Herman Brood

Brood gooit dood

    De afgelopen week zijn wij in de media werkelijk doodgegooid met Herman Brood. Omdat de zomer door Hilversum toch al wordt aangegrepen om te herhalen, was Broods sprong van het Hilton voor de omroepen een geschenk uit de hemel. Het was een heerlijke gebeurtenis voor heel presenterend Nederland, waarbij men zich vanachter de nieuwsdesk helemaal kon uitleven. Rijmpjes en woordspelingen waren niet van de lucht, en in de twee eerste zinnen van dit stukje kunt u vaststellen dat ik er zelf ook helemaal door ben aangetast. Brood is dood, Brood valt dood, Brood slaat dood, Brood wil niet dood als een halfje brood, kortom het leek even of wij konden leven bij Brood alleen.
    De kijkcijfers waren voor de zomer ook geweldig. Villa Felderhof, waarin een samenspraak tussen Brood en majoor Bosshardt werd herhaald, kon rekenen op maar liefst 970.000 kijkers, bij een waardering van 7.6! Zulke kijkdichtheden zijn doorgaans alleen weggelegd voor speciale afleveringen van Studio Sport. In de schaduw van Villa Felderhof deden herhaalde interviews van Brood met Ivo Niehe (900.000), Henk Binnendijk (600.000) en Theo van Gogh (350.000) het trouwens ook lang niet slecht. Van de EO tot Yorin, ze zagen er allemaal Brood in. Bij Van Gogh liet de zanger-schilder zijn broek zakken met de bedoeling de presentator - zoals hij aankondigde - in zijn kont te neuken, maar zelfs die hitsige provocatie kon de liefde van het volk voor Herman Brood niet bekoelen. Ook de lokale Amsterdamse omroep AT5, waar Broods gang naar zijn laatste rustplaats als een staatsbegrafenis wordt gebracht, had alle registers opengetrokken. Elke voorbijganger werd naar zijn mening gevraagd. Het leukste verhaal was dat van de man die in de tram naast Brood had gezeten en die hem bij het uitstappen achterna was gerend met een pakje: "Mijnheer Brood, u bent uw drugs vergeten!".
    Bart Chabot, opperstalmeester in de dood, mocht telkens opdraven. Hij ging voor om de overledene bij zijn voornaam te noemen, wat later door bijna alle zenders werd gevolgd. De prijzen van Hermans schilderijen schoten omhoog en ook de platenmaatschappij van Herman zou goede zaken doen, zo werd ons door de kenners voorspeld. Het was zonder meer een boeiend gezicht, deze saamhorigheid van politici, kunstenaars en Hells Angels, maar de werkelijke vraag is natuurlijk waar bij al dit uiterlijk vertoon die plotselinge liefde voor Herman Brood vandaan is gekomen.
    In de eerste plaats is er natuurlijk de zieligheidsfactor. Herman Brood was eigenlijk heel zielig. Chabot mag hem moedig noemen, maar Brood was een zielenpoot. Hij deed zich voor een als een vrij man die meende ook over zijn eigen dood te kunnen beschikken, maar in feite was hij als junk zo afhankelijk van de drugs dat er geen sprake meer was van beslissingen die in vrijheid konden worden genomen. Brood heeft vele voorgangers gehad, maar een andere naam die bij mij opkomt is die van Friedrich Nietzsche. Ik wil de denker Brood beslist niet vergelijken met de denker Nietzsche, want veel te vergelijken valt hier niet, maar ook bij Nietzsche werd ziekte verpakt in een stoer bedoelde drang naar grootse daden.
    Het grote publiek houdt nu eenmaal van zwakte en zieligheid. Het is juist hier waar beroemdheid genaakbaar wordt - door iedereen aan te raken en te begrijpen. Het is een onaangename vaststelling, maar ziekte en dood kunnen een bekendheid veranderen in een megaster. Dit verschijnsel werkt al in het klein. De boekjes van de schaker J.H.Donner bijvoorbeeld verkochten slecht, totdat hij een hersenbloeding kreeg en hij daarover vanuit het verzorgingstehuis, tikkend met één vinger, over berichtte. "Nu heeft iedereen erbarmen met mij", schreef hij over zijn plotselinge succes, "maar toen was ik die slechte schaker, die zich niet bij zijn leest hield". Trouwens, ook zijn kompaan Harry Mulisch ging beter verkopen toen hij bekend maakte maagkanker te hebben overleefd. Tragiek is de beste smeerolie voor een ieder die beroemd wil worden.

NRC\Handelsblad, 22 juli 2001