De valse dageraad
De valse dageraad van Jan van Aken is een roman om in één adem
uit te lezen, ware het niet dat zoiets door zijn omvang onmogelijk is.
Ik deed twee dagen over deze pil van 535 pagina's en uiteindelijk sloeg
ik hem nog niet geheel verzadigd dicht. Het einde komt namelijk toch
nog onverwacht. Een 99-jarige monnik is bezig zijn levensverhaal te
vertellen, maar plotseling houdt hij er mee op. Zijn gehoor protesteert.
In zijn vertelling is verteller pas veertig jaar. En hoe nu verder?
In de rest van mijn leven is eigenlijk niets meer gebeurd, zegt de monnik,
maar niemand die gelooft hem, ook de lezer niet. En ik vermoed: de schrijver
geloof zichzelf evenmin. De valse dageraad lijkt mij typisch
zo'n boek waaraan veel research is vooraf gegaan, maar dat tenslotte
in één roes is geschreven. Toen de schrijver er middenin zat, was zijn
boek al dikker dan vijfhonderd pagina's geworden. De uitgever tikte
hem op de rug, de schrijver keek verdwaasd op en kreeg te horen dat
het tijd werd er een einde aan te draaien.
Jan van Aken is een echte verhalenverteller
en De valse dageraad is een onvervalste historische roman. Wij
bevinden ons in het hart van de Middeleeuwen. Het is 1065 en de monnik
schrapt een perkamenten bijbel schoon om er zijn eigen levensverhaal
in op te schrijven. Dat is in feite een blasfemische daad en de monnik
is niets anders dan een modern mens, die slechts vertrouwt op wat hij
ziet en op wat hij kan beredeneren. Hij leeft in wil magische wereld
van de Middeleeuwen en maakt daar handig gebruik wanneer hij macht te
verwerven of moet overleven. Daarnaast heeft de monnik een grote ambitie:
alle boeken onder te brengen in een enorme bibliotheek.
Van Aken is al de Nederlandse Umberto Eco genoemd.
Met zulke vergelijkingen moet je oppassen. Per slot is Frans Weiss ook
al eens tot de Nederlandse Fellini uitgeroepen en Harry Mulisch tot
de Nederlandse Homerus, maar het is waar dat er enige overeenkomsten
zijn tussen Eco en Van Aken. Ik zie voor De valse dageraad ook
een vertaalde toekomst en succes in het buitenland weggelegd. Eco is
alleen wat meer geneigd tot reflectie en tot filosofische uitweidingen.
Van Aken is vooral een verteller pur sang, hij opent geen - hoe zal
ik het zeggen - Cees Nooteboomachtige verten, wat een enorm voordeel
is. Hij vertelt en vertelt, zonder ophouden. Daarbij vind ik hem vaak
humoristischer dan Eco. De dialogen waarin de moderne monnik in een
Middeleeuwse omgeving zijn hachje probeert te redden, zijn vaak bijzonder
geestig. Het is niet de humor van het opgelegd pandoer, maar subtiel,
meelevend en niet bedoeld om zijn tegenstanders voor gek te zetten.
Uiteindelijk is de monnik zelf ook een Middeleeuwer die er moeite mee
heeft om aan te nemen dat de aarde een bol zou kunnen zijn.
De monnik heet Hroswith van Wikala. Hij is de
zoon van een beroemde zwaardenmaker en maakt zelf ook zwaarden. Direct
na zijn geboorte is Hroswith ontvoerd en hoewel hij door zijn vader
wordt teruggevonden, maakt de ontvoering hem dat in de ogen van zijn
omgeving tot een duivelskind. Dat ongeval en de permanente dreiging
die daarmee samenhangt, geeft Hroswith ook het oog van de objectiviteit
en de wil om te leren. Hroswith leert lezen en hij leert verschillende
talen te spreken. Zijn honger naar boeken en naar kennis zal tenslotte
al zijn handelen bepalen.
Nadat Hroswith samen met zijn vader zijn geboortedorp
heeft moeten ontvluchten, komt hij terecht in het graafschap Hamaland,
waar hij verliefd wordt op Adela, de dochter van de graaf. Maar de verliefde
Adela is even berekenend als verliefd en zal daarom nooit met iemand
van een lage komaf trouwen. Zijn trouwt met Imed, maar het eerste kind
dat tijdens die verbintenis wordt geboren, is van Hroswith. Het wordt
dan tijd voor Hroswith om te vluchten. Pas veel later zal hij Adela
weer ontmoeten. Hij is dan zelf een geleerd man geworden. Een zekere
genoegdoening beleeft hij wanneer hij wordt aangesteld als de advocaat
van Adela, die terecht moet staan voor de beschuldiging dat zij haar
zuster Liutgardis uit de weg heeft geruimd, om zo haar grondgebied te
vergroten.
Hroswith heeft dan zo'n beetje alles van de
wereld gezien wat er toen van de wereld te zien was. Op een van zijn
tochten is hij de Arabische koopman Abu al-Fath al-Iskandari tegengekomen,
een figuur die het lezen van De valse dageraad tot zo'n smakelijke
aangelegenheid maakt. Abu is een slimme vos, een leugenaar, een sympathieke
oplichter, een ware vriend, een boef, kortom een Arabische baron von
Munchhausen die zich weliswaar niet aan zijn eigen haren uit het moeras
trekt, maar die wel uit een toren weet te ontvluchten met de eerste
parachute uit de geschiedenis van de mensheid.
De avonturen van Hroswith en Abu vormen een
hoogtepunt in de roman van Van Aken. Het zou ondoenlijk zijn om hier
na te vertellen wat zij allemaal beleven. Ik zou er misschien een boek
voor nodig hebben dat net zo dik is al De valse dageraad zelf.
In alle opzichten is De valse dageraad een rijk boek. Stilistisch
is het soms wat op één dreun, maar daar staat zo'n afwisseling van avonturen
tegenover dat je die enkele onvolkomenheden graag wilt laten voor wat
ze zijn.
Ik ben niet in staat na te gaan of alles in
De valse dageraad klopt en of er geen historische onjuistheden
in staan. "Hij heeft haar geschaakt", wordt er gezegd in een kroeg in
Trecht. Mij lijkt het onwaarschijnlijk dat rond het jaar duizend het
woord "geschaakt" al zo gemakkelijk gebruikt werd de noordelijke landen.
En ik vraag mij ook af hoe je in die tijd een signalement liet verspreiden,
zoals Abu al-Fath heeft gedaan toen hij Hroswith terug wilde vinden.
Toch niet door een animatiefoto op te hangen?
Aan het slot van het boek kan Hroswith zich
helemaal wijden aan wat hij als zijn taak ziet: het bijeen brengen van
boeken in een niet te overtreffen bibliotheek. Temidden van de machinaties
tussen keizer en paus speelt Hroswith, zoon van een smid, een kleine
maar beslissende rol. Zoiets lees je niet zo vaak in de Nederlandse
literatuur. : Daarom is De valse dageraad een bijzonder boek. Jammer
dat het niet vorig jaar is uitgekomen, dan hadden wij een waardige Librisprijs-winnaar
gehad.
Ik voorzie voor Van Aken een vruchtbare toekomst,
als hij tenminste niet wordt getroffen door een muisarm. Onlangs zei
hij in een interview met Trouw: "Je moet het maar van me aannemen.
Het meeste heb ik er niet ingestopt". Dat klinkt ongelooflijk voor een
boek met die omvang, maar ik geloof onmiddellijk dat het waar is. Na
535 pagina's was Van Aken immers pas in het veertigste levensjaar van
zijn hoofdpersoon. En volgens pagina 11 was die hoofdpersoon al 99 toen
hij begon met het vastleggen van zijn leven.
HP\De Tijd, 1 juni 2001
|