De grofheden die men zich als freelancer moet laten welgevallen


        Met een mengeling van trots, spijt en angst stel ik vast dat er maar weinigen in de journalistiek een leven leiden zoals ik. Ik schrijf in verschillende kranten, verricht daarnaast radio- en televisiewerkzaamheden, maar ik doe dat als de volstrekte freelancer. Vrijwel nergens heb ik iets vastgelegd in een contract, wat betekent dat ik overal en op elk moment ergens uitgegooid kan worden.
        Ik beklaag mij daar niet over, het is mijn eigen fiere keus, maar het maakt mij wel kwetsbaar, zowel in psychologisch als in financieel opzicht.
        Over het algemeen wordt de freelancer bijzonder honds behandeld. Vooral van de kant van de kleine baasjes - iedereen kent ze, ze behoren tot het soort dat langzaam opgeklommen is zonder zelf iets te kunnen en dat daarom ook alles pleegt te haten dat zweemt naar vrijheid en talent - heeft de freelancer veel te duchten. De freelancer is het braaksel van de Nederlandse journalistiek. En natuurlijk de sluitpost, want zodra ergens bezuinigd moet worden, kiest men vanzelfsprekend "voor de eigen organisatie", waarbij het altijd opvalt dat er juist bezuinigd moet worden als men iemand weg wil hebben en dat er altijd geld is als men iemand wil houden.
        In de loop der jaren heb ik als freelancer vreemde dingen meegemaakt. Zo heb ik eens voor het blaadje van American Express een interview gemaakt met een lid uit Asschers diamantairs-dynastie, die mij allerlei trieste zaken vertelde over de Joodsche Raad en die ook nog eens uiteenzette waarom de diamantindustrie zich van Amsterdam naar Antwerpen had verplaatst.
        Een paar weken na inlevering ontving ik een briefje van de redactie waarin werd meegedeeld dat het niet de bedoeling was om in het blad van American Express over de oorlog te praten, dat men er ook geen behoefte aan had de Amsterdamse diamantindustrie in een ongunstig daglicht te stellen, dat men daarom de betreffende passages had geschrapt en dat, omdat het stuk na schrapping korter was geworden, een deel van het afgesproken honorarium zou worden ingehouden.
        Daar moest dus een advokaat aan te pas komen. Uiteindelijk kreeg ik mijn geld, maar dat ging bijna helemaal op aan de advokaatkosten die ik inmiddels had gemaakt.
        Als freelancer moet je trouwens erg lang op je geld wachten. Een wachttijd van drie, vier maanden is normaal. De NPS is zelfs een keer anderhalf jaar te laat geweest met betalen. Als ik alle rente zou optellen die ik in de loop der jaren heb gemist, omdat mijn opdrachtgevers "het even vergeten waren" - hun eigen salarissen vergeten ze trouwens nooit - dan zou ik met een gemak daarvan een Mercedes 320 SL met open dak kunnen kopen.
        Toch valt er, als je tenminste een dikke huid hebt, wel mee te leven. Met NRC\Handelsblad heb ik in die 25 jaar eigenlijk nooit moeilijkheden gehad. Een door en door fatsoenlijke krant. Wel heb ik een keer, toen bekend werd dat de krant op jaarbasis een winst van 200 miljoen gulden had gemaakt, voor mijn column een nederig opslagje gevraagd van ¦50,- (vijftig gulden), hetgeen mij werd geweigerd met de mededeling dat de eindredacteur voor een dergelijke ingreep geen ruimte kon vinden op zijn deelbegroting. Dit is overigens later rechtgezet.
        Maar voor de rest slechts tevredenheid. Bij Trouw, voor welke krant ik lange tijd een wekelijkse schaakrubriek schreef, ben ik eens zo slim geweest om te laten vastleggen dat mijn honorarium gekoppeld zou worden aan het inflatiecijfer. Vijf jaar lang gebeurde er niets. Toen ik daarop onze afspraak in herinnering bracht, kreeg ik na veel gemomper - ik moest het schriftelijke stuk persoonlijk aan de hoofdredactie laten zien, hij kon het zelf niet meer vinden - alsnog met terugwerkende kracht betaald, zij het slechts over een periode van drie jaar. "Het bedrag zou anders onredelijk hoog worden" - dat vinden ze nooit eens van hun eigen salaris.
        De hel, dat zijn de anderen.
        Maar voor de rest ging het heel goed bij Trouw. Over Het Parool kan ik heel kort zijn: geen klachten. Sytze van der Zee wilde gewoon alles schriftelijk vastleggen. "Niet eens zo zeer voor de krant, maar vooral voor jou", zei hij. Daarna is mijn honorarium altijd keurig binnen een tijdsbestek van drie weken overgemaakt. Ik zou willen dat er meer van zulke mensen als Sytze in de journalistiek rondliepen.
        Zelfs bij Vrij Nederland waar ik na 25 jaar ben weggegaan, heb ik zelden problemen gehad. Ja, op het laatst was niet meer met Joop van Tijn te leven, maar achteraf besef ik dat hij misschien toen al ernstig ziek was en dat ik al die niet nagekomen afspraken misschien niet zo hoog had moeten opnemen.
        Een heel ander verhaal is de Volkskrant.
        Vier maal in mijn carrière heb ik voor de Volkskrant iets gedaan voor een wat langere duur en drie daarvan zijn voortijdig afgebroken. De enige keer dat het goed ging met de Volkskrant was toen ik zaken deed met de toenmalige adjunct-hooofdredacteur Bert Vuijsje. Die is joods, dus niets aan de hand, alles goed afgesproken en nagekomen. De andere keren ging het mis. Ik denk dat het kwam omdat ik toen te maken kreeg met katholieken. Het klinkt gek, ik geef het toe, een mens moet niet discrimineren, maar ik heb er ook geen andere verklaring voor.
        De eerste aanvaring met de Volkskrant dateert al van heel lang geleden. Ik begon net, het moet in 1969 of 1970 zijn geweest, en sportredacteur Ben de Graaf had mij aangetrokken als schaakmedewerker. Ik nam de plaats in van Berry Withuis, op wiens routineuze stukjes de Volkskrant zo langzamerhand was uitgekeken. Uiteraard was Berry Withuis daar niet erg tevreden mee en hij mobiliseerde de Grote Max Euwe om een brief naar de hoofdredactie te schrijven. Dat deed de oud-wereldkampioen schaken ook en ik zie nog hoe Van der Pluijm, de toenmalige hoofdredacteur van de Volkskrant, woedend met die brief in zijn hand de redactie opkwam rennen.
        Hoe het mogelijk was dat de sportredactie zo'n broekkie had kunnen aannemen! Welke idioot had de geniale Berry Withuis, die nota bene simultaangrootmeester was, vervangen door ene Max Pan of Pam die net van de bewaarschool kwam. Op staande voet werd ik door Van der Pluijm ontslagen. Ik zat nog een stukje te schrijven, maar dat was niet meer nodig. Ik kon naar huis gaan.
        Het is toen aan de koppigheid van Ben de Graaf geweest dat ik twee weken later kon terugkeren. Daarom zul je uit mijn mond niet een kwaad woord over Ben horen. Wel over Theo Nolens, de man die toen chef-sport was. Met die Theo Nolens moest na verloop van tijd "weer eens over geld gesproken worden". Dat deden wij in café Hesp, een aan de Amstel gelegen etablissement waar de Volkskrant redacteuren Amstel plegen te drinken.
        "Goed", zei Nolens, "ik had gedacht 200 gulden per stukje".
        "Nou", antwoordde ik, "ik had gedacht 250 gulden per stukje".
        "Tsja", zei Nolens, "dan hebben wij een probleem, maar kun je leven met 225 gulden".
        "Dat lijkt mij een uitstekend compromis", antwoordde ik, "maar heeft het zin dat contractueel vast te leggen?".
        "Ach", zei Nolens, "dat is niet nodig. Ik hier een boekje waarin ik alles opschrijf. Telefoonnummers, adressen, afspraken, enzovoort. Kijk, dan noteer ik hier: Max Pam, 225 gulden per stukje. Dat lijkt mij wel voldoende".
        En terwijl ik over zijn schouder meekeek, schreef hij het in zijn boekje. Wij lieten ons nog eens inschenken en uur later trapte ik naar huis, trots op mijzelf dat ik zo hard had onderhandeld.
        Anderhalve maand later ontving mijn afrekening:
¦200 per stukje. Een fout, dacht ik nog even, maar dat bleek niet het geval. Na enig gekrakeel kwam er tenslotte een gesprek tot stand tussen Van der Pluijm, Nolens en mij.
        "Tsja", zei Van der Pluijm, "200 gulden dat leek ons wel genoeg".
        "Meer dan genoeg", beaamde Nolens.
        Het leek mij allemaal erg oneerlijk, maar ik dacht nu toch een grote troef te kunnen uitspelen.
        "Ja maar, Theo", zei ik, "je hebt het in je boekje geschreven, 225 gulden, kijk maar, je kunt zo op zoeken!".
        "Is dat zo?", vroeg Van der Pluijm bezorgd.
        "Mijn boekje? Ah...mijn boekje", zei Nolens, "dat is nou vervelend, dat heb ik vorige week tijdens de Tour de France verloren".
        Er viel een stilte. Ik wist niets te zeggen. Lang heeft mijn schaakmedewerkerschap niet meer geduurd en daarna ben ik twintig jaar bij de Volkskrant weggebleven, tot drie jaar geleden mijn oude mentor en mijn nieuwe fan Bert Vuisje weer contact zocht. Alles verliep aanvankelijk uitstekend, maar helaas vertrok Bert Vuijsje naar de Haagse Post, wat later trouwens ook weer een zegen bleek te zijn. Een freelancer moet het nu eenmaal hebben van mensen die hij kan vertrouwen.
        Maar begin dit jaar was het weer eens mis.
        Voor de Volkskrant schreef ik afwisselend met Gerard Mulder een column over wat altijd "de media" wordt genoemd. De afspraken daarover waren al moeizaam tot stand gekomen. Ze wilde mij wel, maar ook niet helemaal. Een redactrice met een onaangenaam harde stem onderhield over het feit dat ik ook voor NRC\Handelsblad schreef. Of dat wel kon, of ik daar niet mee wilde ophouden? Had ik misschien geen ruzie met NRC\Handelsblad?
        Nee, dat had ik niet.
        "Jammer", zei ze.
        Het klonk als een executie. Ik zou er nog van horen. Maar lange tijd hoorde ik niets. Ze zochten naar anderen - mij best - konden die kennelijk toch niet vinden en kwamen tenslotte weer bij mij terug. Zo begon het, maar ik geloof dat ze al weer snel van mij af wilden. Twee stukjes over het analfabetisme van Felix Rottenberg vielen niet in goede aarde, daarna nog een en nog een over Smaling - je hebt bij de Volkskrant nu eenmaal altijd de hete adem van het politiek correct denken in je nek.
        Ergens in juni belde de dame met de keiharde stem weer op. De column in Stroom hield op. "Het was voor één jaar, dat was afgesproken".
        "Met wie dan? Niet met mij".
        "Nou gewoon, afgesproken".
        Op papier stond natuurlijk niets, en god, wat moest ik aan dat boekje van Theo Nolens denken. Nee, de Volkskrant, dat is geen krant voor mij. Meer iets voor Gerard Mulder en minder iets voor Joost Zwagerman. Ik hoop maar - en ik vertrouw erop - dat Joost zich als een held gedraagt als een dezer dagen een keer stukje van hem wordt geweigerd. *)
        Het leven van een freelancer is verbrokkeld. Dat moet je aankunnen. Dingen komen en gaan, daar moet je geen moeite mee hebben. "De familie sterft van boven af en groeit van onderen weer aan", heeft Gerrit Achterberg gezegd, dat geldt ook voor de werkzaamheden in je leven.
         De radio-versie van het programma De Tafel van Pam houdt op, maar als alles volgens plan verloopt komt er binnenkort een televisie-versie. Helaas merkte ik bij het beëindigen van de radioversie weer eens hoe weinig heldhaftig die omroepbaasjes zijn. Geen mensen om bij onder te duiken.
         Dat programma, De Tafel van Pam, heb ik zeven jaar, wekelijks, gemaakt met Nelleke Noordervliet, Jaap van Heerden, Theo van Gogh en Boudewijn Büch, die later vervangen is door Wim T. Schippers. Ze kwamen trouw elke week en stemden hun vakanties zelfs af het programma. Gezegd moet worden dat zij wel vier weken vakantie doorbetaald kregen, maar dat mochten alleen de vier weken zijn tijdens de Tour de France. Dan was er namelijk geen uitzending, omdat wij moesten wijken voor de etappeaankomsten.
        Kortom, een variant van gedwongen winkelnering die ik nog niet eerder ben tegengekomen. Bij de NPS heb ik trouwens van alles meegemaakt. Uitzendingen die plotseling wegvielen omdat de NPS dat besliste, werden überhaupt nooit doorbetaald. Als argument werd gebruikt dat men niet hoefde te betalen "als het maar van te voren was aangemeld", een juridische misinterpretatie die ik eigenlijk niets anders is dan een vorm van oplichterij. Alsof er geen wachtgeld betaald hoeft te worden als maar op tijd wordt meegedeeld dat iemand ontslagen is. Maar je wilt geen ruzie, en daar word je als freelancer vaak mee gechanteerd.
         Erg lafhartig was ook het gedrag van NPS-programmaleider Rob Heukels. Hij kon het maar niet opbrengen mijn tafelgenoten mee te delen dat het programma beëindigd zou worden. Dan zat hij weer in vergadering, dan was hij weer ziek, dan was hij weer met vakantie, en tenslotte heeft Rob, de slapjanus, maar gevraagd of iemands anders het maar wilde doen. Die wilde dat ook niet, zodat geen van mijn tafelgenoten jaar officieel iets te horen heeft gekregen.
        Nu zult u zich misschien afvragen waarom ik als freelancer door blijf gaan. Het antwoord is tamelijk simpel. Je bent vrij en je doet het leukste werk: schrijven. Al die anderen, zitten maar te vergaderen, te leuteren, velen van hen doen er alles aan om hun talenten te laten verpieteren. Diep in hun hart zijn zij ook jaloers, op jou. Op jou, die zegt dat hij zich nergens iets van aantrekt, maar bij wie de angst van de leegte soms hard toeslaat.

*) En verdomd. Nog geen dag nadat dit stukje was verschenen, werd een stukje van Joost Zwagerman door de Volkskrant geweigerd. Daarop schreef Joost een nieuw stukje.

Hollands Maandblad, januari 1999 © Max Pam


terug naar de inhoudspagina