Beter dan
Grunberg
Vorige week sprak
NRC\Handelsblad het ernstige vermoeden uit dat de roman De geschiedenis van
mijn kaalheid in werkelijkheid niet geschreven is door Marek van der Jagt,
maar door hun eigen medewerker Arnon Grunberg.
Oeps! Hebben wij iets
gemist?
De jury van de Anton
Wachterprijs deed dat in ieder geval niet. Zij kende De geschiedenis van
mijn kaalheid de prijs toe voor het beste debuut van het afgelopen jaar, al
verklaarden sommige juryleden achteraf dat zij van het begin af aan vonden dat
deze roman wel erg leek op het werk van Grunberg. Elke schrijver droomt er wel
eens van om de recensenten via een mystificatie een loer te draaien. Goede
schrijvers doen het omdat zij wel eens willen weten of hun eigen stijl wordt
herkend door al die recenserende parvenu's en slechte schrijvers doen het omdat
zij willen weten of al die recenserende parvenu's die slechte recensies
schrijven vanuit een vastgeroest vooroordeel. In dat laatste geval nam wijlen
Adriaan Venema zijn critici aardig beet. Het boek dat hij onder een andere naam
schreef, is zo'n beetje zijn enige boek dat lovend werd besproken.
De vraag wie de werkelijke
auteur is van De geschiedenis van mijn kaalheid doet mij een beetje
denken aan de discussie die ontstond nadat het Rembrandt Research
Project het schilderij De man met de helm schrapte als een echte
Rembrandt. Of het ook werkelijk gebeurd is, weet ik niet, maar er zijn toen
plannen geweest om het schilderij een minder vooraanstaande plaats in het
museum te geven. Dat is natuurlijk onzin. Een schilderij wordt niet minder mooi
als het niet door Rembrandt geschilderd blijkt te zijn. Hoogstens wordt
Rembrandt een mindere schilder als blijkt dat hij dat geweldige doek niet heeft
geschilderd.
Kortom, in allerlaatste
instantie is het helemaal niet van belang wiens naam er onder staat. Misschien
is De geschiedenis van mijn kaalheid wel het postume meesterwerk dat
Adriaan Venema ons vanuit het hiernamaals heeft gedicteerd. Het doet er
allemaal niet toe, slechts de inhoud telt. Als dat zo is, zou het alleen
vervelend zijn voor de jury van de Anton Wachterprijs, want je kunt van Adriaan
Venema alles zeggen wat je wilt, maar beslist niet dat hij een debutant is. De
prijs kan dan niet uitgereikt worden. Datzelfde geldt natuurlijk ten aanzien
Arnon Grunberg.
Zo blijft als enige echte vraag
over: is De geschiedenis van mijn kaalheid een goed boek, ja of nee?
Het antwoord luidt: ja. Sterker
nog, De geschiedenis van mijn kaalheid is niet alleen een goed boek, het
is ook een heel goed boek. In zekere zin is het zelfs beter dan
Grunbergs laatste roman Fantoompijn. De stijlovereenkomsten tussen
beide romans zijn inderdaad meer dan opvallend, waarbij ik zou willen opmerken
dat De geschiedenis van mijn kaalheid vooral Fantoompijn
overtreft, omdat in het boek van Van der Jagt veel minder expliciet wordt
gespeeld met het joodse element. Nou niet meteen beginnen te roepen, ik
bedoel er slechts mee dat De geschiedenis van mijn kaalheid daardoor
een algemener, universeler karakter heeft gekregen dan Fantoompijn
en dat het daardoor ook toegankelijker is voor lezers die minder goed in het
joodse universum zijn ingevoerd.
Misschien is De geschiedenis
van mijn kaalheid hier en daar een tikje wijdlopig, over het algemeen is
het een bijzonder geestig boek. Er valt veel te lachen en sommige scènes
zijn hilarisch als vanouds. Je kunt hoogstens zeggen dat Marek van der Jagt (of
Grunberg) het in zijn sukkelige schlemieligheid wel erg met zichzelf heeft
getroffen. De hoofdpersoon is gek en raar, hij begrijpt de liefde niet en zijn
pikkie is ook al een de kleine kant, maar ondertussen is hij iedereen toch te
slim af en beziet hij de wereld met een klinische helderheid die angstaanjagend
is.
De geschiedenis van mijn
kaalheid is een duidelijk voorbeeld van verhalende literatuur. Ik heb toch
al de indruk dat die vorm in Nederland eindelijk op de terugweg is, een
verheugend verschijnsel. Extra verheugend is het dat de roman niet in Nederland
speelt, maar in Oostenrijk. Van der Jagt schets met veel gevoel het wel en wee
van een Weens gezin. Hij wijdt niet uit, maar hij geeft je steeds net genoeg om
aannemelijk te maken dat hij hier geboren en getogen is. Het beeld dat hij van
zijn moeder schetst als de voorname, maar altijd tekort gekomen Grande Dame is
aandoenlijk en eigenlijk geldt dat ook voor de wijze waarop de tirannieke vader
wordt neergezet: een tragische man die met zijn gezin ook maar moet zien te
overleven.
Het hoogtepunt van het boek is
de passage waarin Marek samen met zijn broer Pavel twee Luxemburgse meisjes
versiert en die mee naar huis neemt. Dat zit heel goed in elkaar en als lezer
vroeg ik af hoe het toch komt dat je zo kunt genieten van een handeling die je
al van de verte ziet aankomen. Dat Pavlev erin zal slagen om het mooiste meisje
te neuken, maar dat het tussen Marek en die minder mooie tenslotte niets wordt,
ligt natuurlijk van te voren al vast. Treffend is ook de ontdekking door de
moeder, die in naam wel een oogje in het zeil houdt, maar die uiteindelijk toch
stimuleert wat er ook gebeuren moet.
Het slot van het boek is dan
ook volkomen logisch. Als zijn moeder naar de bergen wordt gestuurd om daar nog
enigszins te herstellen van de dodelijke kanker die bij haar is geconstateerd,
is Marek degene die haar vergezelt. Tijdens een wandeling suggereert zijn
moeder als een getuigenis van de vele verhoudingen die zij heeft gehad, dat
Marek wel eens niet de zoon van zijn vader zou kunnen zijn. Waarop Marek zijn
moeder van de berg afduwt en waarmee alles letterlijk op zijn en haar plaats
valt.
Zelden heeft een gerenommeerd
auteur zo'n prachtig debuut geschreven!
Het lijkt me trouwens een
interessante opdracht voor iedere schrijver om in de jaren van erkenning toch
nog eens een boek te schrijven alsof het een debuut is. Cees Nooteboom kan op
die manier misschien zijn Philip en de anderen stilletjes laten
verdwijnen.
Wij zouden hier natuurlijk een
psychologische boom kunnen opzetten over de schrijver die een andere identiteit
wil aannemen, maar ik zal dat achterwege laten. Op de omslag van De
geschiedenis van mijn kaalheid staat een foto van een jongeman die op een
stoep zit. Daarmee wordt suggereerd dat deze jongeman Marek van der Jagt moet
zijn. In het binnenwerk valt te lezen dat de omslagillustratie afkomstig is van
de Stichting Foto Anoniem. Dat spoor zal ongetwijfeld ook doodlopen. De
foto is niet helemaal scherp. De jongeman lijkt meer op de jonge Otto Weininger
dan op een jongeman van nu. Nee, dat ventje dat op die omslag staat, komt
straks heus in Harlingen zijn prijs niet ophalen.
HP\De Tijd, 13 oktober 2000 ©Max Pam
terug naar de
inhoudspagina
|