Flink geklik in klikkende ikken

Boeken etc

Klikkende ikken
Atte Jongstra
Uitgeverij: De Arbeiderspers
Sterren: * * * *

Na zijn voltreffer met De avonturen van Henri Fix II heeft Atte Jongstra opnieuw een kloek boek de wereld in geworpen. Klikkende ikken heet het en aangezien het in Privé-domein is uitgekomen, zou je een autobiografisch werk verwachten.

treintje Vesuvius.bmp

Maar al direct op de binnenpagina wordt in de ondertitel gewaarschuwd: Bekentenissen van een zelfontwijker. Die ondertitel dekt zeer wel de lading. Hoewel Klikkende ikken allerlei biografische passages bevat, lijkt Jongstra’s manier van schrijven er helemaal op gericht te zijn zichzelf te ontlopen.

Het is een terugkerend recept: steeds als je denkt dat hij zichzelf bij de kladden heeft, springt de ironie uit de coulissen te voorschijn, om vervolgens de lezer in verwarring achter te laten. In dat opzicht is Klikkende ikken te beschouwen als een vervolg op De avonturen van Henri Fix II, dat in feite niets anders was dan fictieve autobiografie.

Omdat Henri Fix II niet bestond, moest hij door Jongsma worden uitgevonden. De fixatie op “het slappe koord tussen feit en fictie” – zoals Jongstra het zelf noemt – heeft nu met Klikkende ikken een boek vol “autobiografische schijnbewegingen” opgeleverd.

Klikkende ikken.bmp

Wie dit allemaal te postmodern vindt klinken, is misschien geneigd hier af te haken, maar dat wil ik toch beslist afraden. Klikkende ikken is net als De avonturen van Henri Fix II een boek dat vrolijk maakt. Als je er een beetje gevoel voor hebt, valt er veel te lachen – vooral in de passages waarin Jongstra zichzelf helemaal ontweken heeft en vrijuit praat over anderen. In het portret van Michaël Zeeman bijvoorbeeld, de misthoorn van de Nederlandse literatuur, leeft Atte Jongstra zich helemaal uit en is hij op zijn best.

Maar daarover straks.

Eerst zij nog opgemerkt dat de auteur aan het slot van Klikkende ikken terugkomt op de kritiek dat hij de De avonturen van Henri Fix II heeft opgeroepen. Hij werd er van beschuldigd zijn bronnen op een weinig transparante wijze te hebben gebruikt en ook kreeg hij het verwijt van plagiaat voor de voeten geworpen. In het stuk Circus Fix slaat Jongstra zo van zich af, zodat het even lijkt of Henri Fix II weer is opgestaan.

Fix lijkt zelfs helemaal klaar voor een nieuw duel, maar enigszins tot teleurstelling van zijn schrijvende alter ego luidt de slotconclusie: “Voorlopig lijkt alle rumoer met een sisser af te lopen. Helaas!”.

Klikkende ikken opent met een stuk over zijn Jongstra’s afkomst en familie, maar die inzet wordt niet lang vol gehouden. Al snel gaat over hele en halve collega’s in de literatuur en je zou hier van een superieur soort roddelen kunnen spreken. Het getuigt natuurlijk van een slecht karakter, maar ik zit dan meestal te smullen. Jongstra’s schets van Willem Jan Otten als de katholieke bekeerling die katholieker moet zijn dan de paus, is trefzeker. Op de achtergrond van Jongstra’s spotlust speelt ongetwijfeld een gevoel van miskenning mee. De avonturen van Henri Fix II mag dan een prachtboek zijn, de behaalde oplage was uiteindelijk niet zo groot, terwijl Willem Jan Otten met zijn Specht en zoon een bekroonde bestseller schreef. Als je – zoals ik – Jongstra een ontzaglijk veel interessantere schrijver vindt dan Willem Jan, dan krijgt zo’n schets nog een extra spanning.

Amusant is ook de verhandeling over het gebit van Simon Carmiggelt, dit naar aanleiding van de tandartsenfobie waaraan Jongstra lijdt. Volgens Jongsma had Carmiggelt een slecht gebit – klopt, dat was gewoon bij die generatie – en stonk hij vreselijk uit zijn mond. Dat laatste kan ook waar zijn, al heb ik daar Renate Rubinstein nooit over horen klagen.

Overal in Klikkende ikken staat het waarheidsgehalte van de tekst onder verdenking. Zo wordt even verderop een andere tandartsenanekdote over Harry Mulisch verteld, die zo gaat: “Komt de spreekkamer binnen met een sigaar, loopt op de stoel af, (…) laat de peuk vallen, draaiende voet als u begrijpt wat ik bedoel, waarop mijn schoonvader (de tandarts – MP) razend vraagt of hij dat thuis ook doet. Mulisch pijn lijden, u voelt ‘m wel. Waarop mijn schoonvader de volgende dag een persoonlijk briefje in de bus krijgt met excuses. Hoffelijke man, Mulisch, absoluut een heer”.

Inderdaad hoffelijk. Maar alles goed en wel: bij mijn weten heeft Mulisch sigaretten gerookt en pijp, maar nooit sigaren. Als hij zijn pijp in spoelbak had uitgeklopt, had Jongstra nog willen geloven.

Voor het waarheidsgehalte van Jongstra’s mystificerend schrijven, kan ik niet instaan, al hoop ik wel dat wat hij vertelt over Freud en diens beklimming van de Vesuvius overeenkomt met de feiten. Zoals Freud zijn eigen lengte frauduleerde door bij het nemen van een foto op een onzichtbaar sinaasappelkistje te gaan staan, zo verfraaide hij ook zijn alpinistische prestatie door onopgemerkt te laten dat er gewoon een treintje naar de top reed. Jongstra vertelt ons daarover op zijn bekende ironische wijze, vol ingeslagen zijpaden en details die er ogenschijnlijk niets toedoen.

Maar het hoogtepunt van Klikkende ikken is toch het hoofdstuk: Uren met Michaël Zeeman. Op een vilein positieve manier wordt daar een komisch beeld geschapen van een literaire veldwachter, die in zeven sloten tegelijk loopt. Als je dit portret van Jongstra leest, ga je veel beter begrijpen waarom Zeeman vanuit alle windstreken de ondergang voorspelt van de westerse cultuur in het algemeen en van die van de Nederlandse wel heel in het bijzonder.

Dat er toch een zekere sympathie uit het portret spreekt, komt misschien omdat ook Zeeman – maar dan op zijn geheel eigen wijze – mystificateur is. Niemand is in staat zulke briljante uitvluchten te bedenken voor artikelen die zijn weggeraakt – lees: nooit zijn geschreven – als Michaël Zeeman! Maar Zeeman is ook de man die de Gijsbrecht uit zijn hoofd kent, en die op elk feestje graag dat kunstje weer ten gehore wil brengen. Ook hier laat Jongstra niet na een misselijke roddel te verspreiden, namelijk dat Zeeman “hem” naar eigen zeggen niet meer omhoog kan krijgen.

Moet dat nou, Jongstra?

Kortom, Klikkende ikken is in alle opzichten een amusant boek, dat vooral biografische gegevens over anderen bevat. Mogelijk heeft Jongstra zelf een onvoldoende interessant leven geleid voor een echte autobiografie, maar dat geldt zeker niet voor de mensen die hij om zich heen gadeslaat.

HP\De Tijd, 21 november 2008