Bijna drie jaar geleden
volgde Joost Zwagerman mij op als columnist op de mediapagina Stroom van
de Volkskrant. Dat was goed voor de Volkskrant en gevaarlijk voor
Zwagerman. De Volkskrant kennende als een zure, humorloze krant met weinig
zelfkritiek voorspelde ik in Hollands Maandblad dat Zwagerman het wel eens
moeilijkheden zou kunnen krijgen. En inderdaad, nog geen dag nadat Hollands
Maandblad in de brievenbussen lag, werd een column van Zwagerman door de
Volkskrant geweigerd, omdat die ging over Volkskrant- medewerker Michael
Zeeman.
Zwagerman moet toen een
moeilijk dagje hebben doorgemaakt. Hij volgde eerst zijn hart en zei dat hij
stopte, maar snel daarop volgde hij zijn verstand en zijn portemonnee, en liet
weten dat hij toch doorging bij wat Jaap Fischer eens als "een
kutkrant" heeft bezongen. Gelukkig maar, want temidden van al die
bijeengeharkte nieuwtjes over Menno Buch, Sky Radio en de TV-Kapper is
Zwagerman een verademing op die mediapagina.
Inmiddels heeft Zwagerman zijn
columns gebundeld in Landschap met klein vuil, een Propria Cures-achtige
titel die er op duidt dat Zwagerman vooral wat kleine kwesties heeft uit te
vechten. Uiteraard ging ik in deze bundel het eerst op zoek naar het stuk over
Zeeman. De hand van de Volkskrant reikt toch niet zo ver dat men ook een bij de
Arbeiderspers uitgegeven boek in de greep kan houden. Dacht ik. Maar helaas,
het stuk over Zeeman staat er niet in, zodat wij er wel nooit achter zal komen
wat Zwagerman denkt over de boekeninspecteur van de VPRO. (Zie hiervoor de
rubriek Maar meneer...)
Toch heeft Zwagerman duidelijk
een ambivalente houding ten opzicht van de krant waarvoor hij schrijft. De
uitval tegen Zeeman mag dan zijn gesneuveld, andere Volkskrant-medewerkers
krijgen er wel degelijk van langs in Landschap met klein vuil. Zo maakt
Zwagerman gehakt van Volkskrant-criticus Arjan Peters, overigens in een stuk
dat in Vrij Nederland heeft gestaan. Op pijnlijke wijze toont Zwagerman
aan dat Peters met twee tongen heeft gesproken. Schnabbelend voor de
propagandablaadjes Nieuwsbrief en Six Books schrijft Peters
positief over boeken die hij in de Volkskrant heeft afgekraakt.
Ook Zwagermans eigen boek
Chaos en Rumoer onderging dat dubbelzinnig lot, en de wraak was dan ook
zoet toen Peters naar aanleiding van Zwagermans onthulling door de Volkskrant
werd geschorst. Helaas slechts voor een paar maanden. Een hoofdredacteur met
een beetje ruggengraat had zo'n medewerker natuurlijk voorgoed uit de kolommen
van zijn krant verwijderd. Het zegt trouwens wel iets over het niveau van de
kritiek in Nederland dat Peters ook gewoon kon blijven fungeren als jurylid van
allerlei literaire prijzen, maar hoe droevig dit allemaal ook is, Zwagermans
afrekening zal als een klassieke strafexpeditie de geschiedenis ingaan, te
vergelijken met die van W.F. Hermans tegen Jacques Gans of Adriaan van der
Veen.
In Landschap met klein vuil
krijgen ook de minderheidsuitbaters Anil Ramdas en Stephan Sanders het hard
te verduren. Hier lees ik Zwagermans bezwaren eveneens met instemming, al vind
ik dat hij veel te ver gaat in zijn verdediging van Mulisch tegenover Sanders.
Dat Sanders van Mulisch meer solidariteit had verwacht in de zaak-Padilla lijkt
mij volkomen terecht. Onredelijk lijkt me Zwagermans tegenwerping: "Het
malle is dat Padilla al jaren vrij man was toen Sanders dit dode paard achter
Mulisch' wagen spande. Padilla zat hoog en droog in de Verenigde Staten. Hij
was een drinkebroer geworden met nog maar weinig zin in en gevoel voor
poëzie". Wie Padilla's autobiografie Self-portrait of the
other leest begrijpt hoe onrechtvaardig die opmerking is. Er bestaat
natuurlijk een direct verband tussen Padilla's hoog en droge verdriet in de
Verenigde Staten en zijn gevangeniservaringen op Cuba.
In deze tijd van een verpolderd
harmoniemodel, is Zwagerman verfrissend polemisch. Het is altijd leuk om zo'n
warhoofd als Ephimenco in een tussenzinnetje beschreven te zien als brulkikker
met veel temperament en weinig hersens. Ook had Zwagerman al snel door dat Fons
van Westerloo eigenlijk meer een souteneur is dan beheerder van een netwerk.
Sterk is Zwagermans stukje over Pieter Giele, de man die met veel vertoon van
vuur ten grave werd gedragen, waarna ook zijn creatie de Roxy door al te
enthousiaste volgelingen in de fik werd gestoken. Met enkele effectieve
schimpscheuten maakt hij Ruud Verdonck belachelijk die in Trouw, pochend over
zijn eigen onkunde, had beweerd dat hij nog nooit van Pieter Giele had
gehoord en dat die Pieter Giele daarom niks kon wezen. Hilarisch is zijn korte
beschouwing over presentatrice Rémi van der Elzen die eens gezegd
schijnt te hebben: "Godzijdank hebben veel vrouwen zich de laatste tijd
weer hun eigen kut toegeëigend".
Uiteraard schrijft Zwagerman
ook dingen waar ik het totaal mee oneens ben, maar in het vermogen om
tegenspraak op te roepen, schuilt een aanbeveling. Zo valt Zwagerman volkomen
ten onrechte Jeroen Brouwers bij in diens polemiek met Rudy Kousbroek over het
realiteitsgehalte van de roman. Kousbroek had zich geërgerd aan de wijze
waarop de Jappenkampen worden beschreven in Bezonken rood, die anders
dan Brouwers ons wil laten geloven niet waren voorzien van prikkeldraad en
wachttorens. Zwagerman vindt kennelijk dat een schrijver zich als uitvoerder
van de fantasie en de verbeelding alles mag permitteren, maar hij vergeet dat
de kwaliteit van een literair werk slechts afneemt als een schrijver zich
opblaast met valse lucht. Een leeuw wordt niet gevaarlijker als je hem ook nog
de slurf van een olifant geeft en de giftanden van een slang. Zo'n leeuw wordt
er alleen maar bespottelijk door. In feite heeft Brouwers gespeculeerd op
gebrek aan kennis bij zijn lezers, wat ten aanzien van leeuwen lastiger is
omdat heel wat meer mensen weten hoe een leeuw er uitziet dan een
Jappenkamp.
Ook vind ik dat Kousbroeks
oprechte afkeer van de mode meer respect verdient. In zijn verdediging van de
mode vertoont Zwagerman een neiging die ook wel elders in zijn werk aan de
oppervlakte treedt, namelijk dat hij zich jonger en hipper voor wil doen dan
hij in werkelijkheid is. Zwagerman is op zijn best als hij half ironisch, half
filosofisch een fenomeen uit de mediawereld op de hak neemt. Zijn directe
satires vind ik minder geslaagd, dat is toch een apart genre waarvoor je wat
meer cabaretesk moet zijn aangelegd.
Tenslotte nog een detail. In
zijn column Have a cigar schrijft Zwagerman dat "Sigmund Freud
regelmatig kaart speelde met een groep vrienden". Deze formulering doet
vermoeden dat Zwagerman denkt dat Freud zoiets deed als bridgen of
klaverjassen. Dat is niet zo. Freud legde met zijn vrienden de Tarot. Dan valt
ook makkelijker te begrijpen waarom er tijdens het kaarten plotseling verhitte
discussies ontstonden. Maar voor de rest heb ik geen aanmerkingen, behalve dan
dat het jammer blijft dat de Volkskrant slechts één keer in de
twee weken van zijn diensten gebruik maakt. Ik weet wel een paar wekelijkse
columnisten bij de Volkskrant die zo voor Zwagerman hun plekje mogen
vrijmaken.
HP\De Tijd, 24 februari 2001 © Max Pam
terug naar de
inhoudspagina
|