Gouden bergen
Herman Stevens ken ik van zijn roman Het vrouwelijk
halfrond, maar vooral ook van zijn literaire artikelen en essays, die
laatste jaren in verschillende dag- en weekbladen hebben gestaan. In die
opiniërende stukken slaat Stevens vaak een verfrissende toon aan, zoals onlangs
toen hij, tegen de maalstroom in, Tilly Hermans kritiseerde voor haar overgang
van Meulenhoff naar L.J. Veen. Verkocht als gewetensconflict nam Hermans
twaalf auteurs mee, omdat zij volgens de berchten - zelf zweeg zij in alle
talen - de harde commerciële aanpak van Perscombinatie\Meulenhoff niet langer
konden verdragen. Terecht wijst Stevens erop dat Hermans vrijwel alleen bestsellerauteurs
heeft meegenomen, zoals Adriaan van Dis en Marcel Möhring. In dat geval het
wel erg gemakkelijk om aan de kapitalistische normen te voldoen, die overigens
straks bij Veen precies dezelfde zullen zijn als bij Meulenhoff.
Stevens schreef zijn stuk in NRC\Handelsblad, een
krant van het PCM-concern. Zijn nieuwste roman Gouden bergen komt
uit bij Prometheus, een uitgeverij die evenals Meulenhoff onderdeel is van
PCM. Prometheus is groot gemaakt door Mai Spijkers, tegenwoordig één van
de grote bazen van PCM, en - als wij de vertrokken schrijvers mogen geloven
- verantwoordelijk voor de winstbeluste instelling die tegenwoordig door
de literaire gangen van Meulenhoff waait. Kortom, Stevens bleef zijn eigen
uitgeverij trouw - heel verstandig.
Maar nu zijn roman. In verschillende opzichten is
Gouden bergen het omgekeerde van Het vrouwelijk halfrond.
In Het vrouwelijk halfrond reist de hoofdpersoon naar Amerika om Amerikaan
te worden. Weliswaar is hij een Nederlandse schrijver die als writer in
residence naar Ann Arbor (Michigan) gaat, maar dat neemt niet weg dat
zijn nieuwe woonplaats hem zo lyrisch stemt dat hij er eigenlijk nooit meer
weg zou willen. Het vrouwelijk halfrond is het bekende verhaal van
de Nederlander die Amerika ontdekt. Vrouwen, hamburgers, een groots landschap,
schrijvers die echt leven en die gelezen worden door een groot publiek, daarover
heeft Stevens op een zeer aanstekelijke manier verslag gedaan. Europa, en
vooral Nederland, verschrompelt bij Stevens tot een eerbiedwaardige oude
dame bij wie je nog wel eens een avondje gaat dineren, maar met wie je het
bed niet meer wilt delen. Dat doe je met Jane, Liz, Mary, en met al die andere
Amerikaanse heerlijkheden.
Gouden bergen daarentegen gaat over de terugkeer
uit Amerika. Om redenen die vaag blijven, moet de schrijver Leo Donker Amerika
verlaten. Het is vertrek met tegenzin en een terugkeer in Nederland met weerzin.
Aanvankelijk gaat Donker in Amsterdam wonen, maar daar in Oud-Zuid houdt
hij het helemaal niet uit. Daar is alles tijdens zijn afwezigheid hetzelfde
gebleven. Derhalve keert Donker nòg verder terug: naar zijn geboorteplaats
Rotterdam, waar hij een flat huurt die uitkijkt over de Kralingse Plas. Helemaal
bovenin zit hij als in een kraaiennest. Met gepieker over zijn jeugd verbijt
hij daar een onwezenlijk gevoel van eenzaamheid, dat nog wordt verstrekt
door het feit dat de flat hoofdzakelijk wordt bewoond door ouden van dagen.
Een flat op je walging te koesteren. Veel meubels heeft hij niet, maar voor
zijn deur staat het enige dat hij uit de Verenigde Staten heeft meegenomen.
Het is zijn trots, zijn laatste band met Amerika: een open Mercedes die in
het altijd hete Los Angelos heel praktisch was, maar die in automotive-vijandig
land als Nederland al snel tot allerlei ongewenste repercussies leidt.
Leo zit bijna altijd binnen. Daar zit hij, de schrijver
die een eiland erft van zijn vader, die eigenlijk zijn hele vaderfiguur heeft
geërfd om er boeken over te schrijven. Geldzorgen kwellen hem niet, want
Leo heeft een jeugvriend Max - succesvol makelaar en geldbeheerder - die
er op toeziet dat het kapitaaltje van Leo zich ook uitbreidt als de schrijver
helemaal niets uitvoert. Leo kijkt uit zijn flat en sombert over zijn eens
uitgesproken voornemen om nooit meer met een Nederlandse vrouw naar bed te
gaan.
Tot zover lijkt het erop dat Gouden bergen
een litanie wordt van grote gemelijkheid, maar dan neemt de roman een radicale
wending. Praktisch uit het niets komt Olga, de verslavend lekkere Olga. Zij
is Nederlands, maar anders. Geen blonde Hollandse glorie, maar een vrouw
met donkere tepels en donkere haardos alsof zij een helm draagt. Zij is ook
letterlijk degene die de roman af laat gaan, want zij vindt in Leo's flat
een pistool. Het is het pistool dat Leo's vader in de oorlog van iemand ter
verdediging heeft meegekregen. Na afloop van zijn missie ontdekt zijn vader
echter dat het pistool ongeladen was en in feite niet meer had betekend dan
een waardeloos waterpistool. Leo's vader heeft het pistool altijd bewaard
als een symbool van beschaamd vertrouwen en onverdiend succes. En nu ligt
het pistool bij Leo in de keukenla.
Vanaf het moment dat Olga gepreoccupeerd is door
de aanwezigheid van het pistool ontwikkelt Gouden bergen zich als
een onvervalste liefdesroman, die verloopt volgens een traditioneel schema.
Traditioneel zoals ook Turks fruit van Wolkers traditioneel is. Dat
het in beide boeken afloopt met de dood van het meisje is onafwendbaar. Het
verschil zit hem er in dat het noodlot van Wolkers' Olga wordt gevoed door
een gevaar van buitenaf, een ziekte, terwijl de Olga van Stevens het noodlot
in haar eigen hoofd met zich mee draagt.
Gouden bergen is een spannend boek, hoewel
het nergens een thriller wil zijn. Integendeel, het verhaal eindigt waar
een thriller pas begint. Olga vertegenwoordigt voor Leo de verzoening met
zijn geboorteland waar hij al die jaren niet meer heeft willen wonen. In
verschillende opzichten draagt Gouden bergen de sporen van de Amerikaanse
literatuur die Stevens zo bewondert. Het boek is down to earth geschreven,
zonder moedwillig aangebrachte dubbele lagen die de Nederlandse literatuur
zo lang geteisterd heeft. De open Mercedes is hier niet zonder betekenis.
In Amerika kon Leo er krasvrij mee rondrijden, maar in Nederland hoeft hij
zijn auto maar ergens neer te zetten of hij wordt gevandaliseerd. Op het
laatste is zijn mooie Mercedes een wrak geworden en heeft een graffiti-artiest
er ook nog de letters "SS" opgekalkt.
Met Gouden bergen heeft Herman Stevens een
boeiende roman geschreven, die Het vrouwelijk halfrond in de schaduw
stelt. Wel heb ik een punt van kritiek, die zich vooral richt op de figuur
van Olga. Ondanks alles was het me na 317 pagina's nog niet volledig duidelijk
waarom Olga met al geweld een geladen pistool wilde hebben. Hier kinderlijk
drang om Bonny & Clyde te spelen begrijp ik, en ook begrijp ik dat zij wraak
wilde nemen, maar het onrecht dat haar is aangedaan door de bekakte familie
waar zij als kinderoppas werkte, lijkt me te gering om als zo'n fatale trigger
dienst te kunnen doen.
Maar misschien ben ik te veel een ingedutte Nederlander,
voor wie het kwaad een abnormaliteit is. Amerikanen weten wel beter, en niet
alleen sinds vorige week.
HP\De Tijd, 17 september 2001
|