Het is weer twee voor twaalf

Boeken etc

Beschaving, het westen en de rest
Niall Ferguson
Vertaling: Mieke Hulsbosch
Uitgever: Contact
Sterren: * * *

Ayaan+Ferguson3

Nog regelmatig kom ik mensen tegen die mij vragen: “En, zie jij Ayaan nog wel eens?”.

Mijn antwoord luidt dan: “Nee helaas, ik heb Ayaan al lange tijd niet meer gezien”.

Ook gebeurt het nog regelmatig dat ik iemand tegenkom die Ayaan beter kende dan ik.

Ik vraag dan altijd: “En, zie jij Ayaan nog wel eens?”.

Het antwoord luidt dan bijna altijd: “Nee helaas, ik heb Ayaan al lange tijd niet meer gezien”.
Zelfs Gerrit Zalm met haar toch een opwindende tijd heeft doorgemaakt in de VVD, moest laatst erkennen dat ook hij Ayaan geheel uit het oog is verloren. De enige die nog wel een contact met haar schijnt te hebben, is Leon de Winter. In elk geval liet hij laatst aan de Nederlandse pers weten dat Ayaan Hirsi Ali was bevallen van een zoon.

Uiteraard heet hij Thomas, genoemd naar de criticaster die weigerde te geloven dat Jezus uit de doden was opgestaan. Judas Thomas Didymus wilde eerst zijn vinger in Jezus’ wonden leggen. Eerst zien en dan geloven, zo is dat.
De zoon van Ayaan heet voluit Thomas Hirsi Ferguson. Hij draagt dus de achternaam van zijn vader, Niall Ferguson, de Britse historicus met wie Ayaan in september vorig jaar in het huwelijk trad.

In Nederland is hij misschien niet zo bekend, maar in het Verenigd Koninkrijk en in de Verenigde Staten wordt Ferguson – tegenwoordig hoogleraar op Harvard – gezien als een autoriteit. Zijn terrein is de financiële en economische geschiedenis van het westen. Zijn boek The Ascent of Money: A Financial History of the World wordt beschouwd als een standaardwerk. Daarbij is  Ferguson een televisiepersoonlijkheid, die zich over alles en nog wat uitlaat en opwindt. Hij neemt scherpe filosofische en politieke standpunten in, die misschien niet altijd stroken met zijn eigen handelen. Zo staat er op YouTube een filmpje van Ferguson, waarin hij vertelt dat hij als atheïst toch de waarde kan inzien van de Tien Geboden. Maar het gebod Gij zult niet echtbreken bleek toch niet zo aan Ferguson besteed te zijn. Om met Ayaan te kunnen trouwen, verliet hij de journaliste Susan Douglas, die de moeder is van zijn andere drie kinderen.

Je ziet dat wel vaker bij conservatieve filosofen, die in geschrifte altijd voor het gezin opkomen, maar die er toch van doorgaan als zijzelf door het vuur worden aangeraakt. Susan zal overigens niet op een houtje hoeven bijten. Volgens Time  behoort Ferguson niet alleen tot de honderd invloedrijkste mensen ter wereld,  maar is hij ook nog eens behoorlijk vermogend. Zeker is dat je weinig meer hoort van het dispuut wie er nu eigenlijk moet betalen voor de beveiliging van Ayaan.

Ik vraag mij trouwens af of een fatwa tegen een moeder ook geldt voor het kind, maar die vraag laat ik nu maar even onbeantwoord.

Kortom, Naill Ferguson is voor Ayaan de gedroomde kandidaat: een rijke super- intellectueel van Harvard, die ook nog eens op haar 42ste  voor nageslacht heeft gezorgd. Als ikzelf God was geweest, had ik het niet beter voor haar kunnen uitzoeken.

Beschaving

In 2011 heeft Ferguson de studie Civilization: The West and the Rest gepubliceerd, die hij heeft opdragen aan Ayaan. Een klein oneffenheidje: anders dan bij eerdere boeken waren de kritieken dit keer niet onverdeeld gunstig. De Indiase schrijver Pankaj Mishra, die voor de London Review of Books schrijft, meende dat Fergusons opvattingen over het kolonialisme een racistische ondertoon hebben. Ferguson werd daar zo boos over dat hij van Mishra excuses eiste, terwijl hij ook nog eens met een rechtszaak dreigde, wat Catherine Benett in de Guardian bewoog tot een stuk met de kop: “Why on earth is the history man being so hysterical?”.

In Beschaving, het westen en de rest pakt Ferguson het weer groots aan en brengt hij al zijn eruditie in stelling om een centraal thema te bewijzen. Dat thema is vervat in een vraag en die luidt: “Waarom konden een paar kleine staatjes aan het uiteinde van het Euraziatische landoppervlak de rest van de wereld, met inbegrip van de dichtstbevolkte en in vele opzichten verder ontwikkelde samenlevingen van oostelijk Eurazië, gaan domineren?”.

Met andere woorden: hoe is het mogelijk dat vanuit een aantal kleine Europese landen de rest van de wereld werd onderworpen en beheerst, met in begrip van China?  Dat is des te verwonderlijker omdat Europa nauwelijks een eenheid vormde en op sommige momenten werd verscheurd door godsdiensttwisten. Toch ging er na 1500 zo’n kracht van Europa uit dat de dominantie zich niet alleen naar het Westen heeft uitgebreid, maar ook naar het Midden Oosten en het Verre Oosten.

Ferguson geeft zes oorzaken, die hij de zes “killer apps” noemt. Dit zijn ze:

1. Concurrentie;

2. Natuurwetenschap;

3. Eigendomsrechten;

4. Geneeskunde;

5. Consumptiemaatschappij;

6. Arbeidsethos.

Op zichzelf zegt Ferguson hier niets nieuws, maar wat zijn boek zo aantrekkelijk maakt is de ongelooflijke eruditie waarmee hij deze zes apps één voor éen nader onder de loep neemt. Telkens geeft hij verrassende voorbeelden, zoals het voorbeeld van de Singer-naaimachine, dat niet zo maar een apparaat was, maar een machine die meer dan wat ook de vrouw heeft betrokken bij het arbeidsproces. Dat Fergusson ook nog gevoel heeft het ironische blijkt uit zijn terloopse toevoeging dat de uitvinder Isaac Singer (1811-1875) tenslotte uit de Verenigde Staten werd verbannen vanwege zijn voorliefde voor maîtresses en zijn bigamistische neigingen.

Een tekortkoming van Beschaving, het westen en de rest is natuurlijk de generalistische aanpak. De wereldgeschiedenis van de laatste vijf honderd jaar bespreken in 350 pagina’s leidt regelmatig tot grote stappen en snel thuis. Zo schrijft Ferguson: “als de Koude Oorlog  (die van na 1945 – MP) ooit heet was geworden, dan zou de Sovjet-Unie hem zeer waarschijnlijk hebben gewonnen”.  Dat komt, denkt Ferguson, omdat het politieke systeem van het Oostblok veel beter in staat geweest zou zijn zware oorlogsverliezen op te vangen. Militaire expert hebben deze speculatie altijd uiterst onwaarschijnlijk gevonden, ten eerste omdat het materieel van de Russen van veel mindere kwaliteit was en ten tweede om de burgerbevolking vermoedelijk wel bereid geweest zou zijn het politieke systeem te verloochenen voor een democratische bevrijder.

Bij een minder begaafde auteur zou je snel in slaap vallen, maar dat is bij Ferguson niet het geval. Toch krijg als lezer soms ook het gevoel dat niet alles bij Ferguson echte kennis is en dat hij veel heeft gehad aan assistenten die voor hem het zware werk hebben gedaan. Ik probeerde dat enigszins te controleren door na te gaan of wat Ferguson over Nederland schrijft wel klopt. Maar helaas komt Nederland bij Ferguson nauwelijks voor. Voor Simon Schama en Jonathan Israel mogen de Nederlanden in de zestiende en zeventiende eeuw het middelpunt van de wereld zijn geweest, voor Ferguson is er – zonder concurrentie – maar één centrum:  Groot-Brittannië. Het kan daarom nauwelijks verrassen dat Ferguson zijn boek besluit met citaten van P.G. Woodhouse en Winston Churchill.

Als wij willen dat de beschaving overleeft, dan moeten wij bereid zijn voor haar te vechten – daar komt het telkens op neer.

HP/De Tijd, 13 januari  2012