Pierre Vinken (1927-2011)

Verhalen

Hieronder volgt een interview met Pierre Vinken, zoals dat op 21 september 2007 in de Volkskrant is afgedrukt. Dit was het laatste van de twee grote interviews, die hij tijdens zijn leven gaf.

Vinken2.jpg

Deze week verscheen Tegen het idealisme, een door Paul Frentrop geschreven biografie over leven en werken van Pierre Vinken. Het is een turf van meer dan duizend pagina’s. Vinken, die binnenkort tachtig wordt, is dan ook een bijzonder mens.

Begonnen als neuroloog wilde hij ook iets met zijn handen doen en ontwikkelde zich tot hersenchirurg. Later zou hij oprichter en hoofdredacteur worden van het standaardwerk Handbook of Clinical Neurology. Zijn carrière kreeg echter een andere wending, toen hij via de medische uitgeverij Excerpta Medica bij Elsevier terecht kwam.

Al snel werd hij daar de hoogste baas en onder zijn bewind zou Elsevier – later Reed Elsevier – uitgroeien tot de grootste wetenschappelijke uitgeverij ter wereld. Bij verschillende gelegenheden werd hij uitgeroepen tot de succesvolste Nederlandse ondernemer van na de oorlog.

Vinken heeft ook een literair artistieke kant. Hij heeft verschillende polemische stukken geschreven, onder meer voor Propria Cures. In 1957 was hij een van de oprichters van het literaire tijdschrift Tirade. In de tijd die er kennelijk toch nog overbleef, verrichtte hij bovendien een aantal iconografische studies – onder meer over schilderijen van Pieter Breughel, Frans Hals en Jan Steen – die internationaal zijn geprezen. Tenslotte is Vinken ook nog oprichter geweest van het Republikeins Genootschap.

Als ondernemer hield Vinken de filosofie erop na dat het niet gaat om de omzet, maar om de winst. Vandaar dat hij minder renderende delen van zijn concern rücksichtslos wegsneed en de winstgevende delen juist enorm stimuleerde. Dat gaf hem in de pers de naam een koude, klinische man te zijn, die maar één belang voor ogen had: dat van de aandeelhouders. Ik heb een andere Vinken leren kennen. Toen ik in 2002 werd getroffen door een hersenbloeding, stond hij mij elke dag bij met adviezen. Zijn laconieke eerlijkheid viel bij mij in goede aarde. “Wat in je hoofd kapot is, blijft kapot”, zei hij opbeurend. Zijn advies: niet zo zeer hopen en bidden, maar reëel je eigen toestand onder ogen zien – dat zouden, zoals de bekende Cup-a-soup-reclame leert, meer mensen moeten doen.

Vinken heeft zich maar heel zelden laten interviewen. Hij houdt niet zo van de openbaarheid en meent dat wat hij te zeggen heeft meestal anders in de krant komt dan hij bedoelt. Naar aanleiding van de biografie sprak ik de laatste tijd regelmatig met hem en voerden wij in interviewvorm een emailcorrespondentie. Hieronder volgt een selectie uit de briefwisseling.

Vinken(boek).jpg

– Waarom worden in deze biografie zo weinig vijanden aan het woord gelaten?

“Niet aan het woord gelaten! Er staat een heel hoofdstuk in het boek, vol met onaardige opmerkingen die in de loop der jaren door deze en gene over mij zijn gemaakt. Dat alleen al is een bladzijde of veertig vol kritiek. Vind je dat niet genoeg?”.

– Is het een “geautoriseerde” biografie? Heb je Frentrop betaald?

“Paul Frentrop was economisch redacteur van NRC/Handelsblad, toen ik hem in 1987 leerde kennen. Ik kreeg steeds meer bewondering voor de manier waarop hij dwars door bedrijven heen keek. Hij is de enige journalist die ik nooit op een fout heb betrapt. In de loop van de jaren zijn wij vrienden geworden. In deze biografie heeft hij meer dan tien jaar lang een groot deel van zijn vrije tijd gestopt en natuurlijk heb ik hem niet betaald. Ik heb de biografie ook niet geautoriseerd. Ik zou niet eens weten hoe dat zou moeten. Zet je dan een stempel of zo? Mensen denken misschien te kunnen smullen van roddels in een ‘niet geautoriseerde’ biografie, maar in mijn ervaring zijn levensbeschrijvingen die zo worden aangeprezen verstoken van de belangrijkste bronnen en gebaseerd op tweedehands informatie. Er zijn in het verleden biografische boeken over mij verschenen, waaraan ik niet aan heb meegewerkt. Daar staan honderden fouten in. Frentrop heb ik toegelaten tot mijn archief, ik heb antwoord gegeven op zijn vragen en ik heb zijn teksten kunnen controleren op feiten. Maar ik had geen invloed op wat hij schreef of weg liet”.

– De titel van je biografie is: Tegen het idealisme. Moet ik dat opvatten als tegen het idealisme van Plato én tegen het idealisme in algemene politieke zin? Waar ben je eigenlijk vóór?

“De titel heb ik niet bedacht, maar daarmee wordt inderdaad het platonische idealisme bedoeld. Die manier van denken heeft in de loop van de geschiedenis voor veel verwarring gezorgd. Die filosofische idealen zijn natuurlijk iets anders dan onze huis-tuin-en-keuken idealen. Je zou daarin een volkse, verwaterde, dus betrekkelijk onschadelijke versie van de platonische ideeën kunnen zien. Maar die Absolute Ideeën, die Hogere Begrippen, zou je eigenlijk altijd met een hoofdletter moeten schrijven, bij wijze van waarschuwing. Als je binnen het filosofisch jargon wil blijven: ikzelf ben meer een positivist”.

– Je bent geboren in diep katholiek Limburg, uit tamelijk arme, traditionele ouders. Denk je wel eens: wat zouden zij van mij hebben gevonden wanneer zij mij hadden gezien zoals ik nu ben? Een ondernemer in goede doen, republikeins en antiklerikaal, iemand die een afkeer heeft van alles dat naar irrationalisme zweemt.

“Ik denk dat ze wisten wat voor vlees ze in de kuip hadden, al lang voordat ik het ouderlijk huis verliet. Maar er is nooit over gepraat, misschien om een openlijke kloof in het gezin te voorkomen. Een soort wederzijdse verlegenheid, en wie weet, misschien wel wederzijds respect. Verdraagzaam in plaats van principieel. In ieder geval is de verhouding met mijn ouders altijd uitstekend gebleven”.

– Als je terugkijkt op de jaren uit je jeugd, beschouw je dan het katholicisme als een achterlijke godsdienst?

“Ik beschouw alle godsdiensten als achterlijk. Op mijn school heerste in de jaren dertig een fundamentalistisch regiem, en het leven in de Limburgse dorpen leek meer op dat van de middeleeuwen dan op dat van nu. Er zijn natuurlijk verschillende graden van achterlijkheid, maar het blijven tenslotte allemaal dwalingen, producten van een verkeerd gebruik van de hersenfunctie”.

– God wordt dus in ons hoofd gecreëerd, omdat er in onze hersenen allerlei wissels verkeerd staan. Bedoel je zoiets?

“Zo zou je het ook kunnen zeggen. Evenals de andere organen kunnen de hersenen meer dan nodig is, het is een soort klier met overcapaciteit. Daardoor kun je denken wat onbestaanbaar is. Die overcapaciteit op zichzelf is wel goed, want doordat je verder kunt denken dan de werkelijkheid, kun je nieuwe inzichten krijgen en kun je nieuwe voorwerpen en situaties laten ontstaan. Dat is vooruitgang. Maar je mag natuurlijk niet voetstoots iets blijven aannemen wat niet kan worden aangetoond of wat onwaarschijnlijk is. Een zekere scepsis is noodzakelijk voor de geestelijke hygiëne”.

– Ergert het je als de terugkeer van religie en spiritualiteit wordt geclaimd

“Ik betwijfel of die claim juist is. De evolutie verloopt in tegengestelde richting. Maar ook als het aantal gelovigen zou toenemen, raakt mij dat niet. Ik heb niet de behoefte mij te verdiepen in wat hen beweegt, zolang ze mijn vrijheid niet beperken”.

– Ben je niet bang dat je vrijheid van denken wordt bedreigd door de opkomst van de islam, of denk je dat het niet zo’n vaart zal lopen. In de biografie wijs je op de demografische factor, die niet bepaald in het voordeel wijst van het vrije westen.

“Mijn vrijheid van denken kan niemand beperken, maar mijn vrijheid van handelen en van meningsuiting natuurlijk wel. Het zou wel eens slecht af kunnen lopen met onze Europese cultuur. De primitieve bevolkingsgroepen vermenigvuldigen zich sneller dat de beschaafde, en ze zullen al een meerderheid vormen lang voordat ze zich aan onze cultuur hebben kunnen aanpassen, – als ze dat al zouden willen. Ik vrees een parallel met de val van het Romeinse rijk en de daarop volgende donkere eeuwen met hun terroristische brandstapels”.

“Ik denk dat onze cultuur van binnenuit islamiseert; de meeste stemmen gelden. De christelijke kerken houden daar duidelijk rekening mee: er is een nieuwe, invloedrijke godsdienst verschenen in de arena waarin zij al heel lang aan de verliezende hand zijn. Je had laatst die bisschop die voorstelde om God maar Allah te noemen. Godsdienst komt het gezag altijd goed van pas. Denk aan minister Donner van Justitie, die meteen na de moord op Theo van Gogh voorstelde om de vrijheid van meningsuiting te beknotten. Maar of we een knieval maken voor de islam of niet, het zal geen verschil maken”.

– Je biografie bevat een voorwoord van Martin van Amerongen en een nawoord van Theo van Gogh. Dat lijkt me een duidelijk statement, namelijk dat je volkomen lak hebt aan autoriteit. Voor iemand van jouw postuur was het toch niet moeilijk geweest een hooggeleerde, een minister of een andere boven ons gestelde voor je karretje te spannen. Waarom heb je dat niet gedaan?

“Het is nooit bij mij opgekomen om een zogenaamde autoriteit te vragen een voor- of nawoord voor het boek te schrijven. En vast ook niet bij Paul Frentrop. Martin en Theo vind ik belangrijker dan ministers, een enkele uitzondering daargelaten, zoals Frits Bolkestein. Frentrop heeft hen al in 1999 tijdens een reisje naar Vlieland gevraagd om een bijdrage Niemand kon toen weten dat hun stukjes pas acht jaar later zouden verschijnen, en dat ze toen al niet meer leefden. Mijn biografie is ingeklemd tussen de grafzerken van twee vrienden”.

– Wat trok je aan in Theo van Gogh?

“Door wat hij schreef is Theo veroordeeld als een agressieve psychopaat die er alleen maar op uit was iedereen op de meest grove manier te beledigen en te provoceren, dus als iemand die met de hele wereld overhoop lag. In werkelijkheid was hij een intelligente, vrolijke, creatieve, non-conformistische man. Ook een lieve man, iets wat iedereen ook gemakkelijk kon zien aan zijn televisie-interviews. Daarbij is nooit een onvertogen woord gevallen, ook niet als hij met iemand sprak met wie hij het op alle punten oneens was. Hij was geen querulant, hij wilde juist altijd aardig gevonden worden. Wat soms niet werd begrepen was dat hij graag stukjes schreef tegen misstanden en daarvoor een polemische stijl koos”.

Wat trekt je aan in politici als Fortuyn en Wilders?

“Zij durven misstanden te benoemen die andere politici niet zien of waar ze met een boog omheen lopen, bang voor stemmenverlies. En het aardige is dat die andere politici dan juist die stemmen kwijt raken. Ik geloof dat ze een reinigende functie hebben in ons politieke bestel. Ja, ik weet ook wel dat Wilders allerlei dingen roept die hij helemaal nooit kan of wil waarmaken, maar dat doen alle politici”.

Vinken1.jpg



– Je staat bekend als een zeer rationele, nogal koude man. Wat voor rol spelen emoties en gevoelens in je leven?

“Ik geloof dat ik evenveel, en soortgelijke, gevoelens heb als jij of ieder ander. Misschien loop ik er minder mee te koop. Het woord ‘koud’ wordt inderdaad wel gebruikt als je ‘rationeel’ of kritisch over gevoelens praat. Die worden daar niet kleiner van, maar dat schijnt sommige mensen toch te hinderen. Misschien vindt men je pas een warme persoonlijkheid als je ook begrip en medeleven opbrengt voor de primitieve of slappe onzin die bij veel mensen in het souterrain ligt opgeslagen. Ikzelf vind mijn minachting daarvoor eerder warm dan koud”.

– Door iedereen word je geroemd vanwege je vermogen tot de kern te komen. Dat mensen erom heen lullen vervult vermoedelijk een sociale behoefte. Heb jij die behoeft niet?

“Die behoefte heb ik niet, maar ik kan ook niet anders. Ik heb niets tegen mensen die onderhoudend om de kern heen lullen. Met alleen maar mensen zoals ik zou de conversatie een stuk saaier worden”.

– Hoe rijk ben je?

“En wil je dat dan in de krant zetten?”.

– Ja.

“Oh”.

– Is het onfatsoenlijk om veel geld te verdienen? Straks erven je kinderen alles, terwijl ze er niks voor hoeven doen. Vind je dat rechtvaardig?

“Ik begrijp het probleem niet. Fatsoenlijk? Rechtvaardig? Waar slaat dat op? Het geld dat ik heb verdiend en gespaard is van mij; ik kan er dus mee doen wat ik wil. Ik heb er geen enkel schuldgevoel over en ik hoop dat mijn kinderen er van kunnen genieten, misschien juist omdat ze het niet zelf hebben verdiend”.

– Maar als je geld van een rijke vader erft, dan heb je geluk ten opzichte van mensen die geen rijke ouders hebben. Is dat wel rechtvaardig?

“Geluk hebben is toch niet onrechtvaardig? Als je dat wel vindt, dan moet je ieder kind bij zijn geboorte bij zijn ouders weg halen en door de staat laten opvoeden. Dan ben je weer terug bij Plato. Iedereen streeft geluk na en dat iedereen dat mag is de grote verworvenheid van de Verlichting. Of het kinderen met rijke ouders beter lukt dan andere kinderen weet ik niet. Ik had geen rijke ouders. Maar ik gun het iedereen…eh bijna iedereen”.

– Wat vind je van Wim Kok, die eerst iets roept over exhibitionistische zelfverrijking bij ondernemingen en nu zijn zakken vult bij ING.

“Ook nog bij Shell, TPG, Stork, en vroeger bij KLM. Dat heeft mij niet verbaasd. Politici zijn, evenals gewone mensen, uit op eigenbelang en persoonlijk gewin, ongeacht de boodschap die zij daartoe uitdragen. De linkse politiek gebruikt het structuurregime, waarin commissarissen deels worden voorgedragen door de ondernemingsraad, om leuke baantjes te krijgen in de top van ondernemingen, tegen beloningen waarvan zij vroeger schande spraken. Stekelenburg was ook zo’n voorbeeld, en Wim Meijer, in de toppen van Van Lanschot, TBI, PCM, Rabo bank, Nuon, en de Spoorwegen. Oud-vakbondsman Terpstra is pas begonnen, als commissaris bij Aegon, eerste kamerlid Trude Maas zit bij ABN/Amro. Via de brandladder toch nog naar de top. Die linkse commissarissen fungeren voor de meestal rechtse directies als buffer tegen vakbonden en ondernemingsraden”.

– In spotprenten, vooral die van Opland, word je afgebeeld als de dikke kapitalist in een krijtstreepjes pak. Heeft je dat wel eens gestoord?

“Nee hoor, wist hij veel”.

– Bij Elsevier wilde je een rendement van twintig procent. Is dat niet een veel te hoge eis voor een krantenuitgeverij?

“Twintig procent was een streefgetal, meestal kwamen we lager uit. Voor kranten is die twintig structureel onhaalbaar, reden waarom wij er van af wilden”.

– Je hebt aan de basis van PCM gestaan, het samengaan van de belangrijkste Nederlandse kranten – minus De Telegraaf. Heeft Smaling destijds niet veel te duur ingekocht en hebben jullie daar bij Elsevier niet hartelijk om gelachen?

“Wat is te duur?! Wij wilden van de kranten af en hebben de NDU dus verkocht, zonder ons te verdiepen in de strategie van Smaling en PCM. Hij wist precies wat hij kocht, want hij was voordien directeur geweest van de NDU, dus ook van de NRC”

– Je hebt ondernemers wel eens met huisvrouwen vergeleken. Moeten er meer vrouwen komen bij de bedrijven en heb je daar aan meegewerkt.

“Ik heb het werk van een directeur vergeleken met dat van een huisvrouw: zij staat de hele dag voor velerlei verschillende taken en problemen, die zich vaak ook nog tegelijkertijd voordoen en die ze allemaal alleen moet oplossen. Een goede directeur is als een goede huisvrouw: geen geniale specialist maar een degelijke generalist”.

– Bij Elsevier Reed waren cultuurverschillen tussen de Nederlanders en de Engelsen. In de biografie staat dat de Engelsen ons zien zoals wij naar Polen of Tsjechen kijken.

“Ja, zij vinden het vanzelfsprekend dat zij beter zijn dan wij, dus ook in het bestuur van een onderneming. Niettemin is Reed Elsevier pas na mijn vertrek in Engelse handen gevallen; dat zou in mijn tijd niet zijn gebeurd. Over eenhoofdige of meerhoofdige leiding kun je inderdaad van mening verschillen. Beide vormen hebben voor- en nadelen. Maar bij de fusie hadden wij nu eenmaal contractueel vastgelegd dat er een meerhoofdige leiding zou komen. Maar die werd door de Engelsen vanaf het begin gesaboteerd”.

– Hoe emotioneel was bijvoorbeeld het wegwerken van je concurrent Sir Peter Davis. Die heb je op het moment suprème gewoon buiten voor de deur laten staan.

“Dat was niet emotioneel; ik had geen band met de man. Hij zat me in de weg”.

– Wat is er daarna met hem gebeurd?

“Hij is daarna nog directeur geweest van twee andere grote ondernemingen en, voorzover ik weet, na korte tijd weer uit die functies ontslagen”.

– Wat vind je van Apax, dat er met het geld van PCM vandoor is gegaan en het bedrijf kaal gevreten achterlaat?

“Ik heb mij ook wel eens afgevraagd hoe die beslissingen tot stand zijn gekomen. Apax heeft dat, voorzover ik het begrepen heb, superieur gedaan”.

– Na je vertrek is Elsevier niet meer de oude geworden. De beurskoers is nog altijd niet op peil. Een levenswerk zakt in elkaar.

“Dat is jammer, maar ik heb er geen last van. Na mijn vertrek heb ik mij niet meer met Elsevier bezig gehouden. Ik heb al mijn aandelen verkocht en heb zelfs nooit meer naar de beurskoers gekeken. Ik zie Reed Elsevier ook niet als mijn levenswerk; daar hebben heel veel mensen aan gewerkt. En buiten Elsevier heb ik ook nog een paar andere leuke dingen gedaan. Aan levenswerk geen gebrek!”.

– Je gaat nooit met vakantie.

“Nee, dat vind ik saai. Vroeger gingen we wel met de kinderen naar zonnige stranden. Maar ikzelf hoef niet meer zon, en ik ben al lang niet meer geïnteresseerd in landschappen en kunstwerken. Als ik niet kan werken verveel ik me. Om maar te zwijgen over dat armoedige reizen: vliegen lijkt steeds meer op veevervoer, de wegen zijn overvol en zelfs in de beste hotels is het behelpen vergeleken bij de situatie thuis”.

– Zie je op tegen de dood? Tegen verval?

“Ja, maar ik verdring het meestal met succes. Na mijn vijfenzeventigste ben ik inderdaad in verval geraakt en dat gaat steeds verder. Maar ook dat kan ik goed verdringen”.

– Schenk je je hersens aan de wetenschap?

“Ik denk niet dat iemand dat oude spul wil hebben. Wat ermee gaat gebeuren, moeten mijn nabestaanden maar uit maken”.

– Wat moet er op je grafsteen staan.

“Daar heb ik nooit over gedacht. En wat zouden ze met die grafzerk aan moeten als ze zouden besluiten mijn lichaam te verbranden?”.

– Is de biografie wordt uitgebreid ingegaan op je lichaam. Je gebruikt wel tien pillen per dag. Bang voor bijwerkingen? Hoe voel je je vandaag?

“Uitstekend! Dank je. Nee, ik ben niet bang voor pillen en bijwerkingen. Als zich bijwerkingen voordoen, neem ik gewoon een andere pil”.

de Volkskrant, 21 september 2007