Je kunt van Harry Mulisch
alles zeggen wat je wilt, maar bovenal is hij een self-made man. Een
autodidact. Zonder enige opleiding, zeg dus maar uit het niets, heeft hij zich
met een bijna even bewonderenswaardige als aandoenlijke ijver gestort op de
grote vragen van deze tijd. Ik schrijf dat niet met dédain, want
eigenlijk ben ikzelf - uiteraard op een veel aardser niveau - ook zo iemand.
Als je het heel vriendelijk wilt formuleren, zou je zelfs kunnen zeggen dat
iedereen die bezig is iets nieuws te ontdekken een autodidact is.
Maar de self-made man heeft ook
zijn zwakheden. Hij maakt weliswaar zichzelf, maar voor het overgrote deel doet
hij dat met materiaal dat door anderen is aangedragen. Dat bezorgt de selfmade
man minderwaardigheidsgevoelens en om die te compenseren heeft de selfmade man
nog wel eens de neiging om te koketteren met al zijn kennis. Om zo'n typische
Mulischiaanse paradox te gebruiken: de selfmade man kan alles en tegelijk kan
hij helemaal niets. Het enige dat hij kan is schrijven.
Misschien.
In De Procedure begint de
zelfwerkzaamheid van Mulisch al bij de omslag. In elk normaal boek staat
binnenin wie verantwoordelijk is voor de omslag, maar aangezien deze vermelding
dit keer ontbreekt, moeten wij aannemen dat Mulisch ook zelf de omslag heeft
ontworpen. En inderdaad: tegen een zwarte achtergrond zien wij het
Aleph-teken, de eerste letter uit het Hebreeuwse alfabet. De eerste
letter waarmee het allemaal is begonnen.
De omslag is, om met wijlen
J.H.Donner te spreken, "al helemaal Mulisch". De zwarte achtergrond
staat voor de dood en het aleph-teken, rood-bruin van kleur als de zware klei
waaruit de mens volgens de overlevering geschapen is, staat voor het leven. En
daarmee is het thema van De Procedure heel precies weergegeven: hoe het leven
voortkomt uit de dood.
Wij staan hier onmiddellijk
voor een onmogelijkheid. Een van Mulisch' jeugdhelden, de gestoorde filosoof
Otto Weininger, heeft dit eens een typische joodse omkering genoemd. Zeg maar
een leugen. Eerst is er het leven en pas daarna de dood. Je kunt de dood
weliswaar uit het leven verklaren, maar het leven niet uit de dood. De dood is
het uitvallen van levende functies, maar het leven begint niet met de spontane
generatie van dode elementen. Het leven ontstaat niet uit de dood, maar uit
andere levende organismen. Het leven ontstaat uit het leven zelf.
Wie niettemin het leven uit de
dood wil verklaren, heeft een dr. Frankenstein nodig - iemand die levenloze
organen aan elkaar naait, de bliksem er door heen laat gaan, om tenslotte een
monster te baren dat op zijn beurt weer dood en verderf zaait. Slechts de
uitschakeling van het monster kan een veilig voortbestaan van de mensheid
garanderen.
Dat is ook wat in De
Procedure gebeurt. Niet een maal, maar twee maal. Zowel de moord op de
golem, gepleegd door zijn schepper rabbijn Löw, als die op de hoofdpersoon
Victor Werker, vermoedelijk gepleegd door een jaloerse medewerker, is het
resultaat van de overtuiging dat een uit het leven opgewekte dood voor de
mensheid niets dan rampen kan betekenen. Die moorden hebben dan ook een morele
betekenis. Het is de mens niet toegestaan te knoeien met de dood, dat behoort
tot het prerogatief van God. Doet hij dat wel dan roept hij het onheil over
zichzelf af.
Harry Mulisch speelt piano.
(foto: Bert Nienhuis) |
Naar mijn gevoel volgt uit
het voorafgaande onafwendbaar dat De Procedure kampt met twee
intrinsieke zwakheden. In de eerste plaats is de thematiek van het boek die van
de B-film. Weliswaar gaat De Procedure gepaard met veel erudiet
wapengekletter - soms ook met een grapje, want de gemaakte golem in De
Procedure blijkt een wijfje te zijn - maar dat neemt niet weg dat je als
lezer voortdurend het gevoel blijft houden dat Victor Werker een veredelde
stripfiguur is, een kruising van dr. Frankenstein, prof. Lupardi en Boris
Karloff.
De tweede zwakte van de roman
zit hem erin dat Mulisch aannemelijk moet maken dat zijn hoofdpersoon er
inderdaad in is geslaagd een stof (het ebiont) te ontwerpen, die uit niets iets
levends genereert. Daarmee geraakt Mulisch opnieuw op het terrein dat bij
uitstek geschikt is voor de B-film: de science-fiction.
Dat Victor Werker een geniale
onderzoeker is, staat buiten kijf. Dat zijn schepper Harry Mulisch geen geniale
onderzoeker is, staat ook buiten kijf. Om die leemte op te vullen heeft
Mulisch, zoals onlangs bleek uit een tv-documentaire, een aantal van zijn
wetenschappelijke vrienden opgezocht om hen te vragen hoe zij de problemen
zouden oplossen als zij zelf ook geniaal zouden zijn. Die geniale oplossingen
van niet-geniale onderzoekers heeft Mulisch gemixed met een paar eigen
inzichten en zo is het ebiont ontstaan.
Het is vooral hier dat Mulisch
struikelt over het feit dat hij een autodidact is. Een groot deel van het boek
bestaat uit geleend materiaal, dat de lezer dikwijls ook nog in de vorm van
lesje voorgeschoteld krijgt. Soms is het lesje interessant genoeg, daar gaat
het niet om, maar het blijft een lesje. Niet een lesje van professor zelf, maar
een lesje van zijn exegeet Harry Mulisch. Daarbij speelt het mechanisme dat de
audidact naar mate hij meer moet lenen, steeds sterker de neiging zal hebben om
het gedeelte dat wel uit zijn eigen brein spruit, extremer en gekker te maken.
Dat is precies wat in De
Procedure is gebeurd. Misschien was Mulisch bij het schrijven van dit boek
gewoon uit vorm, misschien heeft hij het boek dat aan gene zijde van de wereld
al bestond, niet nauwkeurig genoeg uitgehakt of overgeschreven, feit is dat de
brei die hij ons nu voorschotelt gewoon goelasj blijft en nergens een helder
raamwerk wordt.
Zowel in De Compositie van
de Wereld als De ontdekking van de hemel heeft Mulisch de strategie
toegepast als in De Procedure. In De Compositie van de Wereld
werd nogal wat filosofie en hogere wetenschap op een discutabele wijze in
stelling gebracht, maar Mulisch deed dat soms zo elegant dat je bereid was hem
veel te vergeven. In De ontdekking van de hemel werden vooral in de
eerste 250 pagina's personages en gebeurtenissen met zo veel humor en
psychologisch inzicht beschreven, dat ook al snel bereid was een hoop van die
typische Mulischiaanse gekkigheid op de koop toe te nemen.
Maar in De Procedure
stokt het in de beschrijving van geloofwaardige personages. In maken van
vergelijkingen is Mulisch altijd erg goed geweest, maar als zijn hoofdpersoon
het na lange tijd weer eens doet met zijn vrouw - en dit keer uiteraard om tot
de creatie te komen - zakt Victor Werker als hij is klaargekomen weg in het
moeras.
Het moeras, een
cliché-beeld dat de schrijver dit keer even nodig had.
Schrijftechnisch gezien valt er
op De Procedure nog al wat aan te merken. Als je nou toch een boek wilt
schrijven met B-film thematiek en een B-film entourage, zorg er dan ook voor
dat verhaal de directe kracht heeft die een B-film de moeite waar kan maken. In
Casablanca is dat gelukt, maar De Procedure zal nooit een
Casablanca worden, zelfs geen Return of Frankenstein. Daarvoor is
De Procedure te wijdlopig.
Opnieuw noemt Mulisch zelfzelf
in De Procedure geen zinnenschrijver, geen boekenschrijver, maar een
oeuvre-schrijver. Hoe je een oeuvreschrijver kunt zijn zonder boeken te
schrijven en hoe je boeken kunt schrijven zonder zinnen te schrijven, weet ik
niet, maar zouden binnen zijn oeuvre een paar goede B-boeken niet misstaan.
Helaas is De Procedure ook voor die categorie te zwak.
Een B-boek moet net als een
B-film spannend zijn en dat lukt nergens hoewel er een paar moorden worden
gepleegd, en de schrijver aan het eind plotseling een poging doet om enige
suspense op te bouwen. De belangrijkste oorzaak van dat manco ligt bij de
schrijver zelf, die voortdurend zelf in beeld blijft loopt om je te laten weten
hoe geweldig geleerd hij is.
Dit keer is de eenvoudige
oeuvreschrijver te vergegaan.
HP\De Tijd, 18 oktober 1998 © Max Pam
|