De heilige (1)


        Binnen twee weken een boek gelezen over een joodse schurk (Weinreb) en een over een joodse heilige (Herzberg), en wanneer u mij zou vragen welke van de twee u mee moet nemen naar het onbewoonde eiland antwoord ik zonder aarzeling: Weinreb. Het is nu eenmaal altijd boeiender een boek te lezen over de schurk dan over de heilige, bij wie je al snel het gevoel krijgt verpletterd te worden onder zijn morele gelijk.
        De biografie van Arie Kuiper over Herzberg heet: Een wijze ging voorbij. Als die titel juist was geweest, zou het vast een onverdraaglijk boek zijn geworden, maar gelukkig valt het met die heiligheid en wijsheid van Herzberg wel mee. Herzberg had genoeg slechte eigenschappen om de biografie van Kuiper leesbaar te houden. Hij was gelijkhebberig, verdroeg kritiek maar slecht en maakte, zoals ieder mens, in zijn leven een paar ernstige beoordelingsfouten. Af en toe was hij werkelijk niet goed snik.
        Bovendien was hij in zijn thematiek heel beperkt. Zijn wereld bestond uitsluitend uit joden en niet-joden. Met uitzondering van een boek over de drankwet heeft Herzberg over niets anders geschreven dan over het jodendom en alles wat daarmee samenhangt. Dat is natuurlijk een heleboel, maar het is wel eens vermoeiend, en eigenlijk ook een zwakte dat in een verhaal van Herzberg de man die de deur achter zich dichtslaat altijd een jood is, of een niet-jood, maar nooit zo maar een man.
        Dat Herzberg door velen voor wijs werd aangezien, moet te maken hebben met het typisch christelijk idee dat mensen die veel geleden hebben dichter bij het licht van de waarheid komen. Niet voor niets schreef Herzberg veel in katholieke bladen als de Volkskrant en De Tijd, behoorde de oud-priester Huub Oosterhuis tot zijn beste vrienden en heeft de (ex)-katholiek Arie Kuiper een biografie over hem geschreven. In de eigen joodse kring kon Herzberg op heel wat meer weerstand rekenen en het is niet helemaal toevallig dat men daar het schrijven van de biografie aan Arie Kuiper heeft overgelaten.
        Eerlijk gezegd vind ik Herzbergs houding ten opzichte van het zionisme niet bepaald getuigen van een grote wijsheid. Al vroeg was Herzberg betrokken bij de Nederlandse Zionistenbond, maar met zijn eigen emigratie wilde het nooit vlotten, ook niet in 1939 toen het niet onwijs was geweest om Nederland te verlaten. Tijdens het lezen van Kuipers biografie, speelde voortdurend de boektitel door mijn hoofd, waarmee Karel van het Reve zijn collega Broekmeyer heeft vereeuwigd: Marius wil niet in Joegoslavië wonen. En Abel wilde diep in zijn hart niet in Israël wonen, hoewel hij dat toch eigenlijk als een soort joodse plicht beschouwde om daar naar toe te gaan.
        Alom is Herzberg geprezen om zijn mildheid en inderdaad zijn veel van zijn meningen een verademing in het naoorlogse, door verdriet verziekte klimaat van angst en wraakzucht. Toch is ook zijn houding ten opzichte van de Joodsche Raad weinig transparant. Hoewel hij zich in brieven zeer negatief uitliet over beide voorzitters van Joodsche Raad, is hij hen in het openbaar door dik en dun blijven verdedigen. Mogelijk is er bij Herzberg sprake van identificatie, want volgens Kuiper is het niet uitgesloten dat door een onhandigheidje van Herzberg zelf een lijst met namen van joodse jongens in handen is gevallen van Klaus Barbie. Herzberg heeft er nooit duidelijkheid over verschaft.
        Soms gaat Herzberg in zijn edelmoedigheid zo ver, dat hij bijna onuitstaanbaar wordt. Zo geeft Herzberg vlak voor zijn deportatie een gouden horloge bij ene meneer De Jong in bewaring geeft. Herzbergs dochter Esther vertelt dan het volgende: "De Jong heeft dat horloge zuinig bewaard. Hij is de hongerwinter van honger gestorven. Na de oorlog gaf mevrouw De Jong het horloge aan mijn vader terug. Abel was daar heel kwaad over. Hij vond het idioot dat zij het niet hadden gebruikt om er voedsel van te kopen". Was dat idioot of was dat indrukwekkend? Heel wat joden, die na de oorlog hun spullen terugkwamen halen en te horen kregen dat het voor eten was verpatst, zeiden: "Zie je wel, antisemieten".
        Lang heb ik nagedacht over Herzbergs standpunt ten opzichte van Weinreb. Snel heeft Herzberg ingezien dat Weinreb een oplichter was, maar zijn hoofdbezwaar bleef dat ook als Weinreb via zijn lijsten joden had gered er anderen zijn geweest die hun plaatsen hebben ingenomen. Hoe redelijk is dat verwijt? Stel, de Duitsers beslissen dat er bij een razzia vijftig mensen moeten worden opgepakt en gefusilleerd. Toevalllig vindt die razzia plaats voor mijn deur en door snel op te treden, weet ik een van die mensen ongezien uit de rij te trekken en bij mij thuis in veiligheid te brengen. Even later komen de Duitsers er achter dat zij er één te weinig hebben. Opnieuw plukken zij een willekeurige voorbijganger van de straat. Ben ik dan verantwoordelijk voor de dood van die voorbijganger? Had ik niets moeten doen, omdat de mogelijkheid bestond dat mijn reddingspoging zou kunnen leiden tot de dood van een ander? Er is Weinreb veel te verwijten, maar dit verwijt lijkt mij erg bruut.
        Herzberg kon slecht tegen kritiek en daarom is het maar goed dat hij dit stukje niet kan lezen. In '64 maakte Bram de Swaan in Propria Cures een paar rake opmerkingen over de sentimentaliteit van Herzbergs zionisme. Herzberg deed een jaar over zijn antwoord en liet zich toen erg kennen. "Wij hebben altijd gehoopt dat onze vele, vele lelijke jonge eendjes, die door de assimilatie zijn uitgebroed, zichzelf eens zouden herkennen. Ook al waren zij geen sierlijke zwanen".
        Dat schreef de man die heel geassimileerd altijd zionist was gebleven. Maar voor de rest was het natuurlijk een heel bijzonder mens.

NRC\Handelsblad, 28 november 1997 © Max Pam


terug naar de inhoudspagina