Valeriuskliniek: van Sluyters tot B.

Beweringen en bewijzen

Op zichzelf is de Valeriuskliniek het toonbeeld van integratie. Toen het in 1910 werd geopend, lag het aan de rand van de stad, maar intussen ligt het middenin het stedelijk gewoel. Om de hoek is laatst nog een advocaat levenloos in bad aangetroffen en weer een straat verder is een vastgoedhandelaar doodgeschoten. Als zoiets gebeurt, worden er geen auto’s in brand gestoken. Op die paar moorden na hebben de bewoners de illusie dat zij in een keurige buurt wonen.

De ramen van de kliniek kijken uit op een plein met een grasveldje, waar geregeld kinderen spelen. Aan de overkant staan herenhuizen, waarin advocaten en makelaars zijn gevestigd.
Even verderop ligt het Amsterdams Lyceum, een mooi voorbeeld van Amsterdamse school, vooral dankzij de gebrandschilderde ramen van Richard Roland Holst (1868-1938).

Valeriuskliniek.jpg

Omdat ik vlakbij woon, loop ik bijna elke dag over het Valeriusplein. Van het bestaan de kliniek was ik als jongetje al op de hoogte, omdat een collega van mijn vader er soms een paar weken doorbracht als hij weer dronken auto had gereden. Telkens als ik de kliniek passeer, denk ik aan degenen die daar opgesloten hebben gezeten. Aan mijn lievelingsschilder Jan Sluyters bijvoorbeeld, en aan mijn lievelingsdichter Jan Hanlo. De laatste werd later vanwege zijn katholieke achtergrond naar een katholieke inrichting in Heiloo overgebracht, waar hij onmiddellijk werd gecastreerd. Nog onlangs werd ik aangesproken door een arts, die in de Valeriuskliniek werkte toen de schaker Hein Donner in verwarde toestand werd binnengebracht na een hersenbloeding. Donner zag monsters, die door de muren kropen om hem op te eten. Hij moest worden vastgebonden en toen dat niet meer hoefde, waren er twee verplegers nodig om zijn kolossale lichaam te ondersteunen.

Als ik een hoed had, zou ik hem afnemen voor al het talent dat in de Valeriuskliniek heeft gezeten.

In de buurt van de kliniek lopen vaak mensen rond, die je als psychiatrische patiënten denkt te herkennen. Soms hebben ze begeleiding, soms niet. Laatst zag ik een zwaar gesluierde vrouw, gekleed in lichtblauwe lappen. Ze liep aan de hand van een begeleidster, die tegen haar zei: “Maar je bent pas 46!”. De gesluierde gedaante kromp ineen. Helaas kon ik De rest van de conversatie kon ik niet verstaan. Het ogenschijnlijk tragische maakte de situatie bijna tot een cartoon in The New Yorker.

Soms liggen er ontredderde mannen op een bankje, die lodderig naar de spelende kinderen kijken. Dat geeft een unheimisch gevoel. Er is ook een te zwaar opgemaakte vrouw, die zich altijd met grote stappen verplaatst naar het Vondelpark, maar die plotseling op haar schreden terugkeert, alsof ergens een denkbeeldige grens is getrokken.

Toen ik afgelopen dinsdag over het Valeriusplein liep, hing er tegenover de kliniek – aan het hek van het grasveld – een spandoek met de tekst: “Ik houd van je Bilal! Witte Glenn”. Met mijn mobiele telefoon heb ik een foto genomen, omdat ik terecht vermoedde dat het spandoek snel zou worden weggehaald. Bilal B. is de, in de Valeriuskliniek behandelde jongen die op het August Allebéplein is doodgeschoten, toen hij twee agentes met een mes verwondde. Maar wie is Witte Glenn? Thuis probeerde ik op internet de oplossing te vinden, maar ik kwam er niet uit. Witte Glenn is een Vlaamse zwemclub, White Glenn is een Mexicaanse worstelaar en Glenn White is een jazzmusicus.

Wel begreep ik hoe zeer mijn leven is verknoopt met al die plaatsen in Amsterdam, die zo in het nieuws zijn. Vijftig jaar geleden heb ik een deel van mijn jeugd doorgebracht op dat August Allebéplein. Ik heb daar al eens over geschreven. Het Overtoomse Veld, zoals het daar toen heette, was een buurt van goede bedoelingen, vooral bewoond door de Nederlandse middenklasse. Het is inmiddels Schotelcity geworden en de middenklasse is vertrokken.

August Allebe.jpg

Eén detail trof mij in de dood van Bilal. Alvorens het politiebureau binnen te stormen, is hij eerst naar de moskee op het August Allebéplein gegaan. Waar nu de moskee staat, stond vroeger een buurtbioscoop met de ambitieuze naam Cinema International. Die is geopend in 1961, gerenoveerd in 1975 en weer gesloten in 2000. Er waren fijne ruime stoelen, en popcorn in de pauze. Meestal draaiden er rampenfilms.

Cinema I3.jpg

Was het voor de integratie niet veel beter geweest als er een moskee én een bioscoop naast elkaar hadden gestaan? Bij Pauw & Witteman zag ik een jonge imam, die een preek gaat houden waarin hij “de raddraaiers en de etterbakken” oproept vooral rustig te blijven en zich netjes te gedragen. Ik heb daar geen enkel vertrouwen in. Stel je eens voor dat de nozems uit de jaren vijftig en zestig was voorgehouden: luister nou eens naar een preek van de kapelaan of de dominee. Wat dacht je? Die nozems gingen liever naar de film. Toch zijn heel wat nozems nog goed terecht gekomen.
Overigens gaat ook de Valeriuskliniek binnenkort de stad uit.

de Volkskrant, 18 oktober 2007