Het Bureau: Om de
een of andere reden wil je toch weten hoe het afloopt met al die
slaapverwekkende onnozelaars en cynici.
In Australië, waar ik drie
weken was, speurde ik in de kranten naar berichten uit Nederland. De eerste
dagen vond ik in de tennisverslagen af en toe nog de namen van Nederlandse
tennissers, maar toen die achter elkaar werden uitgeschakeld, bleef er weinig
over dat verwees naar mijn vaderland.
Slechts een keer sprong mijn
hart open. Dat was door een boze ingezonden brief in The Australian.
Daarin werd melding gemaakt van het op zichzelf heugelijke feit dat de
Nederlandse kroonprins Willem-Alexander aan de kust van de Tasman-zee een beeld
had onthuld van de grote Nederlandse zeevaarder Abel Tasman. De ingezonden
brievenschrijver was echter boos, omdat geen enkele Australische krant deze
gebeurtenis de moeite waard had gevonden voor een berichtje. Een bezoek van de
Nederlandse kroonprins aan Australië wordt in Australië nu eenmaal
gerekend tot het non-nieuws.
Het is opmerkelijk hoe snel een
leven zonder Nederland went. Nooit meer Kok of Bolkestein, nooit meer de FNV of
het Holland Festival, nooit meer de EO of de TROS - het enige dat ik zou
missen, is een bruine boterham met ouwe Leidse kaas. Misschien dat je Nederland
gaat missen als je in Timboektoe woont of in een buitenwijk van Grozny, maar de
Nederlander die eenmaal in Australië voet aan land heeft gezet, verlangt
niet meer terug. Ik weet zeker dat August Willemse, die een paar maanden
geleden met zijn hele hebben en houwen naar Australie vertrok, daar heel
gelukkig wordt. Vermoedelijk is hij al opgehouden met stotteren. *)
Australië is niet alleen
geografisch onze tegenpool. Het heeft zo'n beetje alles wat wij niet hebben.
Hier is een grote adem over het landschap gegaan. Het is er weids, open,
afwisselend en avontuurlijk. Er zijn woestijnen en tropische regenwouden, en
meer naar het zuiden kun je in de winter schaatsen en skiën De stranden
zijn verlaten en schoon. Toeristen, voor zo ver die er zijn, herken je niet als
toeristen, want de meeste mensen dragen toch een korte broek en een t-shirt.
Maar bovenal is het er leeg.
Voor het eerst in mijn leven heb ik 's nachts op een open plek gestaan, vanwaar
in 360 graden om mij heen, tot aan de vaag te onderscheiden horizon, geen enkel
lichtje van een huis te zien was. Buiten zijn en geen verkeersgeluiden te
horen, dat had ik ook nog niet eerder meegemaakt. Alleen het exotische
gekwetter van de kaketoes en het oorverdovende getrommel van kikkers.
Ook reden wij over een
eindeloze weg - kaarsrecht, maar op en neer over de heuvels - voordat wij na 42
kilometer de eerste tegenligger tegenkwamen. Vijftig kilometer later stond er
een varaan op weg, een twee meter lange hagedis, die ons met zijn blik tot
stilstand bracht. Daarna stak hij zijn blauwe tong uit en schoot in de berm. Ik
had verwacht dat een dergelijk dier zou waggelen, maar zijn manier van bewegen
is elegant en van een angstaanjagende scherpte.
De eerste levende kangoeroe zag
ik pas na een week. De drie eerdere kangoeroes lagen dood langs de weg,
aangereden zoals bij ons de katten en de egels. Naar mate dieren meer op mensen
lijken, worden zij in onze ogen sympathieker. De kangoeroe is een heel
menselijk dier met een hoge aaibaarheidsfactor. Hun oogopslag is melancholiek,
maar hun gang is indrukwekkend.
Ik vermoed dat ze het
evolutionair tegen de mens hebben moeten afleggen, omdat zij in aanleg lui
zijn. In Australië lag al het voedsel voor het grijpen, dus hoefden zij
zich niet te druk te maken voor het dagelijkse levensonderhoud. Ik geloof niet
dat Marten Toonder ooit een kangoeroe in zijn verhalen heeft gebruikt, maar ik
zie het buideldier voor mij als een rentenier, die een pijpje rookt in zijn
ligstoel. Zonnebril op en een bloemetjesoverhemd aan met korte mouwen. Een
filosoof is hij niet, maar wel een levensgenieter.
De eerste levende kangoeroe die
ik zag, zat in het gras toen hij in het licht van de schijnwerper keek. Hij
spitste zijn oren, knipperde even met zijn ogen en knabbelde toen verder op het
bosje grassprieten dat hij in zijn handjes had. Verder gezien: een
boomkangoeroe, een ratkangoeroe, tientallen walibi's, een emu en zelfs de
beroemde platypus, het vogelbekdier. Men had ons aangeraden aan de rand van het
regenwoud rustig te gaan zitten, bij een door een dam afgescheiden meertje. In
inderdaad, daar kwam hij na een half uur, langzaam tussen de waterlelies naar
de oppervlakte. Hij was bruin en harig als een otter, maar met de snavel van
Donald Duck.
Australië en Nederland,
een grotere tegenstelling is niet mogelijk. Op de dertig uur durende heenweg
las ik in het vliegtuig (curs) Meneer Beerta (curs), deel 1 van J.J. Voskuils
epos (curs) Het Bureau (curs). Op de terugweg las ik deel 2, (curs) Vuile
Handen (curs). Zo voelde ik op de heenweg de opluchting dat ik dit alles achter
mij kon laten en op de terugweg de afkeer dat ik dit alles weer tegemoet ging.
Het Bureau is in al zijn vezels oer-Hollandse literatuur. Dit zijn de eerste
1366 pagina's over het leven op kantoor, en het worden er misschien wel vijf
duizend pagina's. Zoiets kan alleen in Nederland zo worden uitgegeven en in
Nederland succes hebben.
In de eerste 1366 pagina's
heeft hoofdpersoon Maarten Koning geen enkele interessante gedachte en dat
geldt ook voor de andere personages. Ambities heeft hij trouwens ook niet en
zijn werk bestaat slechts uit zinloze handelingen. Het lijkt wel of de hele
Nederlandse literatuur samenkomt in de figuur van Maarten Koning. Hier is niet
de grote adem van het volle leven over heengegaan, maar verslavend om te lezen
is het wel. Om de een of andere reden wil je toch weten hoe het afloopt met al
die slaapverwekkende onnozelaars en cynici.
Voskuil is van plan zeven delen
te schrijven, terwijl ik mij voorgenomen heb vaker naar Australie te gaan.
Telkens zal ik twee delen van Het Bureau meenemen, een voor op de heenweg en
een voor de terugweg. Bij deel zeven zit ik dan in Australie en hoef ik niet
meer terug.
Het Parool, 29 januari 1997 © Max Pam
terug naar de
inhoudspagina
|