Parker 51 voor het beste boek 2006

Verhalen

Het jaar 2006 was het jaar van de dood van Gerard Reve. Niemand schreef zo schitterend over religieuze gevoelens, terwijl hijzelf eigenlijk niets geloofde. Denk ik. Reve stierf in België en werd ook in België begraven.

Parker 51.jpg

Misschien is het typerend voor de Nederlandse literatuur, dat maar weinig Nederlandse schrijvers het in Nederland uithouden. Op een gegeven moment moeten ze allemaal weg en in dat opzicht hebben Nederland en Ierland veel met elkaar gemeen – met dat verschil dat de Ierse schrijvers zich tenminste nog in een internationale taal, het Engels, kunnen uiten.

Ook Willem Frederik Hermans woonde de laatste jaren van zijn leven in België, maar toen hij de dood voelde naderen, keerde hij terug naar zijn geboorteland. Hij stierf in een Utrechts ziekenhuis. Hij stierf dus in elk geval in het midden van ons land. Gelukkig leeft Harry Mulisch nog, zeer live and kicking. Hij wordt dit jaar tachtig en huurt nog steeds een appartement bij het Leidseplein. Soms wordt hij even overvallen door een emigratiegevoel richting Duitsland, maar dat is natuurlijk niet serieus.

Gerrit Komrij woont in Portugal en schrijft daarover in NRC/Handelsblad een van de Nederlandse werkelijkheid losgezongen column. Jan Wolkers is al jaren naar Texel gevlucht en is beslist niet van plan om ooit nog terug te komen. Als de Waddeneilanden in ons Koninkrijk dezelfde status krijgen als de Antillen, is hij definitieve een buitenlandse schrijver geworden. Nu alleen nog een tweede paspoort. Cees Nooteboom heeft wel duizend nationaliteiten, maar helaas koos hij er maar één: de Spaanse. Toevallig is Nooteboom in Nederland geboren, zoals een transseksueel geboren is in het verkeerde lichaam. Zo kunnen wij nog even doorgaan. Adriaan van Dis en Heere Heeresma zijn naar Frankrijk verhuisd en Geerten Meijsing naar Italië. Henk Hofland werkt liever in New York dan in Amsterdam.

Gelukkig is Kluun gebleven…

Het beste boek van 2006 is helaas geen fictie, en is ook niet van een Nederlander. Het boek dat mij het meest leesplezier heeft bezorgd, is The God Delusion van Richard Dawkins. Na dat andere prachtboek The Selfish Gene laat Dawkins dit keer weinig heel van religieuze pretenties inzake waarheid en moraliteit. Zeer vermakelijk zijn vooral de reacties van de gelovigen. De voornaamste klacht jegens het boek van Dawkins geldt: “de toon”. Die zou te scherp zijn en te drammerig. Dat bezwaar is vooral zo grappig, omdat zij grotendeelsl wordt aangevoerd ten gunste van geloofssystemen die monotheïstisch, drammerig en intolerant zijn. Je zou hier kunnen spreken van een onvervalste jij-bak, want neemt u maar van mij aan dat Dawkins helemaal niet drammerig is, maar juist geestig, open en intelligent.

En als u dat niet van mij wilt aannemen, moet u vooral zelf dat boek lezen.

In kielzog van de religieuze revival, mag ook Frans Kellendonk zich weer in een zekere populariteit verheugen. Vooral zijn boek Mystiek lichaam wordt daarbij geroemd, naar mijn idee van volkomen ten onrechte. Kellendonk heb ik een paar keer ontmoet, toen hij verkeerde in het gezelschap van Dirk Ayelt Kooiman, met wie ook ik omging. Hij was een verlegen, schichtige man die altijd op weg was naar iets anders. Toen hij Mystiek lichaam voltooide, was hij al ziek en als u het mij vraagt al niet goed meer bij zijn hoofd. Men zou eens moeten nagaan welke invloed de halve gare filosoof Otto Weininger heeft gehad op de latere ideeën van Kellendonk. Het beste werk van Kellendonk is zijn verhalenbundel Bouwval, waar je alleen maar ontzag voor kunt hebben, maar alles bij elkaar blijft het een mager oeuvre.

Er zijn nog een paar werken, waar ik op zou willen wijzen, al zijn het geen literaire boeken: De betovering van het geloof van Daniel C. Denett, Frankrijk in oorlog, 1870-1962 van H. L. Wesseling en Op de As van Goed en Kwaad van Marc Chavannes. De vraag die Dennett stelt is hoe een marsmannetje de menselijke religie zouden beschrijven. Het antwoord is minder komisch dan u denkt. De historicus Wesseling heeft een zeer lezenswaardig boek geschreven over “de meest dramatische eeuw uit de Franse geschiedenis”. Aan de geringe reacties op dit voortreffelijke boek kun je aflezen dat er in ons onderwijs nauwelijks nog belangstelling is voor Frankrijk en de Franse taal. Nederlanders denken bij Frankrijk alleen nog aan een tweede huisje. In Op de As van Goed en Kwaad geeft Marc Chavannes een uitstekend beeld van de Amerikaanse samenleving, en daarmee maakt hij tevens duidelijk hoe jammer het is dat hij nooit hoofdredacteur van NRC/Handelsblad is geworden.

Maar dit stuk dient te gaan over de Max Pam Award, uitgereikt voor het beste Nederlandstalige, literaire boek van het afgelopen jaar.

Daarom eerst nog iets over deze prijs en de daarbij behorende spelregels.

Eerdere winnaars waren: Léon de Winter voor God’s gym, P.F. Thomése voor Schaduwkind, Henk Romijn Meijer voor zijn bundel Alle verhalen tot nu toe en Een andere Boudewijn Büch van Harry G.M. Prick.

De jury van de Award bestaat slechts uit één persoon bestaat. Winnaars hoeven zich niet te onderwerpen aan het televisieritueel van nominaties en de daarbij behorende vernederingen. Er zijn bij de Award geen genomineerden. Wel wordt het op prijs gesteld wanneer de winnaar op een kleine, sobere bijeenkomst aanwezig wil zijn om zijn Award in ontvangst te nemen. Mocht de winnaar om moverende redenen – te verlegen, hartkwaal, afkeer van de jury – verhinderd zijn, dan is het ook goed en wordt hem of haar de prijs thuis gestuurd.

Parker 51.jpg

De Award bestaat, net als de voorgaande jaren, uit de vernieuwde versie van de Parker 51. Dat is de Rolls Royce onder de vulpennen. De penpunt is van 18 karaats goud. De dop is van zilver met daarin het silhouet van de Empire State Building.
De jury las dit jaar weer tussen de 120 en 150 romans, waarvan een groot aantal halverwege, of nog eerder, werd weggelegd. Daarnaast las de jury een paar dagboeken en reclamedrukwerk dat als literatuur werd gepresenteerd. Het jaar 2006 was literair gezien een beter jaar dan 2005, maar toch niet helemaal om naar huis te schrijven. Kluun sloeg weer meedogenloos toe, maar hij is wel een aardige man. A.F.Th scheidde weer eens kruimel af en Mulisch zweeg. Driek van Wissen draagt nog steeds de hofnarmuts op van de Dichter des Vaderlands, maar NRC/Handelsblad houdt dat liever geheim.

Tenslote kwam de jury tot de volgende longlist van twaalf titels, hieronder naar alfabetische schrijversvolgorde gerangschikt. Dit zijn naar het oordeel van de jury de twaalf beste boeken van het afgelopen jaar:

1. De verstotene – Naima el Bezaz
2. Het satijnen hart – Remco Campert.
3. Tirza – Arnon Grunberg.
4. De drie bedriegers Mozes, Jezus en Mohammed – Jan Pieter Guépin.
5. Het tuinhuis – Hella Haasse.
6. Psalmenoproer – Maarten ’t Hart.
7. Heb lief en zie niet om – Willem G. van Maanen
8. De bekoring – Hans Munstermann.
9. Orde en trouw, essays over Johan Huizinga – Willem Otterspeer.
10. Art 285b – Christiaan Weijts
11. De verering van Quinia T.- L.H. Wiener.

12. Nog in morgens gemeten – Koos van Zomeren.

Opvallend veel romans dit jaar: negen in het totaal. Verder: een verhalenbundel, een essaybundel en een egodocument.
Wij komen nu bij de eerste afvallers. “Koos van Zomeren geeft in Nog in morgens gemeten” een treffend beeld van een dorp en zijn geschiedenis. Alle wilde natuur verdwijnt in deze geïndustrialiseerde wereld en ook wat betreft Herwijnen hoeven wij ons geen illusies te maken. Tenslotte zullen met de dood van de betrokkenen ook hun herinneringen in het niets oplossen. In zijn dagboek probeert Van Zomeren dat proces zo veel mogelijk uit te stellen. Je zou kunnen zeggen dat hij het noodlot probeert te bezweren, en alleen al daarom is dit boek meer dan geschiedschrijving”, aldus de jury. Niettemin moeten wij nu afscheid nemen van zijn dagboek.

Afscheid nemen wij ook van De drie bedriegers Mozes, Jezus en Mohammed, de blasfemisch roman van Jan Pieter Guépin. Een bijzonder geschrift, de schrik van elke hogere macht. De jury gelooft dan ook dat Javeh, God en Allah de publicatie van dit boek niet op zich hebben laten zitten en dat zij er gezamenlijk voor hebben gezorgd dat Guépin kwam te overlijden juist voordat De drie bedriegers: Mozes, Jezus en Mohammed zou uitkomen. En wie zij wij van de jury om tegen de hogere machten in te gaan?

Orde en trouw, essays over Johan Huizinga van Willem Otterspeer reikt evenmin tot de hoogste tree. Deze bundel over Neerlands grootste historicus is zeer verhelderend, maar Otterspeer werkt inmiddels aan zijn biografie over Willem Frederik Hermans. De jury zou hem alleen maar van zijn werktijd beroven, wanneer zij de heer Otterspeer zou uitnodigen een prijs in ontvangst te nemen.

Tot de afvallers behoren ook De verering van Quinia T. van L.H. Wiener en De verstotene van Naima el Bezaz. Beide boeken zijn totaal verschillend, maar hebben ook iets gemeen: een mislukte liefde. De verstotene zou het boek zijn geweest als Ayaan Hirsi Ali een roman had geschreven. Naima el Bezaz zou nu in Amerika wonen als zij de politiek was ingegaan. Over de roman van Wiener merkte de jury op: “De verering van Quirina T. is een mooi boek. Wiener heeft er zijn hele hebben en houwen ingelegd en hij heeft dat gedaan in zijn specifieke stijl, die in de verte een beetje aan die van Gerard Reve doet denken, maar die inmiddels helemaal eigen is geworden”.

Mooie boeken, maar het vizier wordt nog hoger gericht.

Helaas, helaas. Wij komen nu bij de twee oudste kandidaten. De tijdgeest snakt naar verjonging en al verweert de jury zich daar uit alle macht tegen, zij heeft niet kunnen voorkomen dat Hella Haasse met haar bundel Het tuinhuis en Willem G. van Maanen met Heb lief en zie niet om de allerlaatste hindernis niet hebben gehaald. Niettemin gaat het hier om twee bijzondere boeken, die jury iedereen wil aanbevelen. Hella Haasse is 88 en Willem G. van Maanen 86 jaar. Volgend jaar bij de uitreiking van de Award 2007 zijn er nieuwe boeken nieuwe kansen.

Minder oud, maar op weg naar eeuwige roem is Hans Münstermann, die voor zijn roman De bekoring al een grote prijs kreeg. In dit blad werd deze roman door Theodor Holman besproken, die repte van “een meesterlijk boek”. De jury kan zich volledig vinden in deze kwalificatie. Op een neuslengte kwam hij net niet bij de laatste drie. Psalmenoproer van Maarten ’t Hart kwam ver, maar de smuigerdjes en rinkelrooiers reikten net niet ver genoeg.

Zo blijven in de slotfase over: Tirza van Grunberg, Het satijnen hart van Remco Campert en Art 285b van Christiaan Weijts. Een strijd tussen twee jonge auteurs en één oudgediende, een strijd dus op leven en dood. De jury oordeelde dat Tirza een wat teleurstellend einde heeft, maar was voor de rest zeer lovend: “In veel opzichten is Tirza een knap boek, waar veel om te lachen valt – als je tenminste van droge, kwaadaardige humor houdt. De nieuwe Vestdijk heeft op dit ogenblik in Nederland zijn gelijke niet”.

En dan?

Eerlijk gezegd kon de jury nauwelijks kiezen, maar tenslotte meende men toch dat een reeds zeer gelauwerde auteur voor één keer voorrang moest geven. Het satijnen hart van Remco Campert is “een geweldig boek”, aldus de jury. Wat moet je daar aan toevoegen? Zelden is ouderdom op zo’n literaire manier beschreven. Een van Campert’s beste boeken.

Maar de winnaar is…Christiaan Weijts voor Art285b!

Christiaan Weijts.jpgChristian Weijts2.jpg

Wat Tommy Wieringa vorig jaar met Joe Speedboot heeft gedaan, deed Weijts met Art285b. Weijts is een nieuw talent, dat het ver zou kunnen schoppen, als hij niet te veel in de kroeg blijft hangen. Art 285b. is een roman over piano spelen, sms-en en liefde. Misschien is dit debuut nog niet helemaal volmaakt. “Maar”, zo stelde de jury vast, “Aan alles merk je dat Weijts het in zijn vingers heeft, als sms-er, als pianist en als schrijver”.

De jury wil dan ook Christiaan Weijts feliciteren met de Max Pam Award 2006.

En dan nu muziek!

HP\De Tijd, 5 januari 2007

Bij de feestelijke uitreiking op de HP/De Tijd-redactie had ik de eer de prijs met de volgende toespraak aan de winnaar te mogen uitreiken.

Dames en heren!

Onlangs stond in Het Parool een foto van een man die stond op een stuk opgespoten grond in IJburg, op Haven Eiland Oost om precies te zijn, waar Amsterdam met man en macht bezig is een halve stad uit het water te stampen. De man hield een bord omhoog, een bord met een naam erop, een straatbord zelfs. Een straatbord met zijn eigen naam erop.

Wat was het geval?

Bij elke nieuw gebouwde wijk horen nieuwe straten en bij die nieuwe straten horen namen. Daar is een procedure voor, die inhoudt dat een vast groepje naamgevers de namen gaan bedenken. En zo was men ook gekomen bij een man die een van de naamgevers kende, een zekere Ben van Meerendonk, die zich voor een of andere zaak de gemeente Amsterdam aangaande bijzonder verdienstelijk had gemaakt. De naamgever wist zich herinneren dat Ben helaas niet al te lang geleden was overleden, in dit geval een noodzakelijk kwaad, want straatnamen worden slechts toegekend aan mensen die het tijdelijke voor het eeuwige hebben verwisseld.

Helaas was dat voor de heer Van Meerendonk niet het geval. Hij bleek nog springlevend, al had de laatste jaar niet veel meer van zich laten horen. En daar stond hij nu midden in de blubber van IJburg, met een straatnamenbord boven zijn hoofd – een blauwe achtergrond met witte letters, die zijn eigen naam vormden. Evert was er reuze trots op, te meer daar de zijn naam inmiddels al door zoveel bureaucratische molens was gegaan dat het gemeentelijke besluit niet meer kon worden teruggedraaid.

Dames en heren, al een aantal jaren voel ik mij zoals Ben van Meerendonk: ik voel mij namelijk geweldig.

Weer is het mij een grote eer en genoegen om een prijs te mogen uitreiken die naar jezelf is genoemd, in dit geval de Max Pam Award. Zoiets gebeurt niet elke dag. Net als de meeste straatnaamdrager, waren de meeste naamdrager van literaire prijzen al dood toen hun naam aan een prijs werd verbonden. Ben van Meerendonk presteerde wat Einstein, Paulus Potter, Vossius, of Tweede Helmers nooit hebben gepresenteerd, terwijl ik, Max Pam, het nu al verder heb gebracht dan PC Hooft, Anna Blaman en Erasmus. Zelfs de bekende uitgever Johannes Joducus Ako, die leefde van 1846-1921, heb ik overtroffen.

Zoals spoedig zal blijken niet in één, maar in véle opzichten.

Dat de Max Pam Award, juist vanwege het feit dat de naamgever nog leeft, nog een andere risico in zich draagt, dient niet onvermeld te blijven. De naamgever mag dan nog leven, maar dat geldt niet voor de winnaars. Zo is Harry G. M. Prick, winnaar van de Max Pam Award voor het beste boek van het jaar 2005, kort na de toekenning van de prestigieuze award op 81-jarige leeftijd overleden.

Daarom heeft de jury dit jaar geen enkel risico genomen. Nog even is overwogen Hella Haasse (89) of Willem G. van Maanen (86) de prijs te geven, maar alras kwam men tot de conclusie dat de Award moest gaan naar de man die nu voor mij staat: Christiaan Weijts.

De prijswinnende auteur van Parker 51 is dertig jaar. Hij moet nog even mee kunnen, en het zal nog wel even duren voordat er naar hem een prijs wordt genoemd. Maar als Christiaan Weijts zo doorgaat als hij is begonne, dan gaat dat zeker gebeuren. Zijn debuut Art285.b is een bijzonder boek, hoewel de titel doet vermoeden dat een notaris of een strafjurist aan het woord komt. Maar Art285.b is een roman over een stalker, over pianist die naar een piepshow gaat, over een stripteuse die zich in haar kont laat verkrachten, kortom Art285b. is een roman over de liefde, zoals er weinig romans in de Nederlandse literatuur worden geschreven.

In mijn recensie destijds over dit boek schreef ik dat dit boek een geheimtip is voor kenners, maar dat is het al lang niet meer. Weijts heeft zich in een klap bekend gemaakt, en zo hoort het natuurlijk ook. Laatbloeiers zijn doodbloeiers, waarmee ik wil zeggen dat wie nooit vroeg heeft gebloeid dat ook niet meer in de winter zal doen.

In feite heeft Weijts een klassiek roman geschreven, met een begin, een midden en een eind. Een tragikomedie, die misschien nog niet helemaal volmaakt is, maar die in elk geval een groot talent verraadt. Hoeveel talenten komen er voor per decennium?

Maar genoeg gepraat. Een van de aantrekkelijkheden van de Max Pam Award is dat de winnaar niet hoeft te luisteren naar een juryrapport dat door Ruud Lubbers is geschreven en door Martijn Sanders wordt voorgelezen.
Daarom: De winnaar van de Max Pam Award 2007 is Christiaan Weijts voor zijn bijzonder leesbare en ontroerende roman Art285b.

Ik heb gezegd.

2 februari 2007