woestijn van Noord-Australië. De boot
was afgedekt met zeildoek, zodat ik er niet in kon zitten. Ik kon alleen op het
puntje van zijn neus zitten en moest me met touwen vasthouden. Vier uur lang
heb ik liggen braden in de woestijnzon".
- Door wat voor soort mensen word je meegenomen?
"In het begin van mijn
lifterscarrière hield ik er nog bepaalde regels op na. Ik dacht dat
bepaalde mensen je nooit zullen meenemen. Zo word je nooit meegenomen door oude
mensen. Die zijn bang beroofd te worden. En je wordt nooit meegenomen door een
mooie jonge meid, want die is natuurlijk bang dat je haar zult verkrachten.
Maar in al die jaren heb ik heb ervaren dat er geen regels zijn. Je kunt door
iedereen worden meegenomen".
- Is er ooit wel eens iets gevaarlijks gebeurd?
"Nee, ik ben eigenlijk
nooit aangevallen. Ik ben wel eens meegenomen door iemand die een klein beetje
leek op Isserley. Ze was helemaal niet angstaanjagend. Zo was ongeveer zo
groot. (Hij wijst met zijn hand ter hoogte van zijn heup). Ze nam mij mee in de
middle of no where. Ik had heel gemakkelijk gevaarlijk voor haar kunnen zijn,
maar er gebeurde niets en wij een heel interessant gesprek".
- Was zij een inspiratiebron voor je boek?
"Niet zo direct. Mijn
inspiratiebron is dat ik gek ben. A crazy person. Daarom is de wereld van
Isserley mijn wereld".
- Is ze mens of buitenaards?
"Ze is een mens,
natuurlijk.
- Hoe weet je dat?
"Wanneer jij degene
bent die naar de wereld kijkt, dan doe je dat altijd als mens".
- Waarom geef je haar zo veel pijn?
"Isserley is niet
geboren om rechtop te staan, zoals wij. Ze is geboren om op vier poten te gaan.
Om ervoor te zorgen dat zij kan zitten en een auto te besturen, moest er zeer
ingrijpende chirurgie op haar worden toegepast. Zo raakte zij een van haar zes
vingers kwijt. Ze moest ook speciale schoenen dragen vanwege haar voetnagels.
Het zou niet goed zijn als mensen dat konden zien.
- En toch is het geen Science-Fiction boek.
"Nee, beslist niet.
Het is een boek over een heel bijzondere vrouw.
- Waar komt ze vandaan? Waar is ze geboren?
"Ze is hier geboren
hier. (Hij wijst op zijn hart). Mijn ouders hebben mij meegenomen naar een
land, een kolonie, heel ver weg. Die ervaringen gaan terug naar de oorsprong
van deze roman".
- Zou je verliefd kunnen worden op de hoofdpersoon uit je boek?
"Ze is zo zeer mijzelf
dat ik vermoed niet verliefd op haar te kunnen worden. Ik heb te veel een
walging van mijzelf. Ik ben ziek van mijzelf. Net als Isserley. Ze wordt in
twee tegenovergestelde richtingen gedreven. Ze is heel ziek van zichzelf en
ziek van de pijn die zij moet dragen, ziek van de taak die zij moet verrichten.
Maar langzaam dringt het besef tot haar door dat zij terecht is gekomen in
wonderbaarlijk mooie wereld, die heel verschillend is van de wereld waar zij
vandaan komt. Dat geeft haar het gevoel dat het leven waard is geleefd te
worden. Dat er dingen bestaan waarover je gelukkig kunt zijn".
- Waarom ben je ziek van jezelf?
De 'farm' waar Isserley's lifters worden verwerkt. (still: Onno Krijnen)
"In mijn jeugd voelde
ik mij een totale vreemdeling. Een buitenstaander. Ik had het gevoel dat ik in
een oorlog verwikkeld was met het universum. Ik tegen het hele universum. Maar
iedereen die het opneemt tegen het universum, moet verliezen".
- Dat is wel een heel pathetische manier om de wereld te zien?
"Natuurlijk is het
pathetisch. Maar heel veel mensen die een pathetisch leven leiden doen dat
vanuit een heroïsche poging om verzet te plegen. Ze hebben het gevoel dat
zij geen compromissen mogen sluiten. Ik ben nu volwassen geworden. Ik heb
geleerd hoe je de wereld kunt waarderen".
- Maar je woont hier in Schotland nog altijd ver weg van de bewoonde wereld.
Is het een vlucht?
"O nee! Voor mij is
het een omhelzing van de wereld. Wonend in een stad, zou ik veel meer het
gevoel van een vlucht hebben. In een stad zit je altijd binnen, in een kamer.
Hier kan ik naar buiten stappen en zeggen: ja, dit is de wereld en ik maak er
deel van uit. Bovendien houd ik van een land dat seizoenen heeft. In
Australië lijkt alles op elkaar, het hele jaar door. Ik houd van het idee
dat de wereld slapen gaat in de winter, en dat zij in de zomer weer tot leven
komt".
Het wordt te koud en wij
besluiten weer in te stappen. Het is inmiddels geheel donker en de weg wordt
tweebaans. Ik zit achter het stuur. Even voorbij Inverness krijgt de auto
tijdens een inhaalmanoeuvre een klapband. Wij slingeren over de weg, maar met
enige geluk komt de wagen in de berm tot stilstand. Het is aardedonker.
Geschrokken stappen wij uit en proberen na te gaan hoe groot de schade is. Dan
klimt ook Michel uit de auto. Nog te verbouwereerd over het gebeurde, zie ik
hoe hij als een soort slaapwandelaar de snelweg oversteekt. Dan verdwijnt aan
de overkant van de weg, de duisternis in. Ik zie ook hoe Eva achter hem aan
holt en eveneens verdwijnt.
Wij staan nu bij een kapotte
auto, ergens op een godverlaten weg in Schotland. Op de wegenwacht hoeven niet
te rekenen. Ongeveer wij een kwartier proberen wij bij het schijnsel van een
zaklantaarn de band te verwisselen, maar het lukt niet. Als onze ogen aan de
duisternis zijn gewend, zien wij in de verte een licht en wij besluiten hulp te
halen. Even later turen wij door het verlichte raam van de boerderij en zien
Michel en Eva terug. Steunend op zijn ellebogen zit hij trillend aan tafel, de
handen voor het gezicht. Zij staat met een telefoon in de hoek van de kamer.
Er komt schot in onze
ongelukkige toestand. De boer weet ons te helpen bij het verwisselen van de
band. Michel wordt met een taxi vooruit gestuurd. Na ruim twee vertraging zijn
we weer op weg. Eva rijdt met ons mee om ons de weg te wijzen, maar door de
opwinding valt het haar niet gemakkelijk de weg naar haar eigen station aan te
wijzen. We spreken af dat wij een hotel gaan zoeken en dat wij de volgende dag
terugkomen.
Fearn Station House (still: Onno Krijnen)
De volgende ochtend staan
wij voor het stationnetje in Fearn. Een jaar geleden hebben de Fabers dit
gebouwtje. Ze wonen er nu. De spoorwegbeambten zijn weggetrokken, maar drie
maal per dag - de zondagen uitgezonderd - stopt er nog altijd een trein.
"De slaapkamer is aan de achterkant", zegt Eva, "het gebeurt wel
eens dat wij nog in bed liggen als er een trein passeert. Met de gordijnen open
liggen wij in elkaars armen en kijken naar de verbaasde blikken van de
reizigers". Ze lacht spontaan. Ze is geen gemutileerde Isserley, maar een
aantrekkelijke vrouw.
Faber laat zich niet zien. Hij
heeft de hele nacht gebraakt, maar hij hoopt dat zijn migraine vanmiddag is
weggetrokken, zodat wij dan het interview kunnen voortzetten. Intussen leidt
Eva ons langs de plaatsen die in Under the Skin zo'n belangrijke rol
spelen: de farm waar Isserley haar lifters ter verwerking naar toe brengt, het
Loch waar zij tot menselijke bezinning komt, de vuurtoren waar ze haar auto aan
het water prijs geeft.
- Hoe verklaar je Michels liefde voor het liften?
"Het heeft een hele
praktische reden. Hij kan niet autorijden. En daarnaast houdt hij van risico's
nemen. Hij is een soort uittesten van zijn relatie met het universum.
- Waar wacht hij op? Op de honkbalknuppel die komen gaat?
"Hij denkt dat de
meeste mensen die lifters meenemen uit edelmoedige motieven. Hij gelooft heel
sterk in de goede inborst van de meeste mensen. Hij heeft prachtige ervaringen.
De meeste mensen die lifters meenemen, zijn open-minded. Zij hebben goede
bedoelingen ten aanzien van anderen. Ze willen helpen, ze zijn vaak zelf
lifters.
- Maar op een dag kom je er een tegen die wil doden.
"Dat risico is er
altijd, ja
".
- En neemt hij je mee op zijn lifttochten. Dwingt hij je ertoe?
"Hahaha, het is meer
een teken van liefde. Als hij gaat liften, ga ik vaak mee. Ik weet nog dat wij
een keer midden in de nacht verdwaald waren in Aviemore. Het vroor. Het was
totaal donker. Ik hield mijn hand omhoog. Ik dacht wij gaan slapen in een
greppel en daar zullen wij sterven".
- Wat is de kracht van Under the Skin?
"Het is opmerkelijk
boek is, omdat het ons confronteert met de harde kanten van de werkelijkheid en
dat doet met een soort brute eerlijkheid. Maar tegelijkertijd is er een
verlangen naar iets beters. Iedere lifter die wordt vermoord, is een kort
verhaal. Via Isserley krijg je veel te horen over hun leven, maar er is steeds
dat ene patroon, dat ene drama: neemt zij de man lifter mee, wat zijn dood
betekent, of niet. Ontsnapt hij of gaat hij sterven?".
We keren terug naar het
stationnetje. Michel is geheel opgeknapt. Hij is klaar om vragen te
beantwoorden. Wij beginnen in het Nederlands en gaan na een paar vragen over in
het Engels.
- Waar ben je geboren?
"In de
Hilversumsestraat in Den Haag. Daar heb ik zeven jaar gewoond, maar ik kan er
niets van herinneren. Mijn geheugen is totaal weg. Ik weet alleen dat toen ik
zeven was mijn ouders hebben beslist om hun andere kinderen in Nederland achter
te laten. Ik werd toen al gekweld door gevoelens van grote eenzaamheid. Mijn
moeder zei altijd dat het zo vreemd was dat ik nooit met andere kinderen
speelde. Ze bracht eens een jongetje bij ons thuis in de hoop dat ik met dat
kindje zou praten. Hij heeft daar uren gezeten, ik heb hem niet eens een blik
waardig gekeurd".
- Maar door de gaten in je geheugen kun je dit alleen van je moeder gehoord
hebben.
"Natuurlijk! Het is
slechts wat zij mij heeft verteld. Maar ik denk dat alles wat we beleefd
hebben, toch op de een of andere manier blijft opgeslagen in ons lichaam, in
onze ziel. Of wij erbij kunnen is een andere zaak, maar het is er. Het is
gezien en gehoord. De trieste zaken van mijn jeugd zijn er, ik weet alleen niet
waar. Het voelt als een schaduw waar ik geen naam aan kan geven. Het is nogal
beangstigend. Ik leef in een tijdsframe die nogal beperkt is. Het gaat voorbij,
aan de voorkant komt er iets bij, maar aan de achterkant vallen er steeds meer
herinneringen af. Het maakt het ook moeilijker om gelukkig te zijn. De meeste
mensen worden wakker en hebben het gevoel dat de wereld er is voor mensen. Dat
het universum een goed plaats is om te zijn. Zij trekken erop uit. Maar ik word
vaak wakker met het gevoel van een droom die ik mij ook niet kan herinneren, en
ik denk: hé waar ben ik. Wat doe ik hier?".
- Voel je je gevangen in het verkeerde lichaam.
"Eigenlijk niet. Ik
ben altijd nogal gelukkig geweest met mijn fysiek. Het psychoanalytische idee
is dat je je geen dingen wilt herinneren die vervelend zijn. Het is mogelijk,
ik weet het niet. Ik kan ook niets meer ruiken, maar ik houd er rekening mee
dat ik ooit weer iets zou kunnen ruiken. Misschien herken ik dan wel een geur
die zo vervelend ruikt dat ik kan begrijpen waarom ik besloten heb nooit meer
te hoeven ruiken".
- Wat weet je van de Nederlandse literatuur?
"Ik heb een tijd
Nederlands gestudeerd in Australië. Ik heb daar de Max Havelaar gelezen en
ik kon het waarderen, hoewel ik in die tijd ook Dickens las en hem eigenlijk
beter vond. Ik was erg onder de indruk van Hermans en ik las ook Wolkers.
Jacques Hamelink vond ik aardig, maar Mulisch was te moeilijk voor me,
misschien omdat ik te jong was. Ik heb Op Weg Naar Het Einde gelezen,
maar vond het zo slaapverwekkend dat ik het heb opgegeven. Maar van alle
Nederlands-talige schrijvers hield ik eigenlijk het meest van Paul van
Ostaijen".
- Je wist al vroeger dat je schrijver zou worden.
"Ja, maar het idee dat
ik ook gepubliceerd zou worden, zat daar niet aan vast. Ik kan een boek
voltooien en het dan wegleggen, om vervolgens een nieuw boek te beginnen. Ik
heb heel lang gedacht dat mijn boeken pas na mijn dood gepubliceerd zouden
worden. Dat heeft iets met armoede te maken. Ik tik niet. Ik schrijf alles
eerst met de hand. Op een manuscript te laten uittypen moest ik
1.25 betalen en ik was zo arm
dat ik dat niet kon betalen. En omdat je nu eenmaal geen handgeschreven
manuscript naar een uitgever kon sturen, dacht ik: dat is het dan".
- Erg fatalistisch.
"Ja, erg fatalistisch.
De grote strijd in mijn leven is nog steeds met fatalisme. Het is erg lastig
voor mij om te accepteren dat je zelf aan een situatie iets kunt
veranderen".
- Je lijdt aan die aanvallen van migraine. Beïnvloedt dat je
schrijven?
"Als ik migraine heb,
schrijf ik niet. Misschien is het de manier waarop de natuur ervoor zorgt dat
ik niet elke dag schrijf. Dat ik ook eens wat anders doe. Liefhebben
bijvoorbeeld".
HP/De Tijd, 10 maart 2000 © Max Pam
terug naar de
inhoudspagina
|