Wanneer u mij zou vragen waar
het nieuwe boek van Cees Nooteboom, Allerzielen, over gaat dan kan ik
alleen maar met de hand op mijn hart verklaren: geen flauw idee!
Allerzielen is ook geen
roman in de klassieke zin des woords. Het is geen boek dat een verhaal vertelt
van a naar b, met een eind waarbij dankzij de plot de stukken als een kleine
openbaring in elkaar vallen.
Allerzielen is meer een
mijmerboek.
Arthur Daane, de hoofdpersoon
in Allerzielen, mijmert inderdaad over alles en iedereen: over
Nederlanders en Duitsers, over oude en nieuwe Grieken, over Spanje en de
Spanjaarden, over de planeet Mars en het universum, over de tijd die
voorbijgaat en toch ook weer niet, en over alles dat gewoon hier blijft
bestaan, terwijl je toch op reis bent en lijfelijk niet aanwezig bij de dingen
die je zojuist hebt verlaten. Er is eigenlijk geen hooggestemd onderwerp of
Arthur Daane mijmert er wel over.
Nu is er op zichzelf niets
tegen mijmeren zo lang er, om Reve te parafraseren, maar Gods zegen op rust.
Die zegen kun je verwerven door goed te schrijven, maar het probleem is dat de
vraag wat goed schrijven eigenlijk is niet eenstemmend wordt beantwoord. Zeker
is wel dat Nooteboom er alles aan heeft gedaan om Gods zegen af te smeken, al
was het alleen maar met de titel van zijn boek: Allerzielen.
Dat is ook de naam van de
feestdag die op 2 november wordt gevierd en waarbij de katholieken alle
gestorvenen herdenken. In de titel, zou je denken, moet dan ook het hoofdthema
van het boek besloten zijn.Toch vraag ik me af of ik het thema herkend zou
hebben, als ik de titel niet had geweten. Ik vermoed van niet. Daarvoor is
Allerzielen te structuurloos opgeschreven. Nooit heb je het gevoel dat
de ene gedachtegang voortvloeit uit de andere en dat er een logisch verband is
tussen de gebeurtenissen.
Er gebeurt in
Allerzielen sowieso erg weinig. Cameraman Arthur Daane wandelt bijna
vierhonderd pagina's werkeloos door Berlijn. Wij weten dat hij een eenzame ziel
is, omdat zijn vrouw en zijn kind bij een vliegtuigongeluk zijn omgekomen, maar
iets meer over omgekomenen komen wij eigenlijk niet te weten. Op zijn
wandelingen stuit Daane af en toe op een zwerver of op een politieagente, maar
dat lijkt nogal toevallig, want grote repercussies voor het verdere verloop van
het verhaal lijken die ontmoetingen niet te hebben. Verder heeft Daane een
platonische vriendin, die hem regelmatig vanuit Nederland opbelt om wijze raad
te geven en dineert hij met Duitse vrienden in een Weinstube
Vooral die tafelgesprekken met
zijn vrienden worden op zo'n ijle Olympische hoogte gevoerd dat het je af en
toe begint te duizelen. Het vervelende is alleen dat die gedachten altijd
flarden blijven, dat zij nooit helemaal worden afgerond. Ik had steeds het
gevoel dat ik een gesprek van de goden aan het volgen was, waarbij de verborgen
microfoon regelmatig uitviel, zodat ik bij het terugluisteren van de bandjes
het grootste deel zelf moest invullen. Dat is misschien bedoeld als een
literaire handgreep, maar op den duur werkt het erg vermoeiend.
Mogelijk speelt er ook iets
anders mee. Hoe verder ik in Allerzielen doordrong hoe meer het mij
begon op te vallen dat veel van die half afgemaakte gedachten te maken hebben
met het feit dat de verteller ook maar half op de hoogte is van de onderwerpen
die pleegt aan te snijden. Als in de tafelgesprekken heel chic wordt
gediscussieerd over Einstein en zijn god die niet dobbelt, dan merk je
onmiddellijk dat geen van de gesprekspartners weet waar en in welke context
Einstein die uitspraak heeft gedaan. Er wordt net nog niet gezegd dat de
relativiteitstheorie inhoudt dat alles nu relatief is, maar het lijkt er veel
op.
Op dezelfde manier wordt
omgegaan met uitspraken van de fysicus Freeman Dyson. Nooteboom geeft er iets
poëtische draai aan, niet vanuit een kennis van zaken, maar vanuit een
gebrek daaraan. En dat is voortdurend het schema. Zo heeft hij het ook steeds
over "wetenschappers", terwijl de echte wetenschappers een hekel aan
dat woord hebben en zichzelf liever "onderzoekers" noemen.
Allerzielen lijkt
typisch geschreven te zijn door een alfa-gymnasiast, die hogerop wil. De vrouw
die in Allerzielen de wetenschap symboliseert, heet dan ook Zenobia Stejn. Kan
het flauwer? Horen wij hier de nagalm van Harry Mulisch, die in De
Procedure een wijfjes-golem liet scheppen uit klei? Daar moest Nooteboom
uiteraard overheen met een wijfjes-Zeno.
Zenobia, boven komen!
Mam, mag ik met Aurora buiten
spelen?
Je kunt er om lachen, maar ik
schrijf dit niet uit ironie, maar eerder uit ergernis. Ergernis, omdat het
juist dit is wat mensen die weinig van literatuur weten voor echte literatuur
aanzien. Mogelijk heeft hij dit boek speciaal geschreven voor het Duitse
publiek, dat nu eenmaal sneller is geïmponeerd door iemand de het
universum in een groots gebaar wil omvatten. In ieder geval heeft Nooteboom
zich hier precies gehouden aan het voorschrift van zijn grote Duitse fan
Reich-Ranicki, die eens heeft gezegd - gebruld, is een beter woord - dat een
modern roman die langer is dan vier honderd pagina's nooit een goede roman kan
zijn.
Allerzielen heeft 399
pagina's.
Wat heeft Nooteboom gewild? Een
Europees boek schrijven? Een universeel boek schrijven? Inderdaad alles komt er
in voor. Er is geen plek op aarde of de cameraman is er ooit wel eens geweest.
Wij zijn nog niet op pagina 25 of de volgende namen zijn al gevallen: Malaga,
New York, Madrid, Berlijn, Java, Warschau, Moskou, Schiermonnikoog, de
Pyreneeën, Bosnië en Parijs. Daarna ben ik opgehouden met turven. Op
al die plaatsen heeft hij foto's gemaakt - de gestolde werkelijkheid, zeggen
wij poëtisch - en wijdt hij er melancholieke gedachten aan van het soort
dat het toch vreemd is daar te zijn en tegelijkertijd hier.
In feite is Allerzielen
geen roman, maar meer een uitgerekt essay over...ja, over wat? Er komt veel
filosofie in voor, althans geregeld vallen de namen van Hegel, Nietzsche en
Heidegger, maar ook paradeert een stoet van klassieke Griekse Reuzen voorbij.
Voor allen heeft Nooteboom wel een gedachte van halve pagina over. Een flard,
over iets, over een naamloos ding, over iets onbenoembaars, dat toch zijn
sporen nalaat in ons onbewuste.
Daarnaast wordt in
Allerzielen veel gediscussieerd over kunst, cultuur en wetenschap,
vooral als de gesprekspartners aan tafel gaan om te eten, want Europees als zij
zijn, willen zij streven voor het recht van ieder mens om te eten wat hij wil.
Als er naar muziek wordt geluisterd, dan is het ook altijd goede muziek. De
personen in Allerzielen zullen nou nooit naar Freddy Quinn luisteren of naar
een andere Schlagersanger. Het is de geest van Goethe die hier wordt
uitgedragen, al zou je ook van Goethe's spook kunnen spreken.
Toch heb ik bij het lezen van
Allerzielen vooral de associatie gekregen met Goed Wonen. Alles
is keurig en smaakvol ingericht, de coffeetablebooks liggen op de juiste
plaats, voor als straks de bezoekers komen. Alles is in gereedheid om straks
bij een goed glas wijn tot een goed gesprek te komen. Ze zullen er allemaal
zijn: de ambassadeur, de hoge ambtenaar van cultuur, en de fysicus, wiens vrouw
zo mooi viool speelt.
Stiekem zetten wij de microfoon
aan. Wij horen flarden. Langzaam vallen wij in slaap.
HP\De Tijd, 27 november 1999
|