Verzekerd!

Gastenhoek

In 2005 had ik met Martin Bril een kleine, tweewekelijkse correspondentie voor het blad Verzekerd!

Bril & Pam 3

Het betaalde goed, dit intern verspreide blaadje voor verzekeraars, maar weinigen zullen onze stukjes gelezen hebben.

Aflevering 7

Pam

Beste Collega!

Ik popel natuurlijk om te horen hoe het tussen jou en Katja Schuurman is afgelopen en in afwachting daarvan wil ik je graag filosoferen over het wezen van verzekeren. Je kunt natuurlijk wel van alles afsluiten, maar als je niet beseft wat verzekeren eigenlijk inhoudt dan ben je niet veel opgeschoten.

Vreemd genoeg biedt de Dikke van Dale hier geen oplossing. De Van Dale geeft als betekenis voor verzekeren: “zeker maken van; de vaste beschikking geven over”. Dat is zo vaag dat ik sterk de indruk heb dat de woordenboekenmakers het ook niet weten. Ik keek ook nog even bij het woord “verzekering” en daar las ik: “betuiging dat iets zus of zo is, geschieden zal, geschied is (enz.)”.

Brrr!

Kan het vager? Ik zou natuurlijk nu dat vreemde woord “betuiging” kunnen opzoeken, maar je kunt wel aan de gang blijven. Ik vermoed dat het me niet veel zou opleveren, want betuiging in combinatie met zus of zo probeert meer iets te verhullen dan op te helderen. Wel is er de staande uitdrukking: “hij gaf me de verzekering dat…”, waarmee bedoeld wordt dat iets beslist waar is of dat iets beslist zo gaat gebeuren.

Hier raken wij de kern, tenminste als wij de zaken omdraaien. Je verzekert je uit onzekerheid, omdat je juist niet weet wat er in de toekomst verborgen ligt. Of je ziek wordt, dat weet je niet en evenmin weet je of je auto gestolen gaat worden ten einde zijn kilometers  te draaien in Polen of Afrika. Bij een verzekering betaal je dus voor iets waarvan je hoopt dat het nooit zal gebeuren. Je verzekert je “voor in het geval dat…”, waarbij je moet hopen dat “in het geval dat…” niet tot uitvoering komt. In feite ben je blij als je je geld kwijt bent!

Verzekeraar moet daarom wel een heerlijk beroep zijn. Wordt de klant niet ziek en wordt zijn auto niet gestolen dan is hij toch tevreden. Gaat het in dat ene geval wel mis dan wordt er gewoon uitbetaald en valt er evenmin iets te klagen. De uitvinder van het verzekeren moet een geniaal mens zijn geweest, genialer dan Einstein als je het mij vraagt.
En vertel mij nu: was Katja verzekerd?

Je nieuwsgierige collega Max.

Antwoord:

Bril

Beste nieuwsgierige collega,

Ik begrijp het natuurlijk volkomen – niet alleen jij, maar heel Nederland wil weten hoe het zit tussen mij en Katja – haar roem is werkelijk adembenemend. Ik zal zo aanstonds een tipje van de sluiter oplichten, maar eerst wil ik nog iets over die roem van Katja zeggen.

Vanmiddag was ik in een gerennomeerd restaurant. Het was niet druk en er was een vertegenwoordig op bezoek, een leuke dame die werkte voor een bekend wijnhuis. Zij en de uitbaters van het restaurant zaten aan de tafel achter mij, met een achttal geopende flessen, een karaf water een champagnekoeler om na ieder slokje de geproefde wijn in uit te spugen. Op zeker moment vroegen ze mij ook aan tafel, en de vrouw van het wijnhuis presenteerde mij toen vol trots een glas rode wijn. Daarbij keek ze heel geil, ik kan niet anders zeggen.

“Dit is Katja’s wijn,” zei ze hees.

Het is dat ik onlangs met Katja dat akkefietje heb gehad waar ik straks meer over ga vertellen, als ik het haal tenminste, anders had ik niet eens geweten wie ze bedoelde. Maar nu dus wel, en mijn hart sloeg over en ik stak mijn neus toch echt even anders in het glas dan ik gedaan zou hebben als het Annemarie Jorritsma’s wijn was geweest.

Het rook goed, Katja’s wijn.

“Dozen vol lever ik iedere maand bij haar af,” vervolgde de vertegenwoordiger.

Ik nam een slok – best redelijke wijn, collega, helemaal in orde, maar niets bijzonders – iets te zwaar, zeker geen wijn om de hele dag door te drinken. “Best aardig,’ zei ik dus – om dat wijf van dat wijnhuis te pesten.

Ze trok wit weg.

“Wat is het?” prangde ik voort, “Frans, Spaans, Italiaans?”.

“Een Barolo,” zei ze.

Ik nam nog een slok, maar dat maakte de zaak er niet beter op. Katja’s wijn had iets wrangs, en een harde, nare afdronk – alsof er een slok benzine in je mond heeft gewoond.

“Hij vindt Katja’s wijn niet lekker,” zei dat wijf intussen tegen de andere mensen aan tafel, op een toon alsof ik gek was, maar ik zag ze wel kijken hoor, die brave uitbaters – ze twijfelden ineens keihard en meedogenloos aan hun vertegenwoordiger en haar wijn.

Wat ik hiermee bedoel, beste Max, is dit: hoe kan zo’n lief aandoenlijk schaapje als Katja Schuurman zich nou verzekeren tegen middenstanders die beweren dat ze bij hun haar geitenkaas, haar tomaten, haar WC-papier, haar wijn en haar tamponnetjes koopt? Dat is toch geen leven wat zo’n lieve schat heeft – dan kun jij wel mooi wat in de rondte filosoferen over wat verzekeren nou eigenlijk is, maar je zou eigenlijk op je scootmobiel moeten springen en haar moeten redden!

Volgende keer over Katja en mij, maak je geen zorgen. Ik moet nu ophangen, want mijn kwartje is op.

Je collega, Martin.