De gekte en zijn onbegrijpelijkheid

Boeken etc

Wij zijn maar wij zijn niet geschift
Tim Krabbé
Uitgever: Prometheus
Sterren: * * *

Tim Krabbé is een schrijver die de gebeurtenissen het werk laat doen. Hij is geen schrijver van symbolen, psychologismen en dubbele gelaagdheden. Althans het is niet zijn bedoeling die expliciet in zijn boeken aan te brengen. Als er een thema in zijn boeken zit, dan moet de lezer die zelf ontdekken, het liefst aan de hand van de emoties die hij tijdens het lezen heeft ondergaan.

Columbine

Krabbé zal niet snel schrijven dat zijn romanfiguren zich verdrietig of ongelukkig voelen. Wel zal hij trachten de omstandigheden zo te beschrijven dat het ongeluk en het verdriet van de personages onafwendbaar tot de lezer doordringt.

In Wij zijn maar wij zijn niet geschift is Krabbé tot het uiterste gegaan. In dit boek heeft hij getracht daden en motieven te beschrijven van de twee jongens die in 1999 een bloedbad hebben aangericht op de Columbine High School in Littleton, Colorado. Daarbij werden twaalf medeleerlingen en een leraar doodgeschoten. De twee jongens, Eric Harris (18) en Dylan Klebold (17), sloegen daarna de hand aan zich zelf.

Deze gruwelijke gebeurtenis ging de wereld rond. Er werden films en boeken over gemaakt en op een vreemde manier inspireerde het andere jongeren om hetzelfde te doen. Behalve dat Harris en Klebold werden beschouwd als monsters die in koelen bloede willekeurige medeleerlingen hadden vermoord, groeiden zij in sommige kringen ook uit tot cultfiguren, die protest hadden aangetekend tegen een mensheid die steeds verder robotiseert en die geheel van zichzelf vervreemd is geraakt.

In de loop der jaren is het bloedbad in Columbine uitgebreid onderzocht en gedocumenteerd. De gebeurtenis is vastgelegd in een wirwar van rapporten, videobeelden, getuigenverklaringen en andersoortige interviews. Politici, psychologen, opvoedkundigen, sociologen, kerkleiders en nog vele anderen hebben zich over Columbine uitgesproken. Uiteraard had ook de president van de Verenigde Staten er een mening over. Zij veroordeelden en zochten allemaal naar verklaringen voor het feit dat twee niet domme jongens, tamelijk goed opgeleid en zeker niet in wreedheid opgegroeid, tot een dergelijk destructief gedrag konden overgaan.

Het moet dan ook voor Tim Krabbé een Sisyfusarbeid zijn geweest om in die baaierd van hele, halve en valse informatie, datgene te verzamelen waarvan hij meende dat het werkelijk overeen kwam met er op die fatale dag in Columbine is gebeurd. Daarbij wilde Krabbé zich niet laten leiden door emoties of  beschouwingen van morele aard. Hij wilde de feiten geven en hoofdzakelijk de feiten. Verklaringen draagt hij slechts aan als hij (vrijwel) zeker weet dat die door feiten worden geschraagd. In interviews heeft Krabbé geclaimd dat zijn boek het eerste boek over Columbine is, waarin allereerst en bovenal de feiten spreken. Misschien is Wij zijn maar wij zijn niet geschift niet het definitieve boek over Columbine, maar voorlopig is het wel het ultieme boek. Of de claim van Krabbé terecht is, kan ik niet beoordelen. Daarvoor ken ik de literatuur over Columbine te slecht.

Krabbé (Columbine)

Zelfs als de claim van Krabbé terecht is dat dit het beste boek is tot dusver en dat zelfs Amerikaanse auteurs niet in de buurt komen van wat hij, Krabbé, over de moordpartij heeft geschreven, dan nog is het de vraag of Wij zijn maar wij zijn niet geschift een goed boek is. Ik twijfel daar ernstig over. Het is waar: het begin is ronduit meesterlijk. Daarin krijgen wij een adembenemend nauwkeurige beschrijving van die 20ste april 1999. Dat is overigens niet zo maar een datum, want op 20 april 1889 werd Hitler geboren.

Harris en Klebold rijden naar school in hun auto’s die volgestouwd zijn met wapens en bommen. Het plan is om Columbine High School op te blazen en daarbij tenminste vijfhonderd slachtoffers te maken. Maar de meegebrachte bommen gaan niet af en dus zit er eigenlijk niets anders op dan de klassen langs te gaan om tamelijk willekeurig leerlingen neer te schieten. Harris en Klebold lijken dat te doen in een soort euforie, waarbij zij hier een daar genade voor recht laten gelden. Door bepaalde leerlingen ongemoeid te laten – dat zijn allemaal bekenden – spelen zij voor God, die over leven en door beschikt.

Ook het slotdeel van het boek, daar waar Krabbé voorzichtig tot enige conclusies komt, is in al zijn feitelijkheid bijzonder fascinerend. Maar het uitvoerige deel daar tussenin, het voorspel dat beschrijft hoe Harris en Klebold tot hun daad zijn gekomen, vergt veel van de lezer. Ik begrijp Krabbé’s behoefte aan volledigheid, want juist door die volledigheid wordt de kans op een objectief oordeel alleen maar vergroot. Maar de volledigheidsdrang maakt de weg voor vrij voor herhalingen, en die zijn fnuikend voor het tempo van het verhaal. Doorgaans ligt juist hierin de kracht van Krabbé, maar nu laat hij het echter afweten. Met als gevolg dat Wij zijn maar wij zijn niet geschift hier en daar behoorlijk saai is geworden.

Wat uiteindelijk ook niet meehelpt, is dat het denken van Harris en Klebold maar een beperkte horizon heeft. Zij houden er een kinderachtig sociaaldarwinisme op na. Iedereen die zwak is, moet dood. Eigenlijk is de hele mensheid zwak, dus zou het nog beter zijn om de hele mensheid op te blazen. Niet ongeestig schrijft Krabbé dat de ambities van het duo na enige tijd “realistischer” werden en dat zij besloten het opblazen van de hele mensheid te beperken tot hun eigen school.

Het boek zou wellicht gered als Harris en Klebold ontspoorde, maar briljante leerlingen waren geweest, die met een beroep op Nietzsche of op wie dan ook, anderen en zichzelf in het ongeluk hadden gestort. Maar hun Duits was zeer rudimentair, ook al koketteerden ze graag met allerlei nazi-denkbeelden. Weliswaar waren het geen aardige jongens, maar gewone jongens waren zij aanvankelijk wel. Veredelde havo-jongens, die verslaafd waren aan het videospel  Doom. Dat zij de wereld van Doom bijna voor echt aannamen, zegt ook iets over hun intellectuele beperkingen.

In interviews heeft Krabbé gezegd dat hij de twee jongens geen psychopaten wil noemen, omdat zij iets uiteindelijk ook maar een etiket is dat niets verklaart. Wel is hij, via het internet en na het lezen van duizenden pagina’s, dicht bij een soort begrijpen gekomen. Dat begrijpen bestaat dan uit heel samenstel van verklaringen. Misschien zullen andere lezers het anders ervaren, maar op mij hebben al die verklaringen van Krabbé uiteindelijk toch niet de kern verklaard van het moorddadig gedrag van Eric en Dylan. Veel jongens spelen Doom en gaan niet moorden. Veel jongens hebben weinig toezicht van hun ouders en gaan niet moorden. Veel jongens vinden het vervelend wanneer zij een inbraak   een taakstraf krijgen, en gaan toch niet moorden.

Enzovoort.

Stel: iemand zou mij nu, na het lezen van 416 pagina’s Krabbé, vragen waarom Eric Harris en Dylan Klebold het hebben gedaan. Dan zou ik na lang nadenken toch antwoorden: “Omdat zij gek waren”.

HP/De Tijd, 25 maart 2012