Een nieuwe wind

        Nu de familie Zorreguieta bij de familie Oranje op bezoek is geweest en onze minister-president heeft verklaard dat zich hierbij geen nieuwe relevante feiten hebben voorgedaan, wil ik voorzichtig uw aandacht vragen voor een organisatie die straks een duizelingwekkende opeenstapeling van niet-relevante feiten moet gaan begeleiden. Het is een organisatie die nooit en te nimmer van iets weet en die straks als laatste officieel mag bevestigen wat inmiddels heel Nederland al lang via andere bronnen aan de weet is gekomen.
        Ik doel natuurlijk op de RVD - de Rijksvoorlichtingsdienst.
        Deze dienst wordt al jaren gerepresenteerd door directeur Eef Brouwers, maar sinds kort is er zo veel werk aan de winkel dat de RVD er een adjunct bij gekregen in de persoon van Gerard van der Wulp. Een ambitieuze man, dat zie je zo. Dankzij Gerard van der Wulp schijnt er in Den Haag ook een nieuwe wind te waaien, de wind van de openheid. Zo toonde onze minister-president tijdens de Olympische Spelen zo maar ineens zijn emoties door op te biechten dat hij lelijk in spanning had gezeten bij de beslissende strafbal van onze hockeyers. Dat had onze minister-president, lees ik in de Volkskrant, nooit gedaan zonder het inspirerende werk van Gerard van der Wulp.
        Ik wil niet stoken in een goed huwelijk, maar let op: die Van der Wulp streeft voor we het in de gaten hebben die Eef Brouwers voorbij. Ja, Gerard, wij hebben jou wel door! Nou moet ik er ook onmiddellijk bij zeggen dat ik een geweldige fan ben van Gerard van der Wulp. Zoals Gerard achter onze minister-president staat als de camera langzaam naar de minister-president draait voor een vraag die als niet-relevant het bos ingestuurd zal worden, dat is grote klasse. Gerard kijkt met het air van iemand die zwijgend toezicht houdt. In feite is hij natuurlijk het allemans knechtje, op wie achter zijn rug alleen maar wordt gespuugd, maar daar voor de camera gedraagt hij zich in dat ene moment als een man van allure.
        Voor mijzelf heb ik al een paar keer geprobeerd dat in de camera meekijken van Van der Wulp onder woorden te brengen, maar dat is verdraaid lastig. Van der Wulps probleem is dat hij niks mag zeggen. Stil spel spelend, staat hij er alleen maar bij. Op zichzelf is het al een hele kunst, want erbij staan en erbij staan zijn twee. Een bodyguard staat er al meteen heel anders bij en ik heb eens een veertig jaar jongere echtgenoot naast Elisabeth Taylor zien staan, en dat was ook weer anders.
        Wat Van der Wulp uitstraalt, is een mengeling van waardigheid en angst. Zijn waardigheid komt natuurlijk voort uit het besef dat hij - heel even en heel klein - de monarchie mag vertegenwoordigen, zijn angst uit de voortdurende dreiging dat de minister-president wel eens zijn mond voorbij zou kunnen praten. Maar er is meer. Het komt misschien omdat ik op dit ogenblik een biografie aan het lezen over de dichter A. Roland Holst, dat mij ineens een regel te binnenschoot die erg van toepassing is op de blik waarmee Van der Wulp de camera inkijkt.
        Jaren geleden, ik had de korte broek nog aan, verzorgde ik voor Vrij Nederland een rubriek die Het Wereldje heette. Daarin werd melding gemaakt van allerlei culturele feiten, bijvoorbeeld dat Harry Mulisch afgelopen dinsdag in de Leidsestraat was gesignaleerd. Dat soort dingen, maar op een keer kreeg ik een met de handgeschreven gedicht van Adriaan Roland Holst toegestuurd. De oude bard had zich boos gemaakt over een actuele gebeurtenis waarvan ik de portee helaas vergeten ben, maar wel weet ik nog dat het ging over een politicus die te bang was geweest een bepaalde beslissing te nemen. In dat vers stond één regel die ik altijd heb onthouden. Die regel luidt:

"zijn broek van drollen bol".
        
        Dat verheven taalgebruik, gecombineerd met een meer aardse inhoud doet mij op de een of andere manier onweerstaanbaar aan Gerard van der Wulp denken.
        Uiteraard wilde ik het vers in mijn rubriek opnemen, maar daags nadat ik het had ontvangen, belde Roland Holst zelf. Hij was in alle staten en wilde gedicht het onmiddellijk terug. Ik deed toen iets stoms, dat ik mijzelf tot op de dag van vandaag niet vergeef. Zonder een kopie te maken, deed ik wat de dichter mij vroeg. Hopelijk komt het nog eens boven water.

NRC\Handelsblad, 24 november 2000 © Max Pam


© Max Pam

terug naar de inhoudspagina