Niets is precies, zelfs dit niet
HP: Max!
M: Hendrik Paul!
HP: Je zit te lezen, zie ik. Stoor ik?
M: Helemaal niet. Ga zitten. Wil je een borreltje?
HP: Dat sla ik niet af. Maar wat lees je daar?
M: Niets is precies van Jan Pieter Guépin.
Het heeft als ondertitel: Een dialoog over de zin van het leven.
HP: Zo…die Guépin doet het niet voor minder.
M: Nee, zeker niet. Geen grote vraag over het
leven die hij onbesproken laat. God, de eeuwigheid, de waarheid, de
werkelijkheid, goed en kwaad, de tijd, de sterfelijkheid, de kunst,
de wiskunde, de ethiek, de politiek en nog heel veel meer, het komt
allemaal in dit boek ter sprake.
HP: Tsjonge, tsjonge en dat in 222 pagina's.
Die Guépin is wel een knappe bol.
M: Een hele knappe bol, en wist je dat hij bij
al die kennis en al dat inzicht ook nog rondrijdt in een Morgan, zo'n
sportwagentje met een houten chassis. W.F. Hermans heeft ook in zo'n
auto gereden, maar Guépin heeft me wel eens verteld dat die van Hermans
een verlengde Morgan was. En dat is de verkeerde, die hebben zo'n slechte
wegligging dat ze voortdurend uit de bocht vliegen".
HP: Halt! Je dwaalt af. Blij even bij het onderwerp.
M: Sorry, sorry, dat komt natuurlijk omdat ik
dat boek van Guépin zit te lezen. Die maakt ook de raarste gedachtesprongen.
HP: Wat vind je eigenlijk van de titel? Niets
is precies.
M: Die vind ik wel goed. Van dichtbij is nu
eenmaal niets volmaakt. Ook dat boek van Guépin niet. Als je het zin
voor zin zou bekijken, dan kan er van alles uit, misschien wel tot er
niets meer overblijft.
HP: En dan heb je het volmaakte boek.
M: Precies! Het volmaakte boek waarin alles
staat wat precies te zeggen is.
HP: Nu ik er zo doorheen blader, zie ik dat
het een samenspraak is van verschillende personages. Zijn die personages
een beetje herkenbaar?
M: Zeker. Aan de ene kant heb je ene Huib, die
is op zoek naar de grote vragen des levens. Een soort New Age-figuur,
maar wel eentje die nog probeert met zijn voeten op de grond te blijven.
In de inleiding wordt Huib Schreurs bedankt voor het feit dat hij zo
aardig is geweest zijn naam te lenen aan een fictief personage.
HP: Huib Schreurs? Is dat niet die voormalige
directeur van Paradiso? Later is hij, geloof ik naar de VPRO gegaan,
maar daar is hij niet lang gebleven. Wat doet hij tegenwoordig?
M: Geen idee, ik denk dat hij zijn geld verdient
door als fictief personage op te treden in boeken.
HP: Wat is dat voor onzin! Hoe kan een bestaand
iemand nou fictief zijn?
M: Dat begrijp ik ook niet helemaal. Het lijkt
me zo'n typisch grapje van Guépin, waar zijn hele werk vol mee zit.
Te zijn en niet te zijn. Guépin is dol op de dialectiek, vooral als
hij kan laten zien tot welke absurde resultaten het leidt.
HP: Wacht even. Ik ken jou zo langzamerhand
een beetje, maar begin eens niet meteen te honen. Dat je de dialectiek
niet tot de wiskunde en de logica wilt toelaten, begrijp ik, maar voor
het dagelijks leven kan de dialectiek als een soort metafoor toch heel
handig zijn. Donker is de afwezigheid van licht. Schoonheid bestaat
bij de gratie van lelijkheid. Het wezen van de verlegenheid is de arrogantie.
Dat soort dialectische tegenstellingen kunnen toch heel verhelderend
werken.
M: Beslist, maar dan heb je het terrein van
de waarheid verlaten en dan je op het gebied van de kunst gekomen.
HP: So what?
M: Het is toch goed je grenzen te bepalen. Wetenschap
en kunst hebben veel met elkaar gemeen, maar zijn niet hetzelfde.
HP: Hetzelfde en toch niet hetzelfde, zou Harry
Mulisch zeggen.
M: Zou Harry Mulisch zeggen, maar wij hebben
het hier over een boek van Jan Pieter Guépin!
HP: Is die Jan Pieter Guépin van jou ook zo'n
systeembouwer als Mulisch?
M: Juist niet, althans die fictieve figuur in
dat boek van Guépin, die dus ook Jan Piet(er) heet maar kennelijk toch
niet Jan Piet(er) is, heeft als belangrijkste karaktereigenschap dat
hij van grote systemen niets wil hebben. Hij vindt zijn plezier - tenminste
dat zegt hij zelf - in de kleine dingen des levens.
HP: En dat is niet zo?
M: Hij doet er een beetje koket over. Hij zegt
ook over zichzelf dat hij niet echt kan genieten. Hij wil graag oppervlakkig
zijn, maar dat lukt hem niet. En als hij diepzinnig wordt, dan vindt
hij zichzelf weer belachelijk. Een onmogelijke man eigenlijk, die Guépin,
nooit tevreden is. Ik heb eens een film gezien van Woody Allen, waarin
Woody Allen door de rechter wordt veroordeeld om een dag in een onderaardse
kerker door te brengen met een handelsreiziger die hem iets wil verkopen.
Ik heb er wel eens van gedroomd dat ik een dag in die kelder opgesloten
zat met Guépin. Een ware nachtmerrie. Hij verkoopt je een idee en even
later wil hij je een tegenovergesteld idee aansmeren. For the sake of
the conversation.
HP: Verschrikkelijk! Zo'n man zegt veel maar
meent niets.
M: Denk jij. Maar het gekke is dat Guépin zichzelf
uiteindelijk toch heel serieus neemt.
HP: Dat is in hem te prijzen.
M: Beslist, ik vind alleen dat hij nogal geforceerd
burgerlijk wil doen.
HP: Dat is toch zijn stokpaardje.
M: In alles wat hij schrijft, en ook nu weer,
komt hij erop terug dat nette burgerlijkheid in alle gevallen te verkiezen
boven het Grote Gebaar, het Grote idee en het daarmee verbonden Grote
Uitroeien. Daarom haat hij het fascisme net zo heftig als het communisme,
hoewel ik hem er wel eens van verdenk dat hij nog meer de pest heeft
aan Stalin dan aan Hitler.
HP: En dan kan ik hem niets helemaal ongelijk
geven. Hitler is wel de man de van de holocaust, maar die catastrofe
duurde maar vijf jaar, terwijl Stalin en consorten bijna een eeuw aan
de macht zijn geweest.
M: Maar Hitlers motieven waren nog boosaardiger.
HP: Zeg, vertel eens: wat vind je eigenlijk
van dat boek Niets is precies?
M: .Dat gaat je niets aan.
HP: Dat gaat me niets aan? Hoe bedoel je? Jij
bent toch recensent, jij moet er een oordeel over hebben.
M: Goed en niet goed. Geestig en wijdlopig.
Recht in de roos en burgerlijk saai. Heeft het grootste gelijk van de
wereld en hoort zichzelf maar al te graag praten. Zeg maar wat je horen
wilt en ik zal dat verdedigen for the sake of the conversation.
HP\DeTijd, 5 mei 2001
|