Max Pam en Max Pam


        Het moest natuurlijk een keer gebeuren, maar toch viel ik zowat van mijn stoet toen ik in 1990 uit Parijs de volgende uitnodiging ontving: "Cher monsieur Max Pam, namens de galerie Comploir de la Photographie hebben wij het genoegen u uit te nodigen voor de tentoonstelling 20 Years In Asia van Max Pam".
        Hij wist dus ook van mijn bestaan.
        Voor mensen die Wim Jansen, John Smith of Marie Dupont heten is het misschien niets bijzonders te weten dat ergens een naamgenoot rondloopt; voor een Max Pam is er toch sprake van een klein mirakel. Er zijn, voorzover ik weet, nog maar weinig Pammen op deze wereld. Een paar in Nederland, een paar in Londen en een enkele familie in de Verenigde Staten, maar daarmee heb je het wel gehad. Een familiegraf op het Cimetière-de-Montmartre in Parijs wordt al lang niet meer gebruikt. Dan is er een Max Pam-leerstoel aan de universiteit van Chicago, maar die is genoemd naar een jurist die al in de vorige eeuw is overleden. Nee, in feite staat het geslacht der Pammen op uitsterven.
        Waar de naam Pam vandaan komt is trouwens onduidelijk. Zeker is dat hij niets te maken heeft met het eiland Pampus, noch met de stad Pamploma of met de Argentijnse pampa's. Volgens een vèr familielid zou de naam terug te voeren zijn op een rivier ergens in Siberië, de Aljapamskaya of zoiets, maar op geen enkele kaart is ook maar een aanwijzing te vinden die deze romantische theorie zou kunnen bevestigen. Er zijn ook theorieën die beweren dat Pam een afkorting zou zijn van Präuchenmacher, pruikenmaker. Of als een afkorting van Frankfurt an Main, waarbij de f als een Hebreeuwse ph moet worden gelezen. (Zie ook Grootvader Mozes).
        Daarbij komt dat de naam altijd een zekere agressie oproept. Hoewel naar mijn bescheiden mening kort en krachtig, melodieus en lichtvoetig, mannelijk en tegelijk vrouwelijk, is de naam dikwijls het middelpunt van spot. Pim, pam, pet. Pax mam. Pammie pummie. Peter Pam. Pim en Pam spelen pim pam, pam zegt de pim-pam-bal. Enzovoort.
        Vindt u het gek dat ik mijn hele leven al zo'n hekel heb gehad aan woordspelingen? Vaak denken mensen dat mijn naam een pseudoniem is. Een enkele maal krijg ik een boze brief van een lezer: laf hoor, om u achter zo'n naam te verschuilen. Ondanks al deze nadelen gaf de naam toch een zeker gevoel van exclusiviteit, maar daarin zou ik worden aangetast.
        Het begon tien jaar geleden toen ik een jaargang onder ogen kreeg van het tijdschrift Photography Anual. Daarin stond van mijn naamgenoot een fotoserie afgedrukt met het bijschrift: "Met als thuisbasis Borneo, waar hij een donkere kamer heeft, fotografeert Max Pam met 6x7 camera. De in Australië geboren Pam geeft er de voorkeur aan in ontwikkelingslanden te wonen waar de kosten van levensonderhoud lager zijn. Zijn werk wordt over de gehele wereld tentoongesteld".
        Deze Max Pam was dus niet alleen naamgenoot, als Australiër was hij ook nog mijn tegenvoeter. Bovendien las ik in het blad dat hij bijna net zo oud was als ik. Langzamerhand werd het een tikje beangstigend. Vrienden begonnen foto's te sturen, die zij uit buitenlandse bladen hadden geknipt. Foto's van kamelen in woestijn, van paria's op de straten van Calcutta of van hoeren in de bordelen van Bangkok. Steeds stond de naam van naamgenoot eronder. Hij maakte als fotograaf furore.
        Een jaar geleden stond opeens een jonge vrouw voor mijn deur.
        "Woont u hier?", vroeg ze verbaasd.
        "Ja."
        "En bent u Max Pam?"
        "Ja."
        "Weet u dat zeker?"
        "Ja, natuurlijk weet ik dat zeker."
        Ze vertelde dat zij in Parijs een andere Max Pam had ontmoet, die weliswaar niet helemaal hetzelfde was natuurlijk, maar toch, nu ze nog eens goed keek.
        "Verbazingwekkend", zei ze en ze schudde haar hoofd.
        Naamgenoot, tegenvoeter, en misschien ook nog eens dubbelganger, wat had je nog meer?
        In Dostojevski's roman De dubbelganger zegt de hoofdpersoon Goljadkin tegen zichzelf: "Goed, er is nog een mens zoals jij - precies als jij... maar wat zou dat? Omdat er nu zo iemand bestaat - moet ik daarom huilen? Wat zou het, wat gaat het mij aan. Ik lach erom - en daarmee uit." Maar dat is grootspraak en ten slotte wordt Goliadkin zo nieuwsgierig dat hij op zoek gaat naar zijn dubbelganger.
        Parijs, 56 Rue du Faubourg Saint Antoine, Galerie Comptoir de la Photographie. Ik ben een half uur te vroeg en drentel buiten nog een beetje heen en weer. Op het affiche lees ik dat Max Pam houdt van het leven tussen de sherpa's en de lama's  en dat in zijn foto's "de stilte weerklinkt van het Himalaya gebergte".
        De eerste bezoekers arriveren en al spoedig stijgt uit de openstaande deur het geroezemoes op dat hoort bij een opening. Er is geen weg meer terug.
        Binnen staat een man met zijn rug naar mij toe. Ik herken hem onmiddellijk en tik hem op de schouder. Hij draait zich om. Hij herkent mij ook. Max Pam, I presume?
        Op zijn Engels: Mex Pem. Yes, Mex Pem . Vreemd moment. In hetzelfde moment zie ik de overeenkomsten: allebei dezelfde ogen, mond en neus. Wij dragen ook allebei ongeveer hetzelfde brilletje. Dan de verschillen. Hij is (duidelijk iets langer en zijn haar is blond, terwijl dat van mij - voorzover nog aanwezig - zwart is. Dat laatste verschil heeft hij ook onmiddellijk opgemerkt.
        "Zoals het negatief van een foto" , zegt hij.
        Later stuiten wij op nog meer overeenkomsten. Hij heeft ook een joodse vader en een niet joodse moeder. Familie van vaderskant komt uit het proletariaat. Natuurlijk moeten wij met elkaar verwant zijn, maar wij men er niet achter hoe. Zijn voorvaderen zijn via Amerika in Australië terecht gekomen; de mijne zijn altijd in Nederland gebleven. "Mijn familie is zo middle-class geworden", zei hij, "dat zij, de joodse afkomst lange tijd verborgen hebben gehouden. Zij beweerden dat Pam een Schotse naam was."
        Op zijn zestiende ging Max Pam van school en kreeg een baantje in de donkere kamer van een modefotograaf. Nog steeds noemt hij zichzelf een 'darkroom monkey'. Maar het leven in Australië verveelde hem zo dat hij met zijn camera over de schouder naar India vertrok, waar hij vele jaren het leven van een hippie leidde. Hij ontdekte het boeddhisme dat "een revolutie in zijn hoofd" bewerkstelligde. Nog steeds mediteert hij elke ochtend, nadat zijn hoofd onder een koude kraan heeft gehouden. "Boedhisme", zegt hij, "heeft niets met goden te maken. Het zijn experimenten in introspectie."
        Uit zijn foto's is zijn boeddhisme, niet rechtstreeks af te lezen, "maar de camera is een vertaler van een visuele anarchie. Je gaat naar buiten en alles gebeurt tegelijkertijd. Het verkeer snelt voorbij, de vogels fluiten en de zon gaat onder. De camera geeft zin aan die chaos. Dat geldt vooral voor Azië, waar het leven zich vooral op straat afspeelt. Alles gebeurt op straat: wandelen, praten, kopen, verkopen, schijten, slapen."
        In verschillende opzichten doet het werk van Max Pam aan dat van Ed van der Eisken denken.
        Max Pam zegt daarover: "Ik ben een echte straatfotograaf. In een achterafstraatje in Calcutta loop ik rond als een toerist met een bloemetjesoverhemd en dan gaat het verder vanzelf. Op de een of andere manier ben ik een katalysator voor wat er op straat gebeurt. De mensen spreken mij aan en roepen: "Hé wil je geen foto van ons maken?" Zij poseren, zij gaan op hun hoofd staan, overal waar ik kom ontstaat binnen de kortste keren straattoneel."
        Ik ben natuurlijk bevooroordeeld, maar persoonlijk vind ik het werk van Max Pam erg mooi. Het is het tegendeel van glad. "Techniek is alles in de fotografie", zegt hij, "maar ik heb een afkeer van nutteloze technische snufjes als telelenzen. Of een foto scherp is, is ook niet zo belangrijk. Daar gaat het niet om. Het gaat in laatste instantie om het beeld. Dat moet jou grijpen."

NRC\Handelsblad, 1990 © Max Pam

Een aantal foto's uit de serie:
Bangkok/Pattaya/Manilla 1978/1987

klik de foto's
     
     

terug naar de inhoudspagina