De armen van de inktvis
Een keuze uit het journalistieke werk, samengesteld door Dap Hartmann, met een woord vooraf door Jaap van Heerden.
Het boek bevat verhalen, columns, kritieken en interviews.
Uitgeverij: Prometheus
Ingenaaid: 607 pagina’s.
Prijs: €29,95
Flaptekst:
“Max Pam, de auteur van de bestseller Het Ravijn, is ware inktvis met vele armen. Zo is hij al jaren een van de beste columnisten van Nederland, die schrijft of heeft geschreven voor NRC\Handelsblad, de Volkskrant, Het Parool, Fem de Week, Hollands Maandblad, Propria Cures en voor nog vele andere bladen. Maar dat is maar een van zijn journalistieke armen. Voor HP\De Tijd is hij een gevreesd literair criticus, onafhankelijk en niet geïmponeerd door reputaties. Bovendien verzorgt hij wekelijks een schaakrubriek voor Het Parool. Max Pam bedrijft de journalistiek in al zijn facetten en in De armen van de inktvis heeft Dap Hartmann een ruime keus gemaakt uit zijn columns, essays, kritieken, verhalen en interviews. “De stijl van Max Pam”, aldus de samensteller, “kenmerkt zich door een bedrieglijk eenvoudige manier van formuleren, waarachter een grote scherpzinnigheid schuilgaat. Als het polemische in hem wakker wordt, is Max Pam in staat op uiterst vriendelijke wijze iemand tot zijn veters toe af te branden. Juweeltjes voor het nageslacht, om vaak te herlezen”.
Samensteller dr. Dap Hartmann is sterrenkundige. Hij werkte aan de universiteiten van Leiden, Harvard, en Bonn. Momenteel is hij universitair docent aan de Technische Universiteit Delft, waar hij zich bezig houdt met innovatie en ondernemerschap. Hij is een connaisseur van het werk van Max Pam”.
Criticus Arnold Heumakers in NRC/Handelsblad: “Hij is al jaren lang een meester in het genre. De krant die hem in huis heeft, mag zich gelukkig prijzen”.
Een fragment (column) uit De armen van de inktvis, getiteld: Beroepsfilosoof.
In De Groene van deze week doet Antoine Verbij uitvoerig verslag van een enquête, die hij onder achttien vooraanstaande Nederlandse filosofen heeft gehouden. Verbij stelde vragen als: wat is de zin van het bestaan, bestaat er zoiets als waarheid en kunnen wij onszelf kennen?
Hij vroeg de achttien ook wie zij beschouwen als de belangrijkste filosoof aller tijden. Op dit lijstje scoren Plato, Aristoteles en Kant het hoogst met zes vermeldingen. Weer een andere vraag was: wie is de meest overschatte filosoof van deze eeuw? Hier vallen onder meer de namen van Teilhard du Chardin, Heidegger en Derrida.Maar op het lijstje van overschatte filosofen komt nog een naam voor. Verbij: “Iets meer verbazing wekken de enkele vermeldingen van de hier te lande toch hooggeachte Wittgenstein, hoewel zijn roem toch vooral door amateur-filosofen als W.F. Hermans en Max Pam wordt gezongen”. Het is altijd aardig om erkenning te krijgen en bovendien is het een eer om in één adem te worden genoemd met W.F. Hermans.
Een van de filosofen die Wittgenstein overschat vinden, is C.I. Dessaur, alias Andreas Burnier. Zij veroordeelt Wittgenstein “vanwege zijn pretentieuze ingenieursfilosofie èn vanwege zijn populaire bekendheid op grond van een ordinair plagiaat. “Wovon man nicht sprechen kann, darüber soll man schweigen” is zonder bronvermelding overgenomen uit Nietzsches Die fröhliche Wissenschaft“, aldus mevrouw Burnier. Zo, die Wittgenstein. Een plagiateur. Dat is nieuw voor mij, maar ik ben natuurlijk maar een amateur-filosoof.Wat moeten wij nu denken van mevrouw Dessaurs onthulling? Om te beginnen valt het mij op, als amateur-filosoof, dat Wittgenstein ervan wordt beschuldigd een zin te hebben geplagieerd die hij nooit heeft geschreven. Wittgenstein schreef niet soll, maar muss. Hij schreef, om precies te zijn: “Wovon man nicht sprechen kann, darüber muss man schweigen“.
Het scheelt maar één woordje, maar het verschil is enorm. Soll is de gebiedende wijs en drukt een morele plicht uit. Een zedelijk levend mens behoort te zwijgen over datgene waarvan men niet spreken kan. Het woordje muss duidt daarentegen op een onvermijdelijkheid. Men kan hoog en laag springen, men kan doen en laten wat men wil, maar het leidt tot niets om uitspraken te doen over zaken, waarover principieel niets zinnigs te zeggen valt. Dat is wat Wittgenstein, naar mijn idee, bedoelde.
Ik durf als amateur-filosoof niet te beweren dat mijn uitleg de enig juiste is, maar Wittgenstein heeft het woordje muss natuurlijk niet voor niets geschreven. Wel wil ik de stelling voor mijn rekening nemen dat mevrouw Dessaur die uitspraak van Wittgenstein, die zij zo’n “populaire bekendheid” toedicht, nooit goed heeft gelezen. Ik acht het zelfs niet helemaal uitgesloten dat zij die uitspraak alleen maar kent van horen zeggen, en dat lijkt mij voor een beroepsfilosoof als mevrouw Dessaur toch een beetje amateuristisch. Een beginnersfout, zou je bijna zeggen.Wanneer wij het dispuut over het verschil tussen soll en muss verder laten rusten, resteert de vraag over het plagiaat van Wittgenstein. Heeft Nietzsche in Die fröhliche Wissenschaft inderdaad de gewraakte zin geschreven, of iets wat daarop lijkt? Het is in zo’n geval altijd nuttig A companion to Wittgenstein’s Tractatus van Max Black te raadplegen.
In zijn Companion becommentarieert Black één voor één de stellingen uit de Tractatus. Black is doorgaans goed op de hoogte en hij rust niet voordat hij de bronnen heeft achterhaald. Maar zijn commentaar bij de bewuste stelling zeven — “Wovon man nicht sprechen kan, darüber muss man schweigen” — bevat geen verwijzing naar het werk van Nietzsche.Er zat voor mij dus niets anders op dan Die fröhliche Wissenschaft zelf nog eens te lezen. Ik las en ik las, en ik bladerde in verschillende edities, maar die uitspraak kwam ik nergens tegen. Volgens mij komt zij in de hele Fröhliche Wissenschaft niet voor.
Het kan zijn dat ik me vergis, het kan ook zijn dat Nietzsche het elders heeft gezegd, of dat het van weer een andere filosoof vandaan komt, maar voorlopig houd ik het erop, als amateur-filosoof, dat mevrouw Dessaur maar wat beweert en dat zij niet weet waar zij het over heeft.