De gelukkige
Als het gaat over Mensje van Keulen kun je werkelijk
geen recensie opslaan of er wordt op de een andere manier wel gerefereerd
aan het realistische karakter van haar werk. Men is voor of tegen, meestal
is men tegen. Mulisch schijnt ooit iets onaardigs over haar romans te hebben
gezegd en Jeroen Brouwers heeft daar nog eens schepje bovenop gedaan. En
wij, armzalige critici, worden niet moe dat tot in het slaapverwekkende te
herhalen. Het is allemaal even wezenloos.
Op zichzelf is er niets tegen realisme. Pieter de
Hoogh is een van mijn favoriete schilders, maar dat is Malevitsj ook, zodat
wij hier eigenlijks niets zijn opgeschoten. Martin Bril is een realistische
schrijver, Maarten 't Hart trouwens ook en dat laatste boek van Jeroen Brouwers
- hoe heet dat ook al weer? - is, als je het mij vraagt, verdomd realistisch.
Wel eens De aanslag van Harry Mulisch gelezen? Een ongelooflijk realistische
roman! Ieder personage heeft zijn neus aan de voorkant van zijn kop en bovendien
zou alles wat erin wordt verteld zo in het echt gebeurd kunnen zijn.
Het is waar dat Mulisch ook andersoortige boeken
heeft geschreven, maar wie zegt dat Pieter de Hoogh en Malevitsj niet in
één borst verenigd kunnen zijn? Als Mulisch beweert dat hij niet geïnteresseerd
is "in wat er in de Tweede Helmersstraat gebeurt", dan komt die desinteresse
niet voort uit een afkeer voor realisme, maar uit een afkeer voor de Tweede
Helmersstraat en vooral voor het soort mensen dat daar bivakkeren. Gooi de
Tweede Helmersstraat tegen de vlakte, bouw er paleizen voor koningen, bankiers
en politici, en Mulisch zal het realistische karakter ervan. Die hele discussie
over het Hollands realisme lijkt mij uiteindelijk meer iets voor nog een
gezellig avondje in de Balie.
De weerstand die het werk van Mensje van Keulen opwekt
heeft mijn inziens minder te maken met het realistische karakter dan wel
met de bijna ondraaglijke somberheid die het uitstraalt. In verschillende
opzichten hebben haar boeken mij altijd doen denken aan Moedwil en misverstand,
een bundel vroege novelles van W.F. Hermans, die overigens niet in de Tweede
maar in de Eerste Helmersstraat heeft gewoond. Wat overeenkomt is de misantropie,
de tegenslag, het vergeefse, de goede bedoelingen die smoren in wat na de
oorlog nog "het menselijk tekort" werd genoemd.
In De gelukkige, de nieuwe roman van Mensje
van Keulen, is het eigenlijk niet anders. Hoofdpersoon in de roman is Nora,
wat ik wel jammer vind, want sinds Ibsen komt het aantal Nora's in de kunst
mij wel een beetje de neus uit. Maar Nora is, zoals Ibsens Nora, een zelfstandige
vrouw die haar omgeving durft te tarten en haar eigen beslissingen durft
te nemen. Maar met deze zelf gekozen vrijheid beginnen uiteraard ook de moeilijkheden.
Samen met haar minnaar ontvlucht de zeventienjarige Nora haar ouders om in
Schotland te trouwen. Het is haar eerste grote daad van verzet, die zoals
te voorspellen valt, weinig geluk zal brengen. Haar echtgenoot blijkt een
onverbeterlijke vreemdgaander, die met de verachting vrouwenversierders eigen,
vrouwen beschrijft alsof het automerken zijn. Het is dan ook niet verwonderlijk
dat Nora verliefd wordt op een ander, een architect die zij achterna reist
als hij een opdracht krijgt in Pakistan.
Het is ook in Pakistan waar het eerste deel van de
roman begint. Al vaker is het mij opgevallen dat Mensje van Keulen in staat
is een verhaal van een nachtmerrieachtige spanning te voorzien. Ik merkte
dat op bij De vrienden van de maan, dat weliswaar een kinderboek is,
maar dat in zijn uit kwaadaardigheden opgebouwde spanning het werk van Roald
Dahl naar de kroon steekt. In Nederland zijn er, behalve Tim Krabbé, weinig
in schrijvers die dat op die manier kunnen en het eerste deel van De gelukkige
heeft een duidelijke verwantschap met het beginhoofdstuk van Krabbé's roman
De Grot.
In Pakistan ontdekt Nora dat de man voor wie zij
alles achter heeft gelaten een vreselijke dronkelap is. Het suffe Holland
heeft zij nog achtergelaten om te ontsnappen aan een saai huwelijk waarin
zij niets anders kan zijn dan het representatieve vrouwtje, nu vlucht zij
opnieuw, maar dit keer groots en meeslepend uit een brandend land waar niemand
zijn leven zeker is. Wederom is het de verachting die haar aantast: dit keer
de verachting die een islamitische samenleving koestert voor de vrouw in
het algemeen en voor deze vluchtende vrouw in het bijzonder, die als zelfstandig
handelend wezen natuurlijk niets anders kan zijn dan een hoer. Ondanks alle
hindernissen die voor haar worden opgestapeld, weet Nora tenslotte te ontsnappen.
Het is een grote triomf, maar zij zal er weinig baat bij hebben.
Het eerste deel van De gelukkige is verreweg
het beste deel en daarin zit hem ook het nadeel van de roman. Nergens keert
die ultieme spanning van het begin terug. Na het eerste deel begint het boek
opnieuw en probeert de auteur opnieuw naar een hoogtepunt toe te werken,
maar dat lukt niet helemaal. Nora vat haar oude leventje in Nederland weer
op, tracht haar huwelijk voort te zetten, maar niets is hetzelfde. Het verlangen
naar een ander bestaan, een ander geluk groeit, maar het verzet lijkt gebroken
en de angst groeit.
Zo op driekwart lijkt de roman melodramatisch ten
onder te gaan in een uitgesponnen litanie van tegenslagen, maar gelukkig
weet Mensje van Keulen nog het een en ander te redden met een einde, dat
je met enige goede wil een happy end zou kunnen noemen. "Ik wist waar ik
naar toe ging", staat er in de slotregels. "Nee, ik wist het nog niet. Maar
het steentje onder mijn schoen tikte steeds sneller, het tikte of ik heel
lichtvoetig was en wel een eind kon".
Het is de eerste keer in de roman dat de lezer Nora
kan associëren met lichtvoetigheid. Als klein meisje al nam Nora het lot
van de wereld op zich door niet-gelovigen, zonder dat die het merkten, te
dopen. Al gebeurde het in een oogwenk, met een druppeltje op de rug van hun
jas bijvoorbeeld, en al gebruikte Nora in de gauwigheid coca-cola in plaats
van water, het was genoeg om de ongelovige zondaars te redden voor een branden
in de hel.
Verlossing is het dan ook waar het in De gelukkige
uiteindelijk overgaat. Het is geen opgewekt thema en er valt weinig te lachen.
Als Mensje van Keulen iets niet is dan is het wel ironische schrijfster.
Het is mijns inziens ook beslist onjuist de titel ironisch uit te leggen.
De gelukkige is een roman over een vrouw die alles had kunnen hebben, maar
die alles wenste te verwerpen: goederen, gezin, kind. In dat opzicht is De
gelukkige door en door religieus. Misschien is het zelfs een door en door
katholiek boek. En daar moet je van houden.
HP\De Tijd, 15 januari 2001
|