Maar mevrouw…

Maar meneer

Reageren kan hier. Tevens voor aanvragen lezingen en optredens.

Hieronder een reactie van Ileen Montijn op mijn column De PIP-vrouw en de Viagra-man, waarin ik het er abusievelijk vanuit ging (oh, falend geheugen!) dat het Rudy Kousbroek was, die Beatrijs Ritsema had beknord inzake het gebruik van penis stimulerende middelen.

Viagra 6

Beste Max Pam,

Beatrijs Ritsema weet niet waar zij het over heeft, wat bij een onderwerp als impotentie, en een pil daartegen, natuurlijk ook het prettigste is. Zalig zijn de onnozelen, zij met de moeiteloze mannen, respectievelijk de nimmer falende geheime delen.

Zij die geen weet hebben van het vagevuur tussen het incidentele falen en de complete slapte, in welk geval volgens “Ritsema’s medicatie vanzelfsprekend geboden” is (o dank u, dokter).

Die niet het verschil kennen tussen ejaculatio praecox en wat Germaine Greer in haar boek The Change zo wreed en memorabel noemt `het urenlange gepeddel van een oude man bovenop je’.

Ach, als alleen deskundigen in het openbaar hun mening mochten geven, zou het wel erg stil worden. Maar in dit geval is er een extra moeilijkheid: wie meepraat, stelt zich bloot aan speculaties van de lezers, die denken zo zo, dat wist ik niet van hem/haar/hun. Hoe kan iemand anders spreken dan uit allerintiemste ervaring?

Dit dreigt de discussie eenzijdig te maken. Tegenover een onverschrokken denker als Rudy Kousboek (CS 19/6/98), die eerder in deze krant al eens een lans brak voor pornografie, staan honderd borrelpraters die het makkelijke, veilige burgermansstandpunt innemen. Honderd borrelpraters, en Beatrijs Ritsema (24/6/98), die `nog steeds geen Viagra-man in haar bed’ wil.

Dat dat ook het kilste standpunt is, kan kennelijk niet deren. Het is net als met de post-menopauzale moeders waarover zij het nog even heeft. Elke botte, verknipte vrouw mag, mits in de vruchtbare levensfase, een kind in de wereld zetten.
Maar de enkeling die wat vroeg haar menopauze kreeg, of wat laat haar diepe verlangen heeft opgevat, wordt streng terechtgewezen. Die wordt bedreigd met tieners die huilen op het kerkhof.
Bij de potentiepil zijn de maatschappelijke implicaties nog veel onbeduidender, maar het oordeel is er niet minder cru om. Het is niet echt, dus wil Ritsema het niet. Al geeft zij toe dat deze `romantische notie van echtheid’ hopeloos ouderwets is.

Romantisch! Dat is nu juist wat het meeste stoort aan haar beschouwing: dat er zo weinig gevoel uit spreekt voor waar het om gaat in de liefde.

Waarom neuken wij? Omdat wij gans gek zijn van elkaar, en geen groter zaligheid kennen dan volledig in elkaar te kruipen. Dat er ook mensen zijn die het doen uit geldingsdrang of om geld, is van geen belang. We gaan uit van ieders honorabele – of laten wij ronduit zeggen: tedere – bedoelingen.

Maar wat doet Ritsema? Zij stelt een `eis tot echtheid’ aan de hypothetische man in haar bed. Hij moet alles af en uit, hij mag (curieus detail) wel een paar borrels, maar beslist geen Viagra, want dan is het niet echt. En dan zullen we eens zien, lijkt zij te bedoelen. Het herinnert mij, eeuwen na dato, aan de stoere praat van een paar opgeschoten jongens die ik als kind eens opving, tot mijn schrik: dat zij bij een bepaald, uitdagend meisje `wel eens zouden kijken wat er onder haar truitje zit’.

Tegen het eind van haar stuk neemt die onhartelijke benadering een nieuwe wending. Dan is het ineens een kwestie van machtsevenwicht. Omdat mannen veel langer kunnen blijven concurreren op de seksuele markt, heeft de natuur het, tot Ritsema’s tevredenheid, zo geregeld dat hun seksuele prestaties afnemen. `Zij verliest haar aantrekkingskracht, hij z’n betrouwbaarheid.’ Net goed. `Massaal Viagragebruik’ zou alleen maar tot oneerlijke concurrentie leiden.
Deze visie is te plat voor woorden. Waar gaat het nu eigenlijk over? Bedoelt de schrijfster echt dat oude mannen, gesterkt door pillen, hun jongere seksegenoten uit de bedden van hun liefjes zullen jagen? Hebben vrouwen van boven de vijftig liever impotente kerels, omdat die anders toch maar weglopen?

Je zou denken dat het gewoon gaat over mensen die graag met elkaar willen neuken, op welke leeftijd ook. En dat er maar een ding `hopeloos ouderwets’ is: om ze dat uit naam van Onze Lieve Heer, de Natuur of de machtsbalans tussen de seksen te misgunnen.

Ileen Montijn, NRC Handelsblad, 29 juni 1998