Dirk van Weelden: voor eeuwig veelbelovend
Hij oud hij is weet ik niet -
stiekem denk ik over de veertig - maar in mijn ogen is Dirk van Weelden nog
altijd die vieve, enthousiaste jongeling waar geen kwaad bij zit. Ook als hij
optreedt in dat literaire praatprogramma van Michaël Zeeman maakt hij in
al zijn goedwillende gedrevenheid de indruk van het wonderkind dat onder het
ontroerde oog van zijn ouders voortdurend uit zijn stoel wil springen.
Hoeveel jaar is Dirk van
Weelden nu al veelbelovend?
Heel wat jaartjes denk ik en
het gevaar dat hem bedreigt, zou ik als het Ed van Thijn-gevaar willen
omschrijven. Pas na die totale mislukking van het Amsterdamse burgemeesterschap
was het duidelijk dat je hem niet langer een veelbelovend politicus kunt
noemen. Ik bedoel: Van Weelden zou iets groots en meeslepends moeten doen om
zijn eigen talent te testen. D'r op of d'r onder. Nu of nooit.
Makkelijker gezegd dan
gedaan.
De nieuwe roman van Van
Weelden, getiteld Het refrein, oogt niet onmiddellijk als die
magnum opus waar wij op zitten te wachten. Het is nogal dun, 126 pagina's. Maar
dat zegt niets. Nescio schreef ook dunne boekjes. Helaas heeft de inhoud
dezelfde vorm aangenomen als de omvang. Het refrein is niet groots en
het is niet meeslepend. Het is hoogstens veelbelovend, tenminste als de
schrijver drieëntwintig zou zijn.
Het refrein is een roman
die over verliefdheid gaat. De jonge vrouw Laura, werkzaam bij een
internetbedrijf, wordt verliefd op de jonge fotograaf Kasper. Maar ja, u weet
hoe het met verliefdheden gaat, het is een spel aantrekken en afstoten, van nee
zeggen als je ja bedoelt, van weglopen als je juist wilt blijven, van
verlegenheid en onbewuste jaloezie, van trots en nederigheid. Verliefd worden
is een heel gedoe, het komt voor op alle leeftijden en in alle gezindten,
kortom, als je over het timmeren van een sinaasappelkistje een roman kunt
schrijven dan kun je het zeker ook over verliefdheid.
Omdat Van Weelden ook een
filosoof is, begint zijn roman met een voorafje waarin enkele bespiegelingen
zijn opgenomen over de denar. Zelf heb ik altijd gedacht dat de denar een munt
is, het financiële broertje van de dinar. Het schijnt dat Julius Caesar al
een denar heeft laten slaan waarop een olifant stond afgebeeld. Maar bij Van
Weelden is de denar geen olifant, maar "een slank dier met een dichte,
donsachtige pels". Verder heeft elke haar van wortel tot punt de kleuren
van de regenboog en doet het snuitje van het dier denken aan een jong hondje.
De denar heeft nog andere rare uiterlijkheden die ik u zal besparen, maar zeker
is dat het een mythologisch wezen is, zoiets als de eenhoorn maar dan veel
gekker.
De denar is ook in staat het
lichaam van anderen binnen te dringen zonder dat die anderen dat merkten. De
denar is dus eigenlijk een soort bodysnatcher, maar dan eentje die niet vorm
heeft van een sperzieboon, maar die onzichtbaar is. En blijft, want de dinar
komt pas tot enige activiteit als de liefde op de loer ligt. Dan zorgt hij
ervoor dat de gastheer ontvankelijk wordt voor verliefdheden. De denar,
schrijft Van Weelden, heeft ook nog andere namen. Zo wordt hij in sommige
bronnen tareu of thoré genoemd.
Ojee.
Want nou lees ik in een
recensie van Arnold Heumakers dat tareu en thoré anagrammen zijn voor
autre en other. Knap opgespoord, daar was ik zelf nooit opgekomen. Ik win
altijd met scrabble en ik kan de moeilijkste schaakproblemen oplossen, maar aan
anagrammen schaats ik altijd argeloos voorbij. Dat komt misschien omdat ik een
beetje een hekel heb aan schrijvers die bewust allemaal raadseltjes in hun werk
doen. Tareu of thoré, autre of other.
Keul! Nigieg! Lroglid!
En niet alleen keul, nigieg en
lroglid, maar ook erg diepzinning. De hel, dat zijn niet alleen de anderen. Het
hysterische geluk dat altijd met de verliefdheden gepaard gaat, dat zijn ook de
anderen.
Het refrein heeft een
verhaal. Dat verhaal komt na het voorafje. Het is een beetje een lullig
verhaal, meer een verhaaltje: mooi meisje dat vindt dat zij een iets te dikke
kont heeft, komt knappe jongen tegen die vindt dat hij voor dat mooie meisje
met die iets te dikke kont net iets te dom is. Het mooie meisje twijfelt of ze
die knappe jongen wel kan aanspreken en die knappe jongen twijfelt of hij dat
mooie meisje wel kan aanspreken. Tenslotte verzint hij een list, want hij is
verliefd. En dat meisje valt met open ogen in die list, want zij is ook
verliefd. Dat alles is door Van Weelden weinig pregnant opgeschreven. Die ene
keer dat Van Weelden, al of niet ironisch, zich laat meedrijven op de lyriek
die zo bij verliefdheden past, lezen wij: "Milou deed extra moeite haar te
overtuigen, onder andere door haar ogen verder open te sperren. Laura keek in
espresso pupillen met hun randje beige schuim".
Ineens verlangde ik weer terug
naar die goede oude tijd waarin er nog geen espresso bestond en Rita Corita
over een lekker bakkie koffie kon zingen. Koffie met zo'n scheutje room van
Friesche Vlag uit een zilveren kannetje van Blokker.
Nu begrijp ik wel dat een roman
met deze opzet het niet in de eerste plaats van het verhaaltje moet hebben.
Verliefdheden verlopen meestal clichématig, net zo clichématig
als een refrein. Zij zijn vooral interessant voor degenen die het overkomt.
Maar ook de half psychologische, half filosofische overwegingen, bedoeld om te
fungeren als smeerolie tussen de handelingen, zijn zo weinig opzienbarend dat
wij nauwelijks kunnen spreken van een leeservaring. Het blijft allemaal aan de
oppervlakte, het doet kinderachtig aan, niet omdat het onderwerp van de
verliefdheid kinderachtig is, maar omdat er uiteindelijk niet volwassen genoeg
over wordt gesproken. Ik begrijp ook wel wat Van Weelden heeft gewild, maar het
is niet gelukt. Het refrein is een ideeënroman, maar helaas zijn de
ideeën nogal saai. Op dit terrein kan Van Weelden nog wel het een en ander
leren van K.Schippers.
In het begin van de roman komen
wij te weten dat de fotograaf Kasper dyslectisch is. Hij heeft moeite met lezen
en om zijn handicap nog enige zin te geven heeft hij de theorie bedacht dat het
niet gaat om het lezen van woorden lezen, maar om het vertellen van verhalen.
Het belangrijkste daarbij is het directe, lijfelijke contact.
Je zou verwachten dat Kasper
daarna als een begenadigd verteller wordt neergezet. De schrijver Van Weelden
had zich met dit gegeven naar hartelust kunnen uitleven. "Sommige mannen
moeten het hebben van hun uiterlijk, andere mannen van hun prevelementje",
zei mijn moeder al. Maar Van Weelden doet maar weinig met dit gegeven. Ik heb
nog nooit iemand zo saai horen vertellen over een gevaarlijke onderneming als
deze Kaspar. Daarom geloof ik dat Laura uiteindelijk alleen op het uiterlijk
van Kaspar is gevallen. Kaspar, zo staat er, lijkt namelijk erg om die mooie
voetballer van AC Milan - Paulo Maldini.
Logisch, daar kan geen man
tegen op.
HP\De Tijd, 28 oktober 2000 © Max Pam
terug naar de
inhoudspagina
|