Op oorlogspad in Japan
Adriaan van Dis
uitgeverij:
Meulenhoff
My generation
Thomas Verbogt
uitgeverij:
L.J. Veen 
 

Keurig gecoiffeerd versus het slempen van pijpjes bier


        Vandaag bespreken wij twee boeken die niets met elkaar te maken hebben van twee auteurs die niets met elkaar te maken hebben. Het ene boek heet Op oorlogspad in Japan en is van Adriaan van Dis. Het andere boek heet My Generation en is van Thomas Verbogt.
Adriaan van Dis is een succesauteur, beroemd van radio en tv. Thomas Verbogt komt ook wel eens op de radio en is een enkele keer zelfs op de tv geweest, maar als ik hem op straat tegen kom, zou ik hem niet herkennen. De boeken van Adriaan van Dis verkopen met tienduizenden tegelijk, die van Thomas Verbogt moeten het doen met oplagen die aanzienlijk bescheidener zijn. Daarbij is Adriaan van Dis een keurig gecoiffeerde heer, die zich graag door hoogwaardigheidsbekleders laat roepen om ergens een chique toespraak of lezing te houden, terwijl Thomas Verbogt meer iemand is die in de marge van het literaire wereldje opereert. Adriaan van Dis citeert graag de fijne observaties van Couperus. Bij Thomas Verbogt vind je eerder de schorre stem van Kerouac of Lou Reed.
Om goed te laten uitkomen dat Van Dis bepaald niet zo maar iemand is, begint Op oorlogspad in Japan met een pagina waarop diezelfde schrijver Van Dis enorme lof wordt toegezwaaid voor het feit dat hij iemand is "die zelfspot niet uit de weg gaat" en "die op ironische wijze verslag doet van zijn twijfels en verwarring", terwijl Thomas Verbogt in My Generation gewoon begint met: "Deel Een". Is dat iets nieuws? Een flaptekst in een boek inplaats van achterop?
Toch zijn er ondanks alle deze standsverschillen ook een paar overeenkomsten, zij het minuscule. Beide schrijvers behoren tot de naoorlogse generatie van babyboomers, al is Van Dis (1946) ietsje ouder van Verbogt die van 1952 is. Bovendien hebben zij beiden een dun boekje geschreven. Dat van Van Dis is 95 pagina's dun, dat van Verbogt telt er 126. Maar dan heb je de overeenkomsten wel gehad, zodat we nu meteen weer met het grootste verschil door kunnen gaan.
        Het grootste verschil zit hem erin dat Van Dis heeft geschreven over een onderwerp waar hij nauwelijks verstand van heeft, terwijl Verbogt over een onderwerp heeft geschreven, waarin hij sinds zijn vijftiende heeft rondgedreven als een baby in het vruchtwater. Waar Van Dis dan ook allerlei autoriteiten nodig heeft om zijn eigen woorden nog enig gewicht te geven, schrijft Verbogt geheel uit eigen ervaring. Ook inhoudelijk is er geen grotere tegenstelling denkbaar: bij Van Dis verkeren wij beschaafd in vijfsterrenhotels en bezoeken wij staatsbanketten, bij Verbogt zitten wij een afgetrapte studio met spuitende en pijpjes bier drinkende popmuzikanten.
        Grappig is dat Ian Buruma, één van de autoriteiten die door van Dis voortdurend wordt aangehaald, ook degene is die vorige week Op oorlogspad in Japan in NRC\Handelsblad heeft besproken. Misschien is er bij Van Dis nog hoop geweest dat heren onder elkaar elkaar geen pijn doen, maar dan is die hoop tevergeefs geweest, want het is even beleefde als dodelijke recensie geworden. In zijn boek schrijft Van Dis: "Het is mooi iets te weten, maar andermans inzicht kan ook je uitzicht bederven". Buruma vraagt zich af of die opmerking wel terecht is. Hij ziet wel in dat veel wetenschappelijke literatuur ten onder gaat aan onleesbaarheid en navelstaarderij, maar aan de andere kant heeft hij ook weinig sympathie voor de literator die zo lyrisch kan schrijven over de elegantie van Japanse tekens, niet beseffende dat de meeste van die tekens ook gewoon Drink Coca Cola of Colgate poets witter betekenen. Uiteindelijk is Buruma's oordeel negatief en is hij van mening dat Van Dis hoofdzakelijk in clichés gesproken heeft.
        Daar komt naar mijn idee nog bij dat Van Dis als fijnbesnaard gevoelsmens wel een dieptepunt bereikt in dit boek. Te pas en te onpas wordt hij boos, vliegt hij op, of is hij ergens door geraakt. Meestal ebt zijn boosheid, opvliegendheid en geraaktheid snel weg, zodat alleen de smaak van aanstellerij achterblijft. Als persoon gedijt hij voortreffelijk in dat diplomatengezelschap, maar als schrijver schiet hij hier ernstig tekort. Je zou hopen dat hij daar in Japan eens flink dronken was geworden, dat hij die Rudi Wester van het Vertalingenfonds eens een flinke klap op haar kont had gegeven, dat hij een of andere hoge ambtenaar had uitgescholden, of dat hij zich voor mijn part in liederlijkheid met allerlei geisha's had begeven. Dan had hij Springer of Buruma niet nodig gehad om te vinden wat hij moest vinden.
        Maar niets van dat alles. Nu is het enige waar hij zich van tevoren echt zorgen over maakt de vraag of hij met zijn knalrode schoenen zijn Japanse gastheren niet al te zeer voor het hoofd stoot. Van Dis denkt namelijk dat Japanners niet willen opvallen en daarom voornamelijk in het zwart gekleed gaan. Kortom, dat oorlogspad is weer gewoon zo'n saaie Hollandse vergadering geworden, waar de mannen eerst hun colbertjasjes over de stoel hangen.
        Gelukkig heel anders van toon is de verhalenbundel My Generation van Thomas Verbogt. Met overgave schrijft Verbogt over zijn belangstelling voor de popmuziek. Hoe het begon met Hello Josephine van The Scorpions en hoe het eindigt met Leonard Cohen, ooit aanbeden, ooit verworpen, maar tenslotte weer in genade aangenomen. Als iemand de zelfspot niet uit de weg gaat en op ironische wijze verslag doet van zijn twijfels en verwarring dan is het Thomas Verbogt wel. Er staan dan ook een paar verhalen in My Generation die zeer om te lachen zijn, bijvoorbeeld het verhaal waarin Verbogt vertelt hoe hij was uitgenodigd om in een programma met Lou Reed op te treden en hoe zijn optreden volkomen de mist inging. Verbogt doet hier sterk aan Johnny the Selfkicker denken: ook altijd grootse horizonten, maar als het erop aan komt, blijft de beloofde pot goud te zijn weggezakt in de modder.
        Het bijzondere van My Generation is dat je het ook heel goed kunt lezen zonder dat je iets van popmuziek weet. Zelfs voor pophaters moet dit een aanstekelijk boekje zijn. De juistheid van deze stelling is eenvoudig aan te tonen met het verhaal Uit de buurt van Siberië, waarin Verbogt vertelt hoe hij een radio-optreden van Kaz Lux moet opluisteren. Eerlijk gezegd had ik nog nooit van Kaz Lux gehoord, maar als Verbogt zegt dat Kaz Lux de grootste Nederlandse popmuzikant is, geloof ik hem onmiddellijk. (Ik bedoel: als Van Dis zegt dat Kawabata een geweldige schrijver is, ben ik geneigd onmiddellijk met mijn hoofd te schudden, hoewel Kawabata natuurlijk echt een geweldige schrijver is.) Op een avond zal Kaz Lux voor de VPRO-microfoon spelen en Verbogt zal daaraan voorafgaande een verhaal voorlezen, waarin hij Lux de hemel in prijst. En zo gaat het ook. Alleen komt Lux aan het eind van de avond vragen of hij misschien de tekst van het verhaal mag hebben. Hij heeft er namelijk niets van verstaan, zegt hij: "Ik ben halfdoof, snap je. Komt door de muziek".
        My Generation is het boekje van de keiharde rock & roll, van drugs en dronkenschap. Niets is mooier gemaakt, maar wel geestiger, omdat het geschreven is door iemand met een liefderijk oog. De gepolijste stijl van Van Dis bezit Verbogt niet en ook is zijn oogmerk aanzienlijk minder pretentieus, maar dat neemt niet weg dat zijn boekje mij een stuk liever is.

HP\De Tijd, 9 juni 2000 © Max Pam


terug naar de inhoudspagina