Het verschil, het nieuwe boek van Monika van Paemel, is nog niet
eens begonnen of je moet je afvragen over de schrijfster eigenlijk wel
schrijven kan. "Dit boek", staat er parmantig op de eerste
opdrachtpagina, "verhoudt zich tot de werkelijkheid als een verhaal, en
omgekeerd". Maar mevrouw Van Paemel, dat is helemaal geen Nederlands.
Syntactisch verhoudt iets zich tot iets anders zoals dat anders zich tot iets
verhoudt, maar zoals u het opschrijft, mevrouw Paemel, valt niet eens te
begrijpen wat u nu eigenlijk bedoelt.
Op de tweede opdrachtpagina wordt het nog erger. Daar vertelt mevrouw Van
Paemel een mop, maar dan totaal verkeerd. Ze vertelt hem zo:
"De tsaar beval de jood - die geen verstand van paarden had - 'Je krijgt
zes maanden om mijn paard te leren spreken'.
De kozak: 'Dat gaat je je kop kosten!'.
De jood: 'Ik heb zes maanden; de tsaar kan sterven, ik kan sterven, of, je
weet maar nooit, het paard zal spreken'".
Het is niet eens zo'n leuke mop, maar daar gaat het niet om. Het gaat erom dat
de toevoeging - die geen verstand van paarden had - niet alleen overbodig is,
maar dat de hele mop er ook kapot door wordt gemaakt. Denkt mevrouw Van Paemel
nu werkelijk dat je verstand van paarden moet hebben om te weten dat ze niet
kunnen praten? Sterker nog: denkt mevrouw Van Paemel dat joden, en zelfs domme
joden die geen verstand hebben van paarden, niet weten dat paarden niet kunnen
praten". Oei, oei, mevrouw Van Paemel, laten wij het er maar op houden dat
u de mop die u daar zelf vertelt helemaal niet begrepen hebt.
En dan begint het boek, wat betekent dat het nog veel en veel erger wordt.
Harry Mulisch heeft half serieus half schertsend gezegd: "Ik bèn
de Tweede Wereldoorlog". Harry kon dat zeggen. Zijn vader was een Duitse
officier, zijn moeder een jodin, hijzelf is van 1927 en maakte de oorlog bewust
mee. Maar Monika van Paemel? Die gaat veel verder. Als voorzitster van De
Balkanactie, een Vlaamse hulporganisatie, heeft ze een reis gemaakt naar
Sarajevo. In Het verschil doet zij verslag van die reis en zij doet dat
op een manier waardoor de lezer alras begint te denken: die Monika van Paemel
is niet alleen de oorlog op de Balkan, zij is ook de oorlog in
het Midden Oosten, de Eerste en de Tweede Wereldoorlog, de oorlog in Vietnam,
zij ìs alle oorlogen die er ooit in de geschiedenis van de
mensheid zijn geweest. Baas boven baas.
Alleen Monika van Paemel is veilig geboren in 1945.
Een oorlog brengt veel menselijk lijden met zich mee, dat weet iedereen, maar
geen woordje komt in Het verschil zo vaak voor als het woordje
"ik". Er zijn pagina's waar negentig procent van de zinnen beginnen
met het woordje "ik". Ikikik. Overal heerst armoede en verdriet,
regeert de dood vanuit de stinkende graven, maar Monika van Paemel heeft het
over ikikik. Ze is ook heel vaak ziek als ze op reis is. Dan heeft ze weer
hoofdpijn, dan weer koorts of diarree. Ze moet ook heel vaak huilen. De mensen
die in hun platgeschoten plaggenhutten het hoofd boven water proberen te
houden, kijken telkens wel raar op als de baronesse Van Paemel jankend
binnenkomt om mee te lijden. Het verschil is een boek waarin de
hoofdpersoon voortdurend zonder gene vertelt hoe vreselijk het voor haar is dat
zij het lijden van anderen moet aanschouwen. Dat is echt allemaal te veel voor
haar tere gestel.
Dat alles is dan opgeschreven in een kwekkwak-taaltje, waarin de schrijfster
zelf ook voortdurend verdwaalt. Wat te denken van een zin als deze: "Het
leek soms op zingen in het donker, maar het was ook een protest, op velerlei
wijze tegenspreken, een postmoderne hutsekluts waarmee wij ons vermaakten en
waardoor wij ons verbonden wisten, en ook nog ezelsbruggetjes bouwden als
regenbogen boven het verschil".
De postmoderne hutsekluts waarmee wij ons verbonden voelen, is op pagina 45
ook helemaal de weg kwijt geraakt. Daar wordt een eigenaardig
natuurverschijnsel aldus beschreven: "Een ruiter te paard - zo ver weg dat
ik alleen maar kon raden of het een amazone was - bleek een tijdlang parallel
met de auto in het landschap, ofschoon de lichte dansende tred tegengesteld was
aan het razende malen van de autobanden". Liep dat paard soms
achterstevoren?
In haar met filosofische observaties doordesemde beschouwingen snijdt Monika
van Paemel onderwerpen aan, die andere, meer naïeve schrijvers misschien
zouden laten liggen. Welke boeken neem je bijvoorbeeld mee naar een onbewoond
eiland? Mevrouw Van Paemel wijdt er terecht enige kritische woorden aan. Ook
weet mevrouw Van Paemel te vertellen dat het beslist niet waar is dat je leven
in een flits aan je voorbijtrekt als je bezig bent dood neer te vallen. Hoe
mevrouw Van Paemel dat weet, vertelt ze er niet bij, maar kennelijk heeft ze
het uit eigen ervaring.
En natuurlijk komen wij weer de diepzinnigheid tegen dat een schrijver altijd
de waarheid liegt. Elke keer als Schopenhauer in een bepaald restaurant ging
eten, legde hij naast zich op tafel een goudstuk neer. Aan het eind van de
maaltijd stopte hij het goudstuk dan weer in zijn zak. Op een keer waagde een
ober het te vragen naar het waarom van dit ritueel, waarop Schopenhauer
antwoordde: "Ik heb besloten dit goudstuk aan de bedeling te geven, zodra
die huzaren daar in de hoek over iets anders praten dan over hun paarden".
Zo heb ik mij voorgenomen mijn huis aan het Leger des Heils te schenken als in
de Nederlandse literatuur nou eens een jaar lang niet wordt beweerd dat
literatuur eigenlijk het liegen van de waarheid is.
In haar verantwoording aan het slot van het boek schrijft Monika van Paemel
dat zij het lot van al die Bosnische vluchtelingen heeft verbonden aan het
verhaal van haar eigen jeugd, aan haar grootouders, hun taal en de haar
kinderjaren in Kongarije. Verdomd, interessant, maar is mevrouw Van Paemel niet
in de war met Kulgarije? Ach, ik wil niet laatdunkend doen over de geschiedenis
van Monika Van Paemels voorouders. Die zal ongetwijfeld hard en zwaar zijn
geweest. Waar het mij gaat is dat je niet naar een oorlogsgebied kunt reizen en
dan kunt terugkomen met het verhaal dat je eigen familie het heel lang geleden
ook heel moeilijk heeft gehad. Hoe pedant kun je zijn in deze moderne
hutsekluts? In Het verschil is Monika van Paemel de interviewster die
zelf voortdurend door beeld loopt. Gekleed in lompen begint ergens in de modder
een kind te huilen. Dat duurt in Het verschil nooit lang, want daar
springt Monika al naar voren om te vertellen hoe erg het hier is en hoe smerig
de wc's zijn.
Voor wie wil weten hoe oorlog werkelijk zijn en hoe het is de waarheid nu eens
niet te liegen, verwijs ik naar boeken van de Belgische oorlogsverslaggever
Dirk Draulans. Die vertellen ook in filosofisch opzicht heel wat meer dan het
gehinnik van Monika van Paemel.
HP\De Tijd, 15 september 2000 © Max Pam
terug naar de
inhoudspagina
|