Interview met Willem Frederik Hermans deel II

- Is de Mandarijnen uit rancune geschreven?
        "Er wordt uit en te na in het boek zelf betoogd, niet waar, dat wraakzucht een zeer belangrijke oorzaak van helderziendheid op literair gebied is, die kan leiden tot een goed literair oordeel. Maar rancune is niet altijd de motor. Om eens een tegenvoorbeeld uit mijn eigen, toch over het algemeen wraakzuchtige koker te geven, zou ik mijn stuk over Das Schloss van Kafka willen noemen. Ik heb een grote liefde voor Kafka en ik geloof dat de analyse die ik van Das Schloss heb gegeven totaal oorspronkelijk is. Ik heb niet alles gelezen wat er ooit ter wereld over Das Schloss geschreven is, maar wat ik erover zeg, wijkt af van wat de meeste andere commentatoren erover beweren. Ik geloof ook dat mijn stuk tot een beter begrip van die roman leidt. Maar uit wraakzucht is het niet geschreven."
-Wat me zo opvalt, ook uit de Mandarijnen, is dat veel van de mensen die erin worden aangevallen zo snel het kopje in de schoot hebben gelegd. Eigenlijk heeft alleen Morriën er iets tegenin geschreven. Hij probeert terug te slaan, maar er zijn weinig mensen die het gevoel hebben gehad dat bij erin slaagde een punt terug te scoren. Hebt u dat gevoel zelf ook gehad, of niet?
        "Dit voorbeeld van Morriën is niet zo'n erg goed voorbeeld. Morriën heeft niet teruggeschreven op het boek dat in 1964 uitkwam. Hij heeft alleen in '55 met een brochure gereageerd op een stuk over hemzelf dat in Podium had gestaan. Dat hoofdstukje over Morriën is later wel in de Mandarijnen opgenomen, maar in 1955 heeft hij eigenlijk alleen zijn eigen baan pogen te vegen in een contrabrochure. De rest heeft hij ongemoeid gelaten. Hij kon ook niet weten wat er nog verder zou komen. En bovendien, Morriën vertelt leugens, gemakkelijk te ontzenuwen. Maar hij vertelt ook wel enkele dingen die waar zijn. Hij zegt: Hermans kwam in Criterium - dat was in 1946 - en hij 'moest ons wel aanvaarden'. Dat was ook zo. Ik begon pas, als auteur. En ik merkte ogenblikkelijk dat ik met enorme weerstanden te maken zou hebben. U moet goed begrijpen: zo'n boek als Conserve , dat had ik al in 1943 aan John Meulenhoff aangeboden. Ik had de jonge John Meulenhoff in 1942 ontmoet. Hij las een aantal verhalen van mij en toen is afgesproken dat ik bij hem na de bevrijding een novellebundel zou publiceren. Dat is ook gebeurd, het latere Moedwil en misverstand. Maar toen ik in 1943 Conserve had geschreven en daarmee naar Meulenhoff ging , liet Meulenhoff het lezen aan Binnendijk en Binnendijk zei: totaal mislukt, op hol geslagen fantasie en al die soort dingen meer. Ik merkte toen al dat ik het heel moeilijk zou krijgen."
        "In '45 werd Criterium heropgericht, dat was voor de oorlog ook al een tijdschrift van Meulenhoff geweest. In Criterium werden stukken uit Conserve opgenomen, maar zelfs toen die door sommige kranten gunstig waren besproken, wilde Meulenhoff het hele boek niet uitgeven. In Criterium zaten een hoop redacteuren die weinig productief waren, zoals Adriaan Morriën. Ik had ook nog het verhaal dr. Klondyke in Criterium gepubliceerd en die redacteuren dachten: nou die Hermans produceert veel, laten we hem aantrekken als redacteur. Dat dachten zij van hún kant. Schrijven was ze te veel moeite, maar de redacteur uithangen wilden ze wel. Ik van mijn kant dacht: ik wil wel graag over een groot tijdschrift beschikken waarin ik mijn ideeën kwijt kan. Maar ik had snel in de gaten dat die andere redacteuren het met die ideeën niet eens waren. Dus ik dacht: ik moet ze op een of andere manier aan mij onderwerpen. In ieder geval wilde ik daar mijn voet tussen de deur houden om mijn stempel op dat tijdschrift te drukken. Dat staat in Morriëns brochure, dat is waar, dat had hij goed begrepen."
- U gebruikt bet woord 'onderwerpen'. U had ook kunnen denken: ik moet zorgen dat ik bevriend met ze raak.
        "Als daar ooit een proefschrift over wordt geschreven - en alle brieven uit die tijd bewaard zijn gebleven - dan kan men zien dat ik daartoe ook wel degelijk pogingen heb gedaan. Maar die mensen waren koppig! Of liever gezegd: het waren bange opportunisten. Zij dachten: die Hermans wordt zo raar gevonden, laten wij hem maar een beetje onder de tafel duwen. Aan de andere kant hadden ze mijn kopij nodig. De enige man die in die tijd tamelijk achter mij stond, was de oudste van het hele stel, Arthur van Rantwijk. Toen Tranen der acacia's in Criterium op verschijnen stond, kwam er ook een groot conflict. Morriën was er direct voor om te schipperen met Meulenhoff, Van der Veen wilde dat ook wel, maar Arthur van Rantwijk heeft er eigenlijk voor gezorgd dat publicatie van die roman in Criterium werd voortgezet, ondanks het feit dat Meulenhoff het er liever helemaal wilde uitgooien. Van Rantwijk, als man heel integer maar als auteur een volkomen vergeten figuur, heeft gezegd dat de stukken uit De tranen der acacia's zo belangrijk waren, dat ze moesten worden opgenomen."
- U vertelt in de Mandarijnen met enig genoegen dat Morriën na afloop het aan zijn maag kreeg. Dat was niet erg aardig. Ik heb wel de indruk dat het in die tijd hard tegen hard ging. Het moet toch een opwindende aangelegenheid zijn geweest, al dat gekibbel over het overnemen van tijdschriften en in redacties.
        "Ja, wat is nou niet aardig? Morriën had een brochure geschreven. Overal kondigde hij aan dat die zou gaan heten ik weet niet wat: humhumhum op Maagzuur. Stamppot op maagzuur, of zo iets, ik weet het niet precies meer. En toen kreeg hij het zelf aan zijn maag. Daarvoor moest hij naar het ziekenhuis. Gerard van het Reve, dit is waar, is hem daar gaan bezoeken en zei tegen hem: 'Nou, die brochure tegen Hermans, die lag je zeker zwaar op de maag, hé?' Toen heeft hij de titel veranderd in de Gruwelkamer van W. F. Hermans. Maar eerst zou die brochure Maar eerst zou die brochure de Gruwelkamer op maagzuur heten, of zoiets."
        "Tja, dat is nu eenmaal de waarheid. Het leven bakt ons dergelijke poetsen. In het boek laat ik het Van het Reve in gebroken Engels vertellen. 't Was net in de tijd waarin Van het Reve besloten had dat hij geen Nederlands meer kende. Ook een vergeten episode, maar toch heel belangrijk."
- Hoe ging dat persoonlijk? Je bent enige tijd met iemand bevriend geweest, je schrijft een stuk tegen hem... Als je hem weer ontmoet, kijk je dan de andere kant uit?
        "U moet beseffen: de tijd dat het grote Mandarijnen-boek uitkwam, begin 1964, was al lang de voornaamste inhoud van het boek bekend, die had al in tijdschriften gestaan, jaren daarvóór. Dus al die mensen zag ik helemaal niet meer. Bovendien woonde ik in Groningen."
- Een soort zelfgekozen isolement?
        "Ik kan niet zeggen dat ik om mezelf te isoleren naar Groningen ben vertrokken. Maar 't was nu eenmaal zo. Als ik eens in Amsterdam moest wezen, zocht ik die mensen niet op. Wat had ik te zoeken bij iemand als Adriaan Morriën? Die was toen al helemaal uitgeput, die was niets meer."
-De aanval op Ter Braak in de Mandarijnen is u misschien nog wel het meest kwalijk genomen. De afbraak van Ter Braak. Zo schrijft u: 'Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de Duitse overval van 1940 niet de oorzaak geweest is dat Ter Braak aan zijn leven een einde maakte, maar een onbewust gehoopte goede gelegenheid. Hij zou door de oorlog te overleven geen enkele geestelijke toekomst meer hebben gehad.'
        "Dat is mij kwalijk genomen, omdat het zo juist is. Voor, laten wij zeggen, de geestelijke figuur van Ter Braak is het een dodelijke opmerking, maar wel een die volkomen juist is. De waarheid drong voor het eerst door dat de hele reputatie van Ter Braak na de oorlog was opgevijzeld door mensen die elkaar napraatten, dat Ter Braak een grote figuur was van een literair zwaar formaat, groter zelfs dan Huizinga. Ter Braak werd in het Italiaans vertaald, en weet ik wat nog meer. Ik vond het iemand van secundaire betekenis. Hij was inderdaad, wat zijn vijanden hem voor de oorlog al verweten, een Nietzsche-naprater. Ter Braak was als een bastaardpaard, dat aldoor maar ja-knikkend achter een raspaard aanliep. Dat is het type van de essayist à la Ter Braak."
- Maar dan nog mag je niet suggereren dat die zelfmoord eigenlijk een heel verstandige beslissing is geweest. Dat doet u tocb?
        "Ja, zeer zeker. Ik zou niet weten wat Ter Braak na de oorlog nog te vertellen zou hebben gehad, als hij in leven was gebleven. De kans daarop was groot, want verschillende mensen die voor de oorlog tegen Hitler schreven, mits ze niet joods waren, hebben het tamelijk ongeschonden overleefd, niet waar? Vestdijk heeft een tijdje gevangen gezeten, zo waren er wel meer. Ter Braak had trouwens gemakkelijk naar Engeland kunnen vluchten. Maar dan was hij uit Engeland teruggekomen, wat dan.? Met al zijn babbels."
        "Maar ja, in Nederland is ontzettend veel mogelijk, dat wel. Ik begrijp ook niet dat Gomperts nog wat te vertellen heeft gehad na de oorlog, maar die is dan ook volledig verstomd, lang voordat hij de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt. Hetzelfde zou hebben gegolden voor Ter Braak. Hij begreep er al niets van voor de oorlog. Gesteld dat hij het had overleefd, dan had hij er weer niets van begrepen."
- Stel dat een schrijver is uitgeschreven. Hij bereikt niet neer de hoogtepunten uit zijn jeugd of uit zijn middelbare jaren, dan kun je toch nog niet tegen hem zeggen: wordt het eigenlijk niet eens tijd om zelfmoord te plegen. Het is beter dat je er rigoureus met ophoudt?
        "Dat heb ik ook niet gezegd, dat heb ik helemaal niet gezegd. Ten eerste heb ik gezegd dat de oorlog niet de enige oorzaak van Ter Braaks zelfmoord is geweest. Nu heb ik het over persoonlijke feiten, waar ik nu niet verder over uit wil weiden, maar het is wel zo dat Ter Braak al eens eerder aan zelfmoord had gehad. Ten tweede heb ik beweerd dat het aan een kant een geluk is dat hij het heeft gedaan. Een schrijver moet niet te oud worden."
        "Ik bedoel: wie weet hoe goed het zou zijn als ik zelf bijvoorbeeld... Ik heb al eens op mijn veertigste gezegd dat een schrijver eigenlijk niet ouder mag dan veertig jaar. Nu heb ik na mijn veertigste jaar nog een heel aardig boek geschreven, namelijk Nooit meer slapen... en De engelbewaarder, en nog een paar, maar dat kon ik op mijn veertigste jaar niet weten."
        "Ik bedoel, daarom is het maar goed dat ik mij op mijn veertigste jaar niet van kant heb gemaakt. Zelfs Onder professoren en Uit talloos veel miljoenen vind ik ook reusachtige boeken. Ik ben zelf op dat gebied altijd heel bescheiden geweest, dat kunt u nazoeken in een of ander oud interview, ik geloof met Henk Meyer, daarin heb ik gezegd dat het voor een schrijver eigenlijk met zijn veertigste jaar afgelopen moet wezen. Dat is toch heel normaal. Ik heb het geluk gehad dat ik nog een paar leuke boeken kon schrijven, maar dat zou Ter Braak niet hebben gedaan."
- Maar stel dat U het gevoel zou hebben dat het niet meer gaat, dan wordt het toch nog geen tijd om zelfmoord te plegen?
        "Je terugtrekken in een huisje op de Bahama's, of zo iets en verder zo nu en dan een ansichtkaart sturen, dat zal niemand je kwalijk nemen. Het gaat er maar om dat zo'n schrijver niet het hoogste woord moet willen voeren in de kritieken en dat hij zijn afgunst op schrijvers die beter zijn, voor zich houdt. Maar wat had Ter Braak dan moeten doen? Waar had hij verder nog over moeten babbelen?"
- Hij had de politiek in kunnen gaan.
        "Ja natuurlijk, hij zou een soort Aad Nuis zijn geworden, niet waar. De ene keer dit beweren, de andere keer dat beweren. Ter Braak dacht dat met Hitler de ondergang van de beschaving was aangebroken. Maar speciaal wat Nederland betreft kabbelde alles gewoon verder na de oorlog, uitgezonderd die mensen die extra pech hadden gehad en niet meer terugkwamen. De rest ging gewoon verder, koningin Wilhelmina kwam terug...daar had Ter Braak niet opgerekend."
- U zegt altijd dat de Mandarijnen niet echt invloed heeft gehad, maar wat Ter Braak betreft toch wel. Alleen Van Galen Last in het Handelsblad schrijft nog wel in die geest, maar verder toch niemand meer.
        "Ja nou...daarom werden ze natuurlijk geweldig kwaad. Toen ik dat zei, toen voelden de mensen die nog aan Ter Braak geloofden dat dit het begin van het einde was. Libertinage en dat soort bladen verdwenen toen."
- Wat verwijt U Ter Braak nu precies? Dat hij geen talent heeft, of dat hij Nietzsche tracht te vereren terwijl hij tevens het nationaal-socialisme trachtte aan te vallen?
        "Dat was een van de punten. Ik vind de stukken van Ter Braak over het nationaal-socialisme en over Nietzsche, domweg niet goed. Maar ik zeg niet dat Ter Braak helemaal geen talent had. Zo'n boek als Hampton Court is eigenlijk in vele opzichten een origineel boek. Vooral het begin is bijzonder origineel. En Ter Braak met een beetje minder domineesachtige minachting voor de romankunst had misschien een hele intelligente romancier kunnen worden, zo iets als Aldous Huxley. Ik geloof dat Huxley hem trouwens ook sterk heeft beïnvloed Ter Braak had zeker iets kunnen schrijven op het niveau van Huxley. Maar Ter Braak wilde preken, hij wilde weet ik wat voor invloed uitoefenen, hij wilde de dominee uithangen. En bovendien: Ter Braak werkte in vaste dienst voor een dagblad, Het Vaderland. Die was nu echt een journalist, niet waar. Als de hoofdredacteur een stuk las van Ter Braak, dan zei die: dat kan niet, dat moet eruit, enzovoorts meer. En op die manier gaar iemand onder het juk door. Ter Braak had dat nooit moeten accepteren."
- U bent nog gevraagd om criticus te worden bij Het Vaderland.
        "Inderdaad, in 1947 of '48, toen 's Gravesande daar wegging. Ik heb ik hem een briefje geschreven dat ik het niet deed. En ik had in die tijd echt geen cent hoor. Ik heb toen niet geweigerd uit overvloed, maar ik dacht er eenvoudig niet over. Het was een kwestie van afkeer. Ik had het gevoel: als je dat doet, ben je toch een burgerman. Het was niet te verenigen met mijn literaire ideeën dat je voor zo'n blad als Het Vaderland de burgerman in Den Haag moest gaan voorlichten. Ter Braaks literaire ideeën waren daar klaarblijkelijk wel mee te verenigen."
- U ziet Ter Braak als een burgerman.
        "Natuurlijk, Ter Braak had hetzelfde kunnen zeggen als Potgieter, die kort voor zijn dood een foto met zijn portret zag en toen teleurgesteld zei: 'Toch maar een burgerman.' Ik geloof trouwens ook dat Ter Braak zich over zichzelf ook wel eens in die zin heeft uitgelaten. Ik kan het niet precies citeren, want ik heb de Verzamelde Werken van Ter Braak al tien jaar niet meer in huis, maar ergens in een soort dagboekje dat hij in de meidagen van 1940 schreef, maakt hij een opmerking in die richting. Hij kijkt naar zijn bibliotheek - het was kort voor zijn dood - en dan zegt hij: 'Eigenlijk is alleen mijn bibliotheek mijn eigen vormgeving.' Dat is een trieste opmerking, maar voor een groot deel wel waar. Nou ja, niet helemaal, want ik zeg u, dat eerste hoofdstuk van Hampton Court is echt erg aardig. Dat heeft hij heel goed gezien. Bent u ooit in Hampton Court geweest?"
- Nee.
        "Dat is een paleis, even buiten Londen, geheel gebouwd van rode baksteen. Er staan enige honderden zeer hoge schoorstenen op de daken en van die schoorstenen zijn er geen twee precies eender. Dat maakt een soort surrealistische indruk. Ter Braak laat de hoofdpersoon van zijn boek daarheen een vakantiereisje maken, en die jongen krijgt dan een depressie. Hij wordt dus gek, en het is ook echt een plek om gek te worden. Dat heeft Ter Braak zeer goed gezien. Er had best iets van Ter Braak kunnen worden, maar het is niets geworden."
- Is het achteraf bezien een logische vriendschap geweest tussen Ter Braak en Du Perron?
        "Du Perron moest ook schipperen. Ik wil mij er niet erg in verdiepen, want achteraf is Du Perron ook niet zo'n erg grote schrijver. Maar Du Perron had meer kijk, die had een bredere blik dan Ter Braak. Hij had wat rondgekeken in Parijs. Hij had allerlei verschijnselen geproefd waar Ter Braak geen weet van had. Aan de andere kant had Ter Braak een betere opleiding. Dat wreekt zich bij Du Perron, die eigenlijk nooit iets anders is geweest dan een mislukte hbs-er."


Lees verder