Homo Hollandicus & de atypische schaatssuccessen

Beweringen en bewijzen

Het Nederlandse succes op de Olympische winterspelen noopt ons als natie tot enige reflectie. Die successen zijn namelijk volkomen atypisch.

Avercamp 2

Want ga maar na. Er is in Nederland geen enkele berg, laat staan dat er een berg is met sneeuw. Alleen tijdens korte wintervakanties staan Nederlanders elders op lange latten. Met een doodskist op het dak van hun auto reizen zij naar de Alpen om te skiën, te snowboarden en te langlaufen. Een groot aantal van hen keert terug met één of meerdere lichaamsdelen in het gips. Skileraren reageren ontzet als zij worden geconfronteerd met de Nederlandse naïveteit inzake lawines en andere natuurgevaren, maar zij hebben inmiddels geleerd daarover stil te zijn om de baten uit toerisme niet al te zeer te schaden.

Je kunt wel skiën in Nederland, maar dan kom je terecht in een hal te Zoetermeer of Almere, waar je bij twintig graden boven nul twintig meter naar beneden mag glijden. Schansspringen en aanverwante acrobatische sporten zijn voornamelijk weggelegd voor Nederlanders, die vanwege hun familiebanden wel eens in de hoger gelegen gebieden van Europa komen. Voor een Nederlands rodelbaantje moet je naar Duinrel of de Efterling. Het wachten is op een aannemer met het plan om een bobslee-accommodatie te maken op de Lemmelerberg.

Blijft over het schaatsen. Daarin zij de Nederlanders inderdaad erg goed. Wij zijn zelfs zo goed dat het schaatsen de status van korfbal als internationale sport heeft geëvenaard. Want ga ook hier maar na. De enige, die de Nederlandse langebaanschaatsers wist te bedreigen, was een Belg: Bart Swings. Getraind door een Nederlander, dat dan weer wel.

Maar ook met dat schaatsen is iets vreemds aan de hand. De laatste decennia vriest het in Nederland nauwelijks meer. Weliswaar begint de Elfstedenkoorts tegenwoordig al in augustus te gloeien, maar diep in zijn (haar) hart weet iedere Nederlander dat de klimaatveranderingen het onwaarschijnlijk maken dat de Tocht der Tochten ooit nog wordt gehouden. Eerder zullen palmen bloeien aan het Zandvoortse strand dan dat het ijs onder de bruggen van Hindeloopen en Bartlehiem drie meter dik wordt. Wat dat betreft zou Nederland zijn aandacht beter kunnen richten op de Zomerspelen, maar ik vrees dat mijn advies aan dovemans oren is gericht. Wij houden graag het beeld hoog van een schaatsende natie, zoals die is geschilderd door Avercamp en Troostwijk.

De notie dat het schaatsen verankerd ligt in de Nederlandse cultuur, dreigt – naarmate de natuur verandert – steeds verder uit het zicht te geraken. In de toekomst speelt al het Nederlandse schaatsen zich nog uitsluitend op natuurijs  en zal het niets anders zijn dan het zo snel mogelijk afleggen van steriele rondjes van 500 meter. Een schaatser zonder natuurijs is als een schaker zonder bord en stukken. En schaatsen zonder natuurijs is als liefde zonder geilheid: allemaal vlakke rondjes van 29.8.

IJspaleis

Enige tijd geleden luidde Johan Cruijff de noodklok over het Nederlandse voetbal, omdat je nergens meer landjes hebt waar je als kind onbekommerd een balletje kunt trappen. Met als gevolg dat Ajax onlangs met 3-0 van de mat werd geveegd, nota bene door een ploeg uit het Oostenrijkse Salzburg waar de jeugd na de voetbaltraining ook nog een uurtje van de berg kan rodelen. Of schaatsen op de Salzburger See.

Het is ongelijk verdeeld in de wereld.

Successen in de sport zijn altijd aangegrepen om de superioriteit van een politiek systeem te illustreren. Hitler is daarmee begonnen, en hoewel minder openlijk dan vroeger, is de achterliggende propagandistische gedachte nooit helemaal weggeweest. In de tijd dat de Sovjet-Unie niet alleen het grootste deel van de Olympische medailles won, maar ook jaar in jaar uit de wereldkampioen schaken leverde, werd de Homo Sovieticus geprezen. Dankzij de schaatsers beleven wij nu het tijdperk van de Homo Hollandicus.

Maar het zal heel moeilijk zijn de successen te continueren. De enige hoop ligt in kilometers lange ijsbanen en in enorme ijsstadions, zoals die worden gebouwd in Almere. Ik voorzie het verrijzen van ijspaleizen en ijssteden. In een land waar bijna niets meer wordt geproduceerd, is het bittere noodzaak een ijsindustrie uit de grond te stampen. IJstransplantaties op grote schaal moeten het mogelijk maken de Elfstedentocht tot in hartje zomer te verrijden. Daarnaast zou men – in Groningen! – bergen met rodelbanen, skischansen, enzovoort, kunnen bouwen. Dat is niet alleen goed voor werkgelegenheid en toerisme, maar ook de enige mogelijkheid  om de resultaten van Sotsji te overtreffen. Ik pleit voor een apart ijsministerie.

de Volkskrant, 26 februari 2014. Zie ook voor reacties.