Nooit geschoten altijd mis

Boeken etc

Boogschutters
Maria Stahlie
Uitgeverij: Prometheus
Sterren: *

Een schrijver die een roman schrijft over een schrijver die romans schrijft, zoekt het tenminste niet al te ver van huis. Het kan, maar het lukt doorgaans alleen de hele grote schrijvers – zoals Philip Roth – om een roman over een schrijver die romans schrijft, om te zetten een boeiend verhaal. Het gevaar van navelstaarderij en ijdeltuitergheid is in zo’n geval groot.

Boogschutter.bmp

Een roman over een schrijver die romans schrijft, gaat snel gebukt onder loodzware pretenties. En dat is het vervelende: mislukte romans over een schrijver die romans schrijft, zijn daarom automatisch hele grote mislukkingen.

Een Nederlandse schrijver die een roman schrijft over een schrijver die in Frankrijk woont, zoekt het ook al niet ver van huis. Zo’n beetje iedere Nederlandse schrijver met enig zelfrespect, heeft een tijdje in Parijs doorbracht, of nog mooier, bezit een tweede huisje in de campagne waar hij de weekenden naar toe reist om fijn te kunnen werken. Als de schrijver het zich kan permitteren, wordt zijn vakantiehuisje een permanente verblijfplaats en kan hij, al schrijvende, heerlijk vereenzamen in een wereld waar de alpinopet en het glaasje pernod nog vaste waarden zijn. Het kan allemaal, maar je moet wel een hele grote Nederlandse schrijver zijn om een boeiende roman te schrijven over een Nederlandse schrijver die op het Franse platteland woont.

Maria Stahlie heeft in haar nieuwe roman Boogschutters beide gevaren dapper gecombineerd. Zij heeft een roman geschreven over een Nederlandse schrijver die romans schrijft in zijn huisje in Frankrijk.

Boogschutters2.bmp

Deze arme schrijver heet Alex Wigman.

Hij is net over de vijftig en gescheiden, want leven voor de kunst doe je alleen. Op zijn Franse erf woont hij teruggetrokken met zijn dartboard en zijn pijltjes, want je moet toch wat, als je even geen inspiratie hebt. Bij Gerard Reve zou de schrijver de hele dag in zonde zijn kolossale roede beroeren, maar daar lezen wij bij Alex niets over. Het zou daar in Bourgondië dus verveling troef zijn, ware het niet dat Wigman een affaire is begonnen met – what’s in a name – Françoise, een getrouwde poetsvrouw uit het dorp, die ook wel eens zin had in een avontuurtje.

De schrijver Alex in Frankrijk is een echte man die wiggen drijft.

Dankzij deze affaire komen wij ook meer te weten over Wigman als schrijver. De roman begint ermee dat schrijver zijn maîtresse wegstuurt en vervolgens wordt overvallen door de angst dat hij haar kwijt is. Hij richt zich dan per brief tot zijn werkster, uiteraard in een poging haar terug te veroveren. Uit de correspondentie leren wij nu dat Alex Wigman eigenlijk niet zo’n geweldige schrijver is. Voortdurend gaat zijn proza over de top en de lezer (van de roman) krijgt onafwendbaar de indruk dat de schrijver ten prooi is gevallen aan hysterische buien van mondiale omvang. Als de romans van Wigman op dezelfde toon zijn geschreven als de brief waarmee hij zich tot Françoise wendt, dan zie ik in hem geen prijsdier.

Of Maria Stahlia met opzet van Alex Wigman een zwakke schrijver heeft gemaakt, daarvan ben ik niet zeker. In The World according to Garp voert John Irving ook expres een schrijver ten tonele die slechte brieven schrijft. Irving doet dat echter zo virtuoos dat je je als lezer snel gewonnen geeft, maar ik vermoed dat bij Stahlie dit soort vernuft niet in het spel is geweest.

Wigman heeft zijn maîtresse overigens weggestuurd, omdat hij elk moment zijn ex-vrouw uit Nederland kan verwachten. Wigman mag normaliter zwelgen in eenzaamheid, toch is Boogschutters juist een familiedrama. Ex, kinderen en kleinkinderen komen Wigman voortdurend storen, wat Maria Stahlie de gelegenheid geeft een ingewikkeld netwerk van familierelaties uiteen te zetten.

Behalve schrijver blijkt Alex Wigman ook vader te zijn, een vader die er overigens niks van terecht heeft gebracht. Bij die ontmaskering gaat Maria Stahlie tot op het bot, en dat bedoel ik vooral in filosofische zin. Uitgangspunt is wat Wigman aldus verwoordt: “Denkers – woordkunstenaar – laten zich onderverdelen in wereldse boogschutters en metafysische boogschutters…de metafysische boogschutter spant zijn boog – zijn denkvermogen – tot aan zijn oor en zijn pijlen – zijn woorden – slaan wónden in hun doelwit”.

Mijn hemel.

Boogschutter3.bmp

Dat is wat Maria Stahlie het liefst zou willen zijn: een metafysische boogschutter, die met haar woorden wonden slaat. Misschien is dat haar bij mij nog gelukt ook, want om heel eerlijk te zijn: Boogschutters vond ik werkelijk een verschrikkelijk boek. Slechts met een pijl op de borst heb ik het uitgelezen. De roman is een eindeloos uitgespannen vertelling, wijdlopig en met verhaallijnen die regelmatig verdwalen in een steeds veranderend labyrint. Ik kan bijna niet geloven dat de auteur van Boogschutters dezelfde is als die van de uitstekende roman Lijfarts uit 2004.

Wat is er met Maria Stahlie gebeurd?

In plaats van een verhaal te vertellen lijkt het wel of ze zich is gaan verdiepen in de metafysica der dingen, met alle gevolgen van dien. Ergens midden in Boogschutters verwijst iemand naar de mens uit de Middeleeuwen, “die in de eerste plaats uit was op vergiffenis en verlossing”. Maar helaas heeft de moderne mens, “met zijn mentale en spirituele armoede”, die ambitie niet meer.

’t Klinkt deftig, meer het is het overbekende, clichématige gemopper op de moderniteit, en eigenlijk is het gewoon flauwe kul. Het is heel jammer dat het nieuwe schrijven van Maria Stahlie niet meer lijkt te zijn voortgekomen uit het dagelijks leven, maar uit de theorieën daarover. Juist daarom is Boogschutters zo’n warrige roman geworden: theorietietjes bij de haard, stampvol overbodige details.

Leest iemand in het boek een boek, dan wordt in het voorbijgaan gevraagd: “Goed boek?”.

Antwoord: “Gaat wel”.

Tsja, zo word je wel iets wijzer.

Boogschutter 4.bmp

Sommige dialogen zijn tenenkrommend. Als Wigman aan het eind van een boze vriend de waarheid over zichzelf te horen krijgt, gaat dat zo: “Weet je wat ik denk? Ik denk dat dat hele schrijverschap van jou is bedoeld om je lafheid te maskeren. Niet schrijven is je eerste natuur, maar dansen ontspringen. Vluchten, vluchten, vluchten…vluchten voor verantwoordelijkheden en vluchten voor de zelfs nog wegkwijnende leegte die sinds jaar en dag ten grondslag ligt aan je zogenaamd onafhankelijk bestaan…”.

Wigman is er even stil van.

“Oef”, zegt hij dan, “oef”.

Hij zegt het daar in Frankrijk, al dansen ontspringend.

En ik zeg het hem na: “Oef”.

HP\De Tijd, 26 september 2008