De Mop
Vroeger ging een proefschrift
over de ontwikkeling van de ijzermijnen tussen juni 1923 en september 1927,
maar tegenwoordig kom je steeds vaker een dissertatie tegen met een typisch
columnistenonderwerp. Het object van onderzoek lijkt voornamelijk te zijn
ingegeven door de hoop dat Remco Campert of Frits Abrahams er een stukje aan
zullen wijden.
Of Max Pam.
Neem bijvoorbeeld De Mop. Een
proefschrift over de mop schat ik persoonlijk goed voor zo'n 79 verschillende
columns in 36 verschillende dagbladen. De sociologe Giselinde Kuipers heeft
daarom onlangs een dissertatie aan de mop gewijd. Door deduceren en reduceren
kwam ze er achter dat de hoger opgeleiden minder hebben met moppen dan de lager
opgeleiden. Klopt. Dat had ik haar ook kunnen vertellen. Hoger opgeleiden
kijken meestal op moppen neer. Sam en Moos lopen in de Kalverstraat en kleed u
zich maar eens uit, mevrouwtje, zijn geen zinnen waar de harten van de
academici sneller van gaan kloppen - behalve natuurlijk als zij er een
proefschrift over schrijven.
Als hoger opgeleide columnist
voel ook ik een zeker dédain jegens de mop. Jaren geleden heb ik mijzelf
daar al eens op betrapt. Omdat ik volgens anderen een beetje joods bloed heb en
ook nog een beetje kan schaken, werd ik op een keer opgebeld door Max Tailleur.
Het was toen al zo dat je over hem dacht: goh, leeft die nog? De grote
moppentapper vertelde dat hij naast de geinlijn ook nog iets voor edelmoedigs
deed voor het blad van de reumapatiënten Of ik daarin, naast zijn vaste
moppentrommel, misschien een wekelijks schaakrubriekje wilde verzorgen. Gratis
natuurlijk, want het was voor het goede doel.
Fuck! Meteen daarna ben ik
onder de dekens gekropen en heb een maand lang alle telefoontjes onbeantwoord
gelaten. Dat het voor niets moest, alla, maar dat ik geassocieerd zou worden
met de mop, dat leek me zo'n schrikbeeld ik mij nog liever levenslang in
één cel zou laten opsluiten met Ron Brandsteder. Door niet-thuis
te spelen heb ik mijn lot weten te ontlopen, al kreeg ik later te horen dat
mijn gedrag geen teken was solidariteit.
Daarom na al die jaren nog een
goedmakertje. Twee oudjes van bijna honderd komen bij de advocaat om te
scheiden. Zegt de advocaat: "Heeft dat nog wel zin na tachtig jaar
huwelijk?". Waarop de oudste van de oudjes antwoordt: "Ja, want wij
hebben gewacht tot de kinderen dood zijn".
Hahaha! Dat was lachen.
Folia, 26 januari 2001 © Max Pam
terug naar de
inhoudspagina
|