Gay Games
In augustus wordt Amsterdam
weer eens het strijdtoneel van een verpletterend gezellige gebeurtenis: de Gay
Games. Ik heb voor die periode al een reis geboekt naar een ver eiland, waar
zelfs Boudewijn Büch nog niet is geweest.
Denk niet dat ik iets heb tegen
onze homoseksuele medemens. Had ik vrienden dan was daar ongetwijfeld een homo
tussen geweest. Bovendien betrap ik onze hond wel eens op besnuffelingen van
homoseksuele aard en voeg daar nog eens bij dat wat mij betreft de EO van het
scherm mag worden gehaald zo lang die omroep principieel weigert homoseksuelen
in dienst te nemen, dan begrijpt u dat er op mij in discriminatoire zin niets
aan te merken valt. Seksueel ben ik helemaal correct.
Maar volgens mij behoren de Gay
Games tot het voorlaatste stadium van de emancipatie. Dit stadium, sprak
de socioloog, kenmerkt zich door de neiging om degenen te imiteren bij wie men
zich achtergesteld voelt. Men wil ook trouwen in witte Rolls Royce, men wil ook
kindertjes krijgen, al of niet geadopteerd, en men wil die kindertjes in een
wiegje kunnen leggen met roze gordijntjes en er dan tuut-tuut-poeh-poeh tegen
roepen, kortom, men wil in dat voorlaatste stadium van de emancipatie ook een
deel van de truttigheid die een onlosmakelijk deel is van het dagelijkse
bestaan. Men is eenvoudig nog niet toe aan het laatste stadium van de
emancipatie, dat inhoudt dat men geen enkele gedachte meer besteedt aan de
emancipatie omdat die inmiddels is bereikt. Dat is het hoogste. Dan kan men
gewoon weer aan het werk. Mooie dingen fabriceren, boeken lezen, hardlopen,
schaatsen, filosoferen en nog veel meer van dat soort bezigheden die het leven
de moeite waard maken.
Helaas horen de Gay Games daar
niet bij. Die beschouw ik meer als een verkrachting van de sport. Er wordt vaak
op de sport neergekeken, maar ik heb ontzag en bewondering voor de sportman of
sportvrouw die alles opoffert om een grootse prestatie te leveren. Zo'n
prestatie kan alleen worden verricht als de atleet zichzelf en zijn sport
volkomen serieus neemt, en dat is nu precies waaraan het ontbreekt bij de Gay
Games.
Kwalitatief zullen de Gay Games
op een laag pitje staan. Wereldrecords zullen er niet worden gebroken. De
homoatleet kan er, vergeleken bij de echte Olympische professionals, doorgaans
geen bal van, maar daar gaat het helemaal niet mee om, want in augustus komt de
hollende, springende en zwemmende homo vooral voor de gezelligheid naar
Amsterdam. Het programma ruikt in alles naar dat inmiddels verworden woord
ludiek. De Gay Games, dat is de mentaliteit van ach, het is allemaal toch maar
een spelletje. Verachting is misschien een zwaar woord, maar een gevoel van
afkeer komt wel bij mij op.
Om de Gay Games toch een
serieus tintje te geven, hebben de organisatoren getracht een verbinding te
leggen tussen sport en cultuur. Dat maakt het er eigenlijk niet beter op,
integendeel. J.H.Donner heeft eens opgemerkt dat een schaakpartij van Kasparov
haar schoonheid slechts ontleent aan de schaakzetten en niet aan het dat feit
dat Nabokov wel eens over het schaakspel heeft geschreven, of dat Borges er
door was gefascineerd. Schaken is alleen maar schaken. Een zin buiten het spel
om heeft het schaken niet.
Dat geldt niet alleen voor
schaken, het geldt voor alle sporten. De prestatie van een
polsstokhoogspringer, al of niet homoseksueel, krijgt geen hogere betekenis als
Hans van Maanen er een ballet over maakt. De hoogste betekenis die een
polstokhoogspringer kan verwerven is: 6 meter 20.
Ook voor de kunst lijkt de
homoseksuele kruisbestuiving - ja, ik word er melig van - met de sport geen
gelukkige. De discussie of homoseksuele kunst bestaat, hadden wij net achter de
rug. Homseksuele kunst is per definitie slechte kunst, terwijl kunst die door
homoseksuelen wordt gemaakt ook hele goede kunst kan zijn. Zoiets was het.
In Het Parool lees ik dat de
Gay Games "één grote inspirerende kick gaan worden". De
burgemeester van Amsterdam heeft zich inmiddels ook ingeschreven als deelnemer.
Hij gaat golfen. Hij kan daar weliswaar niks van, maar dat is nou juist het
leuke.
NRC\Handelsblad, 20 februari 1998 © Max Pam
|