A.M. de Jong, schrijver
Mels de Jong
Uitgeverij:
Querido

A.M. de Jong: schrijver

    Op pagina 118 van A.M. de Jong, schrijver haalt de biograaf - en neef - Mels de Jong een kritiek aan die A.M. de Jong heeft geschreven over De Wandelaar, de bundel waarmee Martinus Nijhoff in 1916 debuteerde. In De Nieuwe Stem gaat A.M., zelf ook aan het begin van een literaire carrière, verschrikkelijk te keer. Hij schrijft: "Deze Wandelaar heeft, tot mijn onuitsprekelike verbazing, een gunstige pers gehad! Ik dacht, dat dit nu wel afdoende slecht zou zijn en overal herkend zou worden als innig-belachelik maakwerk. Maar ziet: Nijhoff heeft de naam Baudelaire genoemd en hier en daar een beetje onbegrijpelijk gedaan. En de ernstige, deskundige, toonaangevende heren zijn er ingevlogen!". Zelf vindt A.M. de Jong van Nijhoff: "absoluut, totaliter niks niemendal, nul komma nul, geen bliksem".
    Een opmerkelijk oordeel over een dichter, die men tegenwoordig rangschikt onder de grootsten van de twintigste eeuw.
    Jeugdvriend Dirk Coster liet A.M. weten dat hij zich totaal vergiste en ook biograaf Mels de Jong noemt het "ongelooflijk" dat zijn oom de poëtische kracht van de gedichten zo heeft kunnen miskennen. Toch is een verklaring voor de ondubbelzinnige afwijzing naar mijn idee niet zo moeilijk. De Wandelaar, de titel zegt het al, is iemand die overal aan voorbij gaat. Hij neemt waar, maar neemt geen deel. Hij observeert, maar kent geen engagement. Het moet die notie zijn geweest die De Jongs woede heeft opgeroepen. Als schrijver stond hij midden in de socialistische beweging. Hij vervulde een hele reeks van functies en op een bepaald moment was hij zo machtig dat zelfs zijn partijgenoten hem probeerden te weren uit allerlei literaire machtsposities.
    Nijhoff heeft De Jong vergeven en hij heeft zich later positief uitgelaten over Merijntje Gijzen, het epos waarmee A.M. furore zou maken. Voor De Jong daarentegen moet Nijhoff toch een monument van afkeer zijn gebleven, zeker toen Nijhoff steeds meer literaire erkenning kreeg en De Jong het voornamelijk moest doen met de toejuichingen van het grote publiek. Dat laatste had trouwens ook zo zijn voordelen, want zijn populariteit leverde een materiele welstand op die voor een socialistische jongen uit Brabant ongekend was.
    Geboren in Nieuw-Vossemeer groeide Adrianus Michiel De Jong op onder armoedige omstandigheden. Zijn vader, een borstelmaker, heeft geen geld om hem naar een voortgezette school te sturen, maar de leergierige zoon laat zich niet ontmoedigen. Hij leent het geld en begint aan een onderwijzersopleiding. Dat was in die dagen rond 1900 het hoogste wat een zoon uit een arbeidersgezin kon bereiken. Maar op den duur bevredigt het onderwijzersschap niet en maakt De Jong de overstap naar de journalistiek, waarbij er overigens wel voor zorgt dat zijn pensioen goed wordt geregeld. A.M. voelde zich een kunstenaar - letterkundige stond er op zijn kaartje - maar een bohémien is hij nooit geweest.
    De Jong treedt vervolgens in dienst bij het socialistische dagblad Het Volk. Mijn vader die in de jaren twintig eveneens bij Het Volk kwam, heeft mij eens verteld dat A.M. niet vaak op de redactie werd gesignaleerd. Volgens de biograaf verdedigde De Jong regelmatig "het recht op luiheid", maar er is ook een andere verklaring voor zijn afwezigheid. In Een halve eeuw journalistiek schrijft J.F. Ankersmit, de toenmalige hoofdredacteur van Het Volk, dat De Jong het zware werk als binnenland redacteur niet aankon en al snel begon te klagen over te weinig vakantiedagen. Als kunstredacteur was De Jong meer op zijn plaats. Daarbij tekent Ankersmit op: "Het is mij bekend dat menigeen geen bewonderaar was van zijn recensies en critieken en deze bevoordeeld achtte, zelfs ingegeven door jalousie de métier of door voorkeur voor een toneelgezelschap, dat een toneelstuk voor hem ter opvoering aanvaard had, of door voorkeur voor een uitgever, bij wien hijzelf ook uitgaf".
    Vernietigend eigenlijk, en het is jammer dat de biograaf deze onthullende opmerking van Ankersmit onbesproken laat. Toch schat Ankersmit de waarde van A.M. voor de beweging nauwkeurig in en geeft hij De Jong drie dagen in de week vrij om aan zijn romans te werken. Daarmee moet A.M. de Jong de eerste socialistische vrijgestelde zijn geweest, de man in de journalistieke leunstoel. Vanaf dat ogenblik begint ook zijn triomftocht en groeit hij uit tot de meest gelezen schrijver van zijn tijd. Financieel gaat het hem dan uiteraard voor de wind, en dan heb ik nog niet eens over de revenuen uit films en uit andere schnabbels.
    Hij kan zich nu ook helemaal uitleven als socialist én Brabantse levensgenieter, een combinatie waar Henriette Roland Holst zich zo mateloos aan kon ergeren. Uit alles blijkt dat hij temidden van de depressie en de sociale onrechtvaardigheid een heerlijk leven leidde met auto's, paarden en vijfgangendiners. Op reis door Frankrijk, staat er, wist A.M. het altijd zo te plooien dat men 's avonds in een stad aankwam waar een restaurant met een fijne keuken gevestigd was. Ook toen zijn vrouw kwam te overlijden, treurde hij niet al te lang en begon een nieuw leven met een jongere actrice. Het huis in Blaricum dat hij nog voor de Tweede Wereldoorlog kocht, ziet er op de bijgevoegde foto erg aantrekkelijk uit. Een rieten dak, een kamer of twintig, tuin voor en achter, tegenwoordig zal het zeker drie miljoen doen. Echt een huis waar Nijhoff's wandelaar zou kunnen wonen. Maar als lid van de Blaricumse gemeenteraad bleef De Jong opkomen voor de verworpenen der aarde.
    Hoe A.M. de Jong innerlijk die tegenstellingen gladstreek, blijft in de biografie enigszins duister. Ik vermoed dat hij er niet al te zeer over nadacht en zijn succes min of meer als vanzelfsprekend was gaan beschouwen. Komisch in dit verband is de passage over het kuisen van de strip Bulletje & Bonestaak. Het kapitalistische bedrijf Van Nelle wilde de strip tegen inlevering van thee- en koffiebonnetjes aan haar klanten cadeau doen, maar daarvoor moest onder meer "slampampers" in "modderbakken" en "gemene zwerver" in "lelijke plaaggeest" veranderd worden. De Jong en zijn tekenaar Van Raemsdonck accepteerden al die wijzigingen moeiteloos.
    De biograaf heeft voor een chronologische aanpak gekozen, zonder al te veel psychologische tierelantijnen. Dat heeft voor- en nadelen. Een voordeel is dat je als lezer geen pasklaar beeld krijgt opgedrongen, een duidelijk nadeel is echter dat nogal wat vragen over De Jongs psychische gesteldheid onbeantwoord blijven. Wel geeft de biografie een fascinerend inkijkje in de socialistische beweging tussen de twee wereldoorlogen, terwijl ook het literaire wereldje uit die tijd op een aardige manier wordt neergezet.
    Misschien was zijn dood in 1943 het enig tragische aan A.M. de Jong. Op grond van verkeerde informatie werd hij in opdracht van de Duitsers vermoord in zijn Blaricumse villa. Zijn as is bijgezet in het columbarium van Driehuis-Westerveld. Daar heb ik zijn urn nog zien staan, vlak naast die van mijn vader, in het speciale hoekje voor oude socialisten. In 1995 is de as van De Jong over zee verspreid.

HP\De Tijd, 2 april 2001