Het huis van Harry de Winter

Beschaving (1)

Erik Jurgens heeft volkomen gelijk in zijn ingezonden brief die gisteren in deze krant stond. De tegenstanders van een deelraad voor de Amsterdamse binnenstad hadden in het referendum 132.484 stemmen moeten halen om het plan af te blazen - en daarmee basta. Stom van mij dat ik dacht dat het anders in elkaar zat. De volgende keer moet ik de kleine lettertjes beslist beter lezen.
    Toch blijf ik het absurd vinden dat tegenstanders telkens met grote meerderheid winnen en vervolgens te constateren dat de gewraakte plannen gewoon doorgaan. In het huidige systeem is het ook zo dat de voorstanders thuis kunnen blijven in de verwachting dat de tegenstanders de kiesdrempel toch niet zullen halen. Als je in Amsterdam huis aan huis de mening had gepeild, was die deelraad er nooit gekomen. Alleen bij herinvoering van de stemplicht zal zo'n correctief referendum werken, maar nu is het een dood middel. Na het zesde referendum in Amsterdam zaten zowel de winnaars als de verliezers weer met een kater. De winnaars omdat ze verloren hadden en de verliezers omdat de deelraad die ze nu toch krijgen slechts een minieme steun heeft onder de bevolking. Houdt Jurgens vol dat dit "naar meer smaakt", zoals hij in 1997 schreef.
    Het referendum in deze vorm is een uitholling van de democratie. Zelf ben ik om twee redenen niet gaan stemmen. Ten eerste geloofde ik niet dat de tegenstanders de kiesdrempel zouden halen en ten tweede leek me dat zo'n deelraad voor de binnenstad ook voordelen heeft. Het is waar dat de Amsterdamse binnenstad van algemeen belang is, maar soms moet je individueel boven algemeen belang laten prevaleren. Algemeen belang betekent bijvoorbeeld het aantrekken van nog meer toeristen. Dat is goed voor de economie, goed voor de werkgelegenheid, dus goed voor Amsterdam. Maar nóg meer toeristen is slecht voor de binnenstad. Er is ook een grens aan wat zo'n oude stadskern kan verstouwen.
    Dat is bijvoorbeeld gebleken tijdens de laatste Koninginnedag. Het is een algemeen belang dat Koninginnedag in hoofdstad van het land wordt gevierd, maar stel je eens voor dat de deelraad de moed zou hebben om Koninginnedag voor de binnenstad van Amsterdam af te schaffen. Wat een heerlijkheid zou dat zijn voor de bewoners. Geen gelal meer op straten en geen pis meer in hun portieken. Als er een deelraad komt die ook eens rigoureus voor een deelbelang durft op te komen dan hoeft dat helemaal niet zo slecht uit te pakken.
    Zo dacht ik, en bij het referendum bleef ik thuis. En de volgende morgen las ik in de krant wat ik wel had verwacht, namelijk dat wij thuisblijvende voorstanders hadden ge-wòòòn-nen. Nu heb ik, eerlijk gezegd, in al deze lokale kwesties geen onwrikbare meningen. Indertijd heb ik tegen de aanleg van IJburg gestemd teneinde de fuut en de tureluur weer alle broedgelegenheid te geven, maar nu ik mijn auto wel eens langs de oever parkeer, vind ik het mooi worden. Misschien stelt het van dichtbij niets voor, maar zo van uit de verte in de ochtendmist heeft het iets. Ik probeer mij zelfs al voor te stellen hoe het is daar te wonen.
    Het zal evenwel niet gemakkelijk zijn daar een huis te bemachtigen. Destijds beloofde gemeente dat er ook grote hoeveelheden "betaalbare" woningen in IJburg zouden komen. Wat betaalbaar precies is weet niemand, maar nu al wordt gevreesd dat IJburg vooral "een yuppiewijk" wordt waar de goedkoopste woningen toch nog altijd een half miljoen zullen kosten. De Amsterdamse gemeenteraad die het algemeen belang behartigt, is in paniek over deze ontwikkeling.
    Zittend op een bankje in het Vondelpark overpeins ik dit alles. Er ligt nog veel vuil van Koninginnedag. Aan de overkant staat een van de mooiste huizen van Amsterdam. Ik schat de waarde van vijf, zes miljoen. Het is het huis van tv-magnaat Harry de Winter. Laatst kwam ik zijn naam tegen als een van de ondertekenaars van het pamflet waarin wordt gewaarschuwd voor de ondergang van de beschaving. Er is veel armoede in de wereld legde Harry uit, samen met Jan Marijnissen, Freek de Jonge, Arjo Klamer en nog een paar andere miljonairs. Zo'n huis als dat aan de overkant wil ik ook, maar kennelijk doe ik iets verkeerd.

NRC\Handelsblad, 11 mei 2001

Titel van het pamflet.

De beschaving (2)

Vorige week beschreef ik hoe ik op een bankje in het Vondelpark zat en uitkeek op het huis van tv-magnaat Harry de Winter. Om me heen lag nog de rotzooi van Koninginnedag. Die is nooit helemaal opgeruimd, want sinds de gemeente toestaat dat er 's avonds wordt gepicknickt, is het Vondelpark een vuilnisbelt geworden. Maar dat huis van Harry, daar aan de overkant van het water, is prachtig. Een monumentaal herenhuis, volledig gerestaureerd, op een van de meest rustieke plekjes in de stad. Ik schrijf dit niet uit afgunst, eerder uit bewondering. Soms als ik met mijn hond naar het park loop, rijdt Harry langs in zijn Amerikaanse slee. Ik groet dan altijd, blij hem te zien. Zijn vrouw ken ik ook. Die rijdt Saab. Als zij langskomt, neem ik altijd even mijn denkbeeldige hoed af. Soms kus ik haar, denkbeeldig natuurlijk.
    Harry behoorde tot de initiatiefnemers van het manifest: Stop de uitverkoop van de beschaving. Volgens het manifest werkt het marktmechanisme de individualisering in de hand, waardoor "de publieke zaak is verweesd". Naast Harry, en Jan Marijnissen, stonden er nogal wat miljonairs op de lijst van initiatiefnemers en ik vroeg me af waarom mensen die dankzij dat marktmechanisme zo rijk zijn geworden plotseling de behoefte voelen om tegen dat vermaledijde marktmechanisme te waarschuwen.
    "Een flauw argument", zei mijn vrouw 's avonds toen ze mijn stukje las, "waarom zou een miljonair niet mogen waarschuwen tegen de verloedering? Heb je wel eens van Wibaut gehoord? Die Amsterdamse wethouder uit het begin van de vorige eeuw. Steenrijk, maar hij heeft wel de eerste sociale woningbouw neergezet. Vind jij dat hij niet voor de arbeiders op had mogen komen, omdat hij zelf rijk was? En waar ligt dan de grens? Hoe rijk of arm moet je zijn om over dit onderwerp zonder hypocrisie te kunnen praten. Moet je minder dan een ton verdienen? Nou, houd jij dan ook maar verder je mond!". Ze keerde zich van af en begon driftig het stukje van Frits Abrahams te lezen. Ik was er beduusd van.
    De volgende morgen lag er een brief van de Stichting Stop de uitverkoop van de beschaving in de bus. Of ik medeondertekenaar wilde worden. Gedrukt op keurig geel papier was het manifest er bij gevoegd, zodat ik de tekst op mijn gemak kon herlezen. Er staan wel rare dingen in. Zo verzet het manifest zich tegen neiging van de overheid om alles in getallen te willen uitdrukken. Wat bijvoorbeeld in de gezondheidszorg gebeurt, mag niet gemeten worden. Verontwaardigd wordt vermeld dat men in de thuiszorg heeft vastgesteld dat het aantrekken van steunkousen 1 minuut duurt. Waarom je zoiets niet zou mogen meten, wordt er niet bijgezegd, wat vreemd is want even tevoren heeft men juist getracht met allerlei cijfers te bewijzen dat de armen steeds armer en de rijken steeds rijker worden.
    Ook de toestand bij de Nederlandse Spoorwegen worden er bij gehaald. Er wordt hier gesuggereerd dat de NS bewust zijn personeel laat verloederen om de reiziger zo goedkoop mogelijk van A naar B te kunnen brengen. Ik geloof daar niets van en denk dat die onhandig opererende NS-directie in wezen gelijk heeft. Het NS-personeel is helemaal niet bang voor dat rondje om de kerk, maar vreest omscholing. Het is bang om iets nieuws te leren en iets anders te doen, begrijpelijk misschien, maar een minder geconditioneerde vakbond zou hier juist geruststellend en enthousiastmerend moeten optreden.
    "Als de beschaving een kleed is dat mensen door de eeuwen heen samen hebben geweven dan zien wij nu de ontrafeling van dat kleed", staat er in het manifest. Potsierlijke woorden voor een wel erg truttig beeld. Heb ik al die eeuwen samen zitten weven aan de beschaving? Mijn gevoel zegt dat zo'n manifest alleen zin heeft bij een beperkte doelstelling. Red het Filmmuseum, weg met de neutronenbom, stop vivisectie. Daar heb je wat aan, maar dat kleed van de beschaving wordt ook wel geweven zonder ons.
    Nog altijd zit ik in het Vondelpark. Overal is het smerig. Dat er geen schoonmakers komen heeft weinig te maken met een falend marktmechanisme, maar meer met een falende overheid. Vermoedelijk mochten ze van de deelraad het aantal weggooide bierblikjes niet in getallen uitdrukken.

NRC\Handelsblad, 18 mei 2001