De Liefde

        Hoewel ik als columnist over de meest uiteenlopende zaken heb geschreven, heb ik het in die twintig jaar bij mijn weten nooit over de liefde gehad. Ik maak daaruit op dat de liefde geen onderwerp is, althans niet voor mij. Echtscheiding, wraak, verdriet, treurnis, haat, tegenslagen, ziekte, dood, concentratiekampen, het timmeren van een sinaasappelkistje - ja, dat zijn allemaal onderwerpen voor mij, maar de liefde niet. De liefde is ook niets voor kranten. Alleen in het Stan Huygens Journaal wordt er wel eens over gerept in het hoekje: Liefde is…
        Hier komt liefde uit het citatenboekje.
        "Liefde is een tiran die niemand spaart" - Corneille.
        "Liefde maakt een klein bed groot"- Bertus Aafjes.
        "Liefde is het waandenkbeeld dat de ene vrouw anders is dan de andere" - H.L. Mencken.
        Enzovoort. Ik bedoel maar. "Veel wijsheid ligt in korte woorden besloten", zei Sophocles al. Toch moet ook ik er deze keer aan geloven.
        De liefde heeft natuurlijk een voor-woordelijk stadium - dat streepje tussen voor en woordelijk heb ik van Heidegger, u zou het anders niet begrijpen - maar laat ik voor het gemak beginnen bij de zin waarin erkenning van de liefde wordt uitgesproken: "Ik houd van jou". Soms volgt daarop "en ik ook van jou", maar dat is geen vaste regel. Er wordt vaak gezegd dat de spreuk te snel wordt uitgesproken. Tegenwoordig hoort het tot het standaardpakket van goede raad dat ouders aan kinderen meegeven. Altijd met twee woorden spreken, je handen wassen als je naar de wc bent geweest en niet te snel zeggen: "Ik houd van je".
        Dat is natuurlijk gemakkelijker gezegd dan gedaan. De twee geliefden liggen in bed nog wat na te hijgen, als een van de twee het zich in een flits laat ontglippen: "Ik houd van jou". Een vreselijk moment van kwetsbaarheid. Wat gaat de ander doen? Zwijgen, glimlachen, binnensmonds mompelen: "Ik ook wel een beetje van jou". Van het antwoord hangt af of je er aan vast zit.
        Hoewel. Lang geleden, in de tijd dat ik nog in cafés kwam, zat ik samen met een goede vriend wat te drinken, toen er met woedende stappen een vrouw binnenkwam. Ze beende recht op mijn vriend en gaf hem zonder aankondiging een klap in het gezicht. Toen riep ze: "Maar gisteren zei je nog dat je van mijn hield!". Omdat mijn vriend niet alleen bekend stond als een verleider, maar er ook een was, begreep ik wel zo ongeveer wat er gebeurd was. Hij is altijd heel handig in dit soort situaties, maar toch was ik dit keer erg benieuwd hoe hij zich er uit zou redden - als er tenminste nog iets te redden viel.
        Nadat mijn vriend zich had hersteld en nog even over zijn wang had gewreven, nam hij het woord en zei: "Ja, dat was ook zo. Gisteren hield ik nog van je". Toen zweeg hij.
        Het effect van zijn woorden leidde tot een opmerkelijke implosie. De vrouw die zojuist nog was opgevallen door haar kordate en trefzekere optreden, raakte geheel in verwarring. Ze mompelde wat, streek met haar hand door het haar. Elke agressie gleed uit haar weg. Tenslotte ging ze aan ons tafeltje zitten en liet zich gedwee een drankje brengen. Ik moet bekennen dat ikzelf ook nog dagen over die opmerking heb nagedacht. Wat bedoelde mijn vriend ermee? Was hij oprecht geweest, of had hij gewoon geprobeerd met een leugentje zijn tegenstandster te overbluffen?
        Ik hield het aanvankelijk op het laatste, maar hoe langer ik erover nadacht, hoe meer mij een treffende analogie begon op te vallen met een probleem dat eens door Ludwig Wittgenstein is aangeroerd. Het is het probleem van de gewichtheffer die, staande voor een gewicht, zegt: "Dit gewicht ga ik optillen". Hij krijt zijn handen, bukt zich, maar hoe hij zich ook inspant, het lukt hem niet het gewicht omhoog te brengen. Aan het einde van zijn pogingen richt hij zich op en zegt: "Toen ik zei dat ik het gewicht ging optillen, kon ik het ook. Alleen lukt het mij nu niet meer".
        Is dat flauw of diepzinnig?
        Na al die jaren weet ik het eigenlijk nog niet, maar omdat die vraag mij al zo lang kwelt, ben ik geneigd haar eerder diepzinnig dan flauw te vinden. Maar een definitief antwoord is het niet. In mijn overmoed heb ik vaak gedacht dat ik iets kon, dat ik later in de werkelijkheid niet bleek te kunnen. Toch was ik overtuigd van mijn eigen kunnen. Het omgekeerd is ook wel gebeurd. Ik ben er zeker van geweest dat bepaalde dingen mij niet zouden lukken, maar die gingen moeiteloos toen ik ze eenmaal probeerde.
        Kun je van iemand houden en de volgende dag niet meer van iemand houden? Is houden van een algemene staat die met het verstrijken van tijd moet vervlakken, zoals een stad die langzaam onder het zand verdwijnt, of is de liefde zoiets als een schaakpartij of een voetbalwedstrijd waar plotseling een einde aankomt. Kan iemand in een moment van openbaring doorzien dat hij (of zij) niet meer van de ander houdt?
        In de erotiek hebben sommige momenten het gewicht van een laatste oordeel. Harry Mulisch vertrouwde mij eens toe dat hij tijdens het klaar komen in een vrouw al dacht: "Hoe krijg ik haar de tram in?". Dat klinkt misschien extreem onvriendelijk, maar het lijkt mij wel een eerlijk standpunt. Het is bovendien een waar standpunt. Iedereen denkt zulke dingen, zelfs over degenen van wie je houdt. Als ieder mens rond zijn middel een tekstbalkje zou hebben - ongeveer zoals je onder in beeld bij CNN-business de laatste beurskoersen voorbij ziet gaan - en op dat tekstbalkje zouden je gedachten worden geprojecteerd, dan zouden vermoedelijk maar weinig huwelijken standhouden. Eerlijkheid is een gruwelijk wapen, zeker in het huwelijk.
        Kent u trouwens het gedicht Struisvogels van Jan Eijkelboom? Dat gaat zo:

  De soort die meer het pompen is toegedaan
kijkt met open monden aan
langs de andere kant van een
betonnen gracht en barst
uit in applaus als
plotseling

de vogels opwippen en op hoge poten
in elegante deining elk een andere
kant op gaan. De ieder dier
toegeschreven tristesse
na afloop is hier
voorbeeldig afwezig.

        Hier wordt de mens omschreven als "de soort die meer het pompen is toegedaan". De toegeschreven tristesse, die voor de struisvogel kennelijk niet bestaat, kent de dichter die zelf ook tot een dierensoort behoort, maar al te goed. Liefde zonder een rijk seksleven acht ik voor mij persoonlijk vrijwel uitgesloten. Je hoort wel eens zeggen dat het pompen iets is waar je moe van wordt, dat niemand het eigenlijk voor zijn plezier doet en dat het hoofdzakelijk een lust is die slechts voortkomt uit de behoefte om de soort in stand te houden. De evolutie als remedie tegen de liefde. Niet voor mij.Gisteren hield ik nog van je, maar vandaag niet meer. Gisteren wilde ik nog het beste voor mijn genen, maar vandaag heb ik uitgevonden dat mijn genen in jou niet de beste toekomst hebben. Waar begint de tristesse en waar de liefde?
        Van hoeveel mensen kun je houden, tijdens je leven? Ook zo'n vraag die moeilijk zonder moraal te beantwoorden is. Een paar jaar geleden zag ik in de Verenigde Staten een rechtstreekse tv-uitzending van een proces tegen Zsazsa Gabor. De filmster, voormalig miss Hongarije, moet toen al over de zeventig zijn geweest. Ze stond terecht omdat ze een politieagent een klap had gegeven. In Hollywood was zij in een open auto door een rood stoplicht gereden en toen een agent - een jong broekie, zeker vijftig jaar jonger - haar een bekeuring wilde geven, had ze erop losgeslagen.
        De rechter stelde haar gedrag niet op prijs. Om haar brutale optreden af te straffen, stond hij even stil bij al haar huwelijken. De rechter dacht dat Zsazsa zich daarvoor zou schamen, maar ze was er trots op. Negen mannen en allen, op één na die hem niet omhoog had gekegen, hadden van haar gehouden. De rechter keek haar ongelovig aan en gaf haar nog een extra straf wegens contempt of court: wc's schoonmaken in een oude van dagen tehuis.
De agent stond er wat ongelukkig bij. Hij had het incident gerapporteerd, maar het was duidelijk dat hij daar spijt van had. Geslagen door een zeventigjarige vrouw en die bij de rechter aangeven, dat was niet iets waar je tegenover je vrienden over kon opscheppen.
        In de liefde is monogamie je ware. Je kunt maar van één iemand tegelijk houden. Maar er is ook een moderne variant, die zegt dat je monogaam kunt zijn in je relatie - in één van je relaties. Logisch, want je kunt tijdens je leven er meer relaties op na houden. Wij hebben het hier over een opeenstapeling van monogame relaties: de monogame polygamie. Sommige mensen gaan er van een scheiding alleen maar op vooruit. Bij Hemmingway bijvoorbeeld heb je het gevoel dat hij elke keer een nog leukere vrouw trouwde. Dat ging goed tot hij zelfmoord pleegde. Nog steeds weet niemand precies waarom, maar misschien heeft de oude man in hem gedacht dat hij zo langzamerhand geen recht meer had op een leuke vrouw.
        Voorafgaand aan elke scheiding moet zeker een van de partners op een gegeven moment beseft hebben dat de liefde voorbij was. Bij mij moet dat ook zo zijn gegaan, alleen is het gekke dat ik mij daar niets meer van kan herinneren. Op dit punt is mijn geheugen erg selectief. Ik heb verlaten en ben verlaten. De gevallen waarin ik verlaten heb, herinner ik slecht, zoals ik de schaakpartijen die ik gewonnen heb ook altijd snel vergeten ben. Winnen is normaal, dat is de normale staat van zijn. Maar de verliespartijen weet ik nog precies. Dagen lang malen ze door mijn hoofd, net als de gevallen waarin ik verlaten ben. De slaap verdraagt geen nederlaag. In bed lig ik te woelen en ik zie ik de zetten voor die ik had moeten spelen. Liefde waar ben je nu?
        Er is maar één remedie tegen. Nieuwe kansen, nieuw geluk. Een nieuwe liefde. Je moet dieven nu eenmaal met dieven bestrijden.

Hollands Maandblad, 4 juni 2000 © Max Pam


terug naar de inhoudspagina