Als journalist droom je er wel eens van om een eigen
krant te beginnen. Je benoemt jezelf tot uitgever\hoofdredacteur en je begint
overal de beste krachten weg te kopen .
In een boekhandel in San
Fransisco kocht ik The Chief, een zevenhonderd pagina's dikke biografie
over krantenmagnaat William Randolph Hearst. Er zijn al eerder dikke boeken
over Hearst geschreven, maar deze keer heeft de biograaf - David Nasaw -
toegang gekregen tot privé-archieven. Ik begon te lezen en op pagina 63
besloot ik aan het eind van mijn reis naar San Fransisco terug te keren via de
coastal route 1. Aan deze weg langs de zee ligt San Simeon, het absurdistische
paleis dat Hearst voor zichzelf en voor de jetset van Hollywood heeft laten
bouwen. Charlie Chaplin was daar een regelmatige gast, Greta Garbo bracht er
een weekend door en Johnny Weismuller, alias Tarzan, sprong vanaf het dak van
een uit Griekenland overgebrachte tempel in het Neptunus-zwembad.
Als journalist droom je er wel
eens van om een eigen krant te beginnen. Je benoemt jezelf tot
uitgever\hoofdredacteur en je begint overal de beste krachten weg te kopen.
Geld speelt geen rol, mijnheer. De redacties binnen- en buitenland worden
bemand door topjournalisten, die stuk voor stuk over een gouden pennetje
beschikken. De parlementaire redactie bestaat uit messcherpe cynici, waarvoor
de machtshebbers alleen maar kunnen beven. Een netwerk van correspondenten
houdt de wereld in de gaten en bij de Volkskrant koop je nog even Campert en
Mulder weg. Harold Pinter, Gore Vidal en Naipaul leveren elke week een
bijdrage. George Steiner wordt verbannen naar het kolenhok, maar Adriaan van
Dis mag het zaterdag-supplement doen, op voorwaarde dat hij maandelijks
tenminste drie keer over het budget heengaat.
Hoe groot zou het startkapitaal
moeten zijn om zo'n droom waar te maken? De laatste die in Nederland getracht
heeft een eigen krant op te zetten was Pieter Storms. Het moest een
zondagskrant worden, maar het is hem ontglipt. Er mocht van de Nederlandse
vakbonden niet op zondag gewerkt worden en ondanks een u-bocht die via
België liep, werd het niets met het project. Wel bleef er, als ik het mij
goed herinner, een schuld over van veertig miljoen. Hoeveel zou je nodig hebben
om al die weerstand te overwinnen en ook nog eens de concurrentie van PCM, De
Telegraaf en Wegener weg te blazen? Twee honderd miljoen gulden is wel het
minste, maar ik denk dat ik voor mijn krant toch wel een miljard nodig heb.
Vorig jaar kon je bij Powerball, de Amerikaanse volksloterij, het bedrag
van 160 miljoen dollar winnen. Een aardig beginnetje, maar ik denk toch niet
dat het genoeg zal zijn. Ik moet er ook nog eens appartement in Manhattan en
een buiten in Nebraska van kopen.
Toch heeft William Randolph
Hearst (1863-1951) al dat soort dromen waar gemaakt. Het was natuurlijk een
andere tijd en het zat Hearst ontzettend mee dat hij zo'n enorm kapitaal van
zijn ouders erfde, maar als hij niet de innerlijke behoefte had gevoeld om
overal zijn stem te laten horen, was hij krantloos gestorven ergens op een
landgoed in Malibu. Hearst is begonnen bij de San Fransisco Examiner,
die eigendom was van zijn vader, maar het idee van een imperium is pas bij hem
opgekomen toen hij in 1895 naar New York verhuisde om daar de strijd aan de
binden met Joseph Pullitzer, nog zo'n naam uit de analen van de journalist die
groots en meeslepend wil leven.
In Nederland krijgt de
Volkskrant er soms 119 abonnees bij en gaan er bij Het Parool soms 23 abonnees
af. Als je wel eens een stukje schrijft voor de Volkskrant én je
schrijft ook wel eens een stukje voor NRC\Handelsblad, dan beginnen beide
kranten onmiddellijk te klagen over "het behoud van hun identiteit",
maar Hearst en Pullitzer hadden helemaal geen last van dat soort scrupules. Het
gevecht tussen hun kranten was bikkelhard, soms zelfs gewetenloos, maar het
moet ook weergaloos fascinerend zijn geweest.
De ene dag kocht Hearst voor
een dubbel salaris de eindredacteur weg bij Pullitzer, de volgende dag kocht
Pullitzer voor opnieuw het dubbele de eindredacteur weer terug. Daarna kocht
Hearst gewoon een hele redactie op bij zijn concurrent. Toen Pullitzer 's
ochtends op zijn krant kwam, waren de burelen leeg en zat alleen de redactiekat
te spinnen in de vensterbank. Om de oplage van zijn kranten te vergroten,
ontketende Hearst vervolgens een hele oorlog. Volgens zijn biograaf overdreef
Hearst alles, zelfs zijn eigen onfatsoen.
Door een te veel aan goede
smaak slechte smaak voortbrengen, zo zou je Hearst's Castle kunnen omschrijven.
Een prutje van kaviaar, slagroom, ganzenlever, parmaham en asperges, direct uit
de mixer. San Simeon hangt vol met duizenden en duizenden kunstvoorwerpen.
Sommige stukken zijn van topkwaliteit, al schijnt de familie na de dood van
William Randolph Hearst toch het beste voor zichzelf te hebben gehouden. Maar
wat er nog over is, en dat is heel veel, komt uit de duurste uitdragerijen. Het
hangt in kamers met Italiaanse plafonds uit de renaissance of het staat op de
oudste Perzische tapijten. Een verzameling van antiquiteiten met een
Rolex-functie.
Hearst kocht zijn spullen vaak
via de kunsthandelaar Duveen. In New York bezat Duveen een galerie in de vorm
van Griekse tempel. Hearst had een heilig ontzag voor Lord Duveen en Duveen,
zelf natuurlijk ook een ondernemer, wist daar handig gebruik van te maken. In
de biografie van S.N. Behrman over Duveen wordt elke binnenkomst van Duveen
beschreven als een gebeurtenis. Zijn kunsthistorische kennis werd als
onmetelijk beschouwd en zijn oog onfeilbaar. Zijn persoon was een toonbeeld van
verfijning en goede smaak.
Duveen had speciale trucs om
bij zijn klanten ontzag in te boezemen. Op een keer werd hij naar twee zeer
zeldzame Chinese vazen geleid. Duveen liep er enige tijd zwijgend om heen,
pakte toen plotseling zijn wandelstok en sloeg met een wel gemikte klap een van
de vazen in gruzelementen. "Fake", mompelde Duveen binnensmonds en
liep kwaaiig weg. De eigenaar van wat plotseling nog slechts scherven waren,
liet de boel opruimen en heeft nooit durven nagaan of Duveens oordeel eigenlijk
wel juist was.
Met Hearst blijkt Duveen iets
soortgelijks te hebben uitgehaald. De eerste keer dat Duveen bij Hearst op
bezoek kwam, moet hij wederom zwijgend door het appartement zijn gelopen, alle
antiquiteiten met een kritische blik in zich opnemend. Tenslotte hield Duveen
halt bij een reliëf van twee engelen, dat aan Rosselino was toegeschreven.
Duveen schudde onzichtbaar het hoofd en nauwelijks hoorbaar sprak hij zijn
twijfels uit over de authenticiteit van het stuk. Daarna spoedde Duveen zich
naar zijn galerie om bij te komen van de schok, waaraan zo veel namaak zijn
tere gestel had blootgesteld. Hearst was diep onder de indruk van Duveens
optreden en liep handenwringend door het huis, roepend: "Als de engelen
niet deugen, deugt hier helemaal niets!".
Vermoedelijk was Duveen de
enige die Hearst precies had waar hij hem hebben wilde. Om te beginnen wendde
Duveen voor dat hij liever niets aan Hearst verkocht, waardoor Hearst
begerigheid slechts werd gestimuleerd. Als Duveen tenslotte toch zo edelmoedig
was om iets aan Hearst af te staan, zei hij er altijd bij dat hij er niets op
wilde verdienen en dat Hearst het mocht kopen voor dezelfde prijs die hij er
voor had betaald. En vervolgens kreeg Hearst zo'n stuk veel en veel te duur in
de maag gesplitst! Er is zelfs het geval waarbij Hearst een schilderij afslaat
dat hem voor vijftig duizend dollar is aangeboden, om datzelfde schilderij een
maand later voor 250 duizend dollar te kopen wanneer het hem via Duveen wordt
aangeboden.
Uit brieven aan derden blijkt
dat Duveen niet bepaald een hoge dunk had van Hearst. Uiteindelijk is het ook
de tragiek van Hearst dat aan het einde van alle macht en al het geld niemand
hem eigenlijk serieus nam. San Simeon getuigt daarvan, juist door al die
immense studiezalen met die enorme bibliotheken. Eerste drukken van Baudelaire
en Rimbaud vind je in de boekenkasten, speciale werken van Churchill, duizenden
en duizenden catalogi van de schitterendste tentoonstellingen en veilingen.
Maar al uitgaven wekken niet de indruk dat iemand er ooit een blik in heeft
geslagen. De keus was ook niet zo moeilijk. Buiten kon je heerlijk zwemmen in
de met goud ingelegde zwembaden. Of een kijkje nemen bij de ijsberen in het
ijsberenverblijf dat mr. Hearst boven op zijn Californische berg had gebouwd
omdat mr. Hearst ijsberen zulke mooie dieren vond.
Op Hearst Castle hield Hearst
de standaard hoog. Voor wie 's nachts dronken werd, stond 's ochtends de
gepakte koffer klaar. Schitterende mensen in een schitterende omgeving, dat is
wat Hearst voor ogen stond. Na zijn dood bleek Hearst zijn kasteel te hebben
nagelaten aan de universiteit van Californië, maar die wilde al die bric
à brac niet hebben.
NRC\Handelsblad, 24 augustus en 1 september 2000 © Max Pam
terug naar de
inhoudspagina
|