Henk Hofland & Jan Blokker

Columns

Journalistiek gezien was de laatste week van 2010 de week van twee 83-jarigen: Jan Blokker en Henk Hofland. De ene morsdood en de andere springlevend, maar beiden volop aanwezig in de media. Over Jan Blokker werd een anderhalf uur durende documentaire van Chris Kijne uitgezonden, die dertien uur sprak met de iezegrim van de Nederlandse journalistiek. En aan Henk Hofland werd de PC Hooftprijs toegekend voor zijn essayistisch werk. 

Om eerlijk te zijn: bij de documentaire over Blokker ben ik zo’n tien minuten voor het einde in slaap gevallen. Ik werd na een tijdje bevangen door het gevoel dat ik wel zo’n beetje wist wat Blokker te zeggen had. Je kunt dat onrechtvaardig vinden, maar aan het eind van zijn leven was Blokker niet meer op zijn best. Op het laatst leek het een voortdurend gevecht tegen het zuur, om Johnny van Doorn te parafraseren. Af en toe zag je in de documentaire de oprispingen uit Blokkers maag naar boven komen. Dan borrelde opeens de naam van Leon de Winter op, of die van Marcel van Dam – allebei figuren die volgens Blokker niet deugen. Maar waarom zij niet deugen, dat werd in de documentaire niet duidelijk.

Jan Blokker

Een stervende mag zich natuurlijk alles permitteren, maar ik heb mij ook afgevraagd of men dit Blokker niet beter had kunnen besparen. Ik vond het geen prettig gezicht de oude man zo hijgend bezig te zien, slechts af en toe onderbroken door een bitse echtgenote die hem toesprak als een verpleegster met een slecht humeur. Mevrouw Blokker merkte nog hoopvol op dat ze die scènes er wel uit zouden knippen, maar Jan wist wel beter.

Henk Hofland bleef zelf deze week zorgvuldig uit beeld, hoewel hem toch de PC Hooftprijs toeviel. Die prijs is hem bijzonder gegund. Terwijl Blokker de neiging had paladijnen rond hem heen te verzamelen, heeft Hofland veel meer geopereerd als een Einzelgänger. Eigenlijk is zijn literair-journalistieke triomftocht pas echt goed op gang gekomen, toen hij ten gevolge van een akkefietje met Willem Oltmans zijn hoofdredacteurschap van NRC/Handelsblad kwijt raakte. Een minder getalenteerd iemand zou zijn weggekwijnd, maar Hofland nam revanche met een serie beschouwingen waarvoor hij tenslotte de meest prestigieuze literaire prijs heeft gekregen.

Henk Hofland

Zijn bundel Tegels lichten (of: ware verhalen over autoriteiten in het land der voldongen feiten) uit 1972 was een doorbraak, want tot dusver was er in Nederland nog nooit zo openlijk geschreven over kwesties in de politieke taboesfeer.  Ik heb Tegels lichten deze week nog eens opgeslagen en het boek staat nog altijd als een huis, niet in minst vanwege Hoflands superieure stijl.

Blokker en Hofland waren, hoewel vrienden, heel verschillende persoonlijkheden. Blokker , zo vertelde Rinus Ferdinandusse mij eens, werkte tot zijn dood aan een boek van A tot Z – zeg maar van Aantjes tot Zwagerman – waarin hij iedereen aan wie hij een hekel had nog een keer de maat wilde nemen. Dat boek van het zuur is er dus niet gekomen.

Ook Hofland wilde zijn omgeving beheersen, maar deed dat op een menselijker manier, getuige een anekdote die Wout Woltz vertelt in het vriendenboek dat Hofland ooit kreeg aangeboden:  “Dertig jaar geleden nam Hofland mij apart tijdens een feestje. Hij klemde mijn hoofd in zijn arm en fluisterde warm in mijn oor: ‘Lange, jij bent mijn vriend. Want jij bent de enige hier die kan schrijven. De rest probeert het wel maar…geen talent. Krabbelaars’.  Zo ging dat door. Het was laat in de avond, maar zo’n compliment van de meesterstilist had de waarde van een diploma. Tien minuten later zag ik dat H. een ander hoofd in zijn bankschroef nam en iets in een ander oor fluisterde. De patiënt keek ongelovig, werd lichtrood en begon te stralen. In de loop van de nacht kregen nog twee, drie talenten de verzekering dat zij uniek waren”.

Henk, gefeliciteerd met je dik verdiende prijs!

Het Parool, 24 december 2010