Het bastion van De Telegraaf
Tien jaar geleden, toen ik haar nog niet kende,
schreef mijn vrouw haar doctoraalscriptie over het personeelsbeleid
van het dagblad De Telegraaf. Omdat ik nu eenmaal nieuwsgierig
ben naar alles wat met kranten te maken heeft, heb ik mijn geliefde
doctoranda al verschillende malen gevraagd of ik haar scriptie in mag
zien, maar tot dusver heb ik altijd nul op het rekest gekregen. Ze heeft
destijds haar onderzoek slechts kunnen doen onder de belofte van strikte
geheimhouding en toen het onderzoek afgerond was, kregen alleen haar
hoogleraren en De Telegraaf-directie een exemplaar. Daarna is de scriptie
achter slot en grendel gegaan. Soms probeer ik mijn vrouw met zoete
woordjes tot openbaarmaking te verleiden, maar zelfs de belofte dat
ik elke avond haar voeten zal kussen en haar rug zal strelen, hebben
haar tot dusver niet kunnen vermurwen. Ik vrees dat het personeelsbeleid
van De Telegraaf het enige geheim tussen ons zal zijn dat mijn vrouw
meeneemt in haar graf.
Het voorgaande geeft wel aan dat De Telegraaf
altijd een gesloten bastion is geweest. Dat had een externe en een interne
reden. De externe reden lag in het feit dat De Telegraaf als een "foute"
krant uit de Tweede Wereldoorlog te voorschijn was gekomen. De getoonde
sympathie voor de Duitse zaak heeft de krant lang als een zware last
moeten torsen. Telegraaf-journalisten werden tot in de jaren tachtig
door hun collega's als paria's behandeld. De interne reden had vooral
te maken met het feit dat de krant is gered door de Puyenbroeks, een
rijke maar aartsconservatieve textielfamilie uit Brabant. Weliswaar
had Puyenbroek na de oorlog voor een prikkie de hand weten te leggen
op een krant, maar dat had zijn afkeer voor publiciteit niet doen verminderen.
Hij bleef een geheimzinnige figuur op de achtergrond.
Het bastiongevoel heeft De Telegraaf en zijn
werknemers geen windeieren gelegd. Het personeelsbeleid is altijd zeer
sociaal geweest - werknemers bij De Telegraaf werden nooit ontslagen
en verdienden altijd meer dan hun collega's - een strategie waarmee
ook loyaliteit en trouw werd gekocht. Toch is De Telegraaf, anders dan
Vrij Nederland waar ook een bastiongevoel heerste, flexibel genoeg geweest
om de tering naar de nering te zetten.
Neem
bijvoorbeeld de seksadvertenties. Ik herinner mij nog goed dat in het
midden van de jaren zestig in Vrij Nederland de eerste seksadvertentie
verscheen. Een intellectueel echtpaar zocht minnaars en minnaressen.
De man kreeg zo'n vijftig reacties, de vrouw zo'n vijfentwintighonderd.
De Telegraaf sprak daar in een hoofdartikel schande van. Maar nu kun
je nergens zo veel seksadvertenties vinden als in De Telegraaf, terwijl
in VN al dat soort advertenties zijn verdwenen.. Van "de komklaarlijn"
tot "gewillige Bulgaarse meisjes" en "een babyoppas zonder slipje aangeboden",
je kunt het zo gek niet verzinnen of het staat in de wakkerste krant
van Nederland. Burgerlijk fatsoen en knijpen in het donker hebben elkaar
naadloos gevonden in De Telegraaf.
Sinds de beursgang van Telegraaf Holding in
1971 is er sprake van een successtory. De Telegraaf won bijna altijd
abonnees en is met een oplage van dik achthonderdduizend met afstand
de grootste krant van Nederland. Ook de advertentie-inkomsten stegen
altijd gestaag. Daarom was het bericht van de afgelopen week dat De
Telegraaf rekening houdt met "een sterke daling van de nettowinst in
2001" een absolute trendbreuk. Vooral met de advertenties gaat het slecht,
terwijl de investeringen in het internet het karakter hebben gekregen
van een bodemloze put. Zo'n zestig miljoen kan worden afgeschreven.
Fred Arp, bestuurslid van de Holding, leek ook
niet optimistisch voor de rest van dit jaar. De vraag is: waar haal
je meer advertenties vandaan? Dertig jaar geleden was dat eenvoudig.
Stap heen over een taboe en incasseer een nieuwe advertentiemarkt, bijvoorbeeld
die van de seks. Maar inmiddels zijn er geen taboes meer. Het lijkt
er dus op dat De Telegraaf na al die jaren tenslotte een gewone krant
is geworden met de gewone problemen.
FEMdeWeek, 12 mei 2001
|