Wees eerlijk: Nanne Tepper was een mislukt auteur

Boeken etc

Onlangs is Nanne Tepper (1962) overleden. Als je de kranten mag geloven is een groot auteur heengegaan, maar laten wij eerlijk zijn: Nanne Tepper was een mislukt schrijver die al op zijn vijftigste niet meer werd gelezen. Hierbij een oude recensie uit 2002, die ik niet afdruk om Tepper nog eens te debunken, maar uit verbazing over de beate toon van al die necrologieën.

Nanne TepperAdd an Image

De Avonturen van Hilliebillie Veen (2002), uitgeverij  Contact.

Nanne Tepper is zo’n schrijver van wie je het gevoel hebt dat hij zijn hele leven veelbelovend zal blijven.
Zijn tweede roman, De vaders van de gedachte was na zijn eerste geen echte doorbraak en mijn negatieve recensie is mij gekomen te staan op wat verongelijkt gemopper van de auteur.  Na De vaders van de gedachte, dat in 1998 uitkwam, hebben wij tijdje niets vernomen van de literaire pogingen van Tepper. Maar een dikke vier jaar later is er nu een dun boekje dat zichzelf afficheert als een roman, maar dat slechts 112 pagina’s telt. De avonturen van Hillebillie Veen heet het.

Als je bedenkt dat dit werkje in beperkte oplage al in 1997 is uitgekomen – het werd geschreven in opdracht van de provincie Groningen –  dan krijg je niet de indruk dat de auteur gevoed wordt door een grote literaire gedrevenheid.
De inhoud van De avonturen van Hillebillie Veen bevestigt die indruk. Het is waar dat grote literatuur vaak in de provincie ontstaat, maar dat betekent zeker niet dat het provinciale boven zichzelf uitstijgt als je maar ongegeneerd het leed uit de provincie beschrijft. De avonturen van Hillebillie Veen is zo’n aardigejongensboekje, waarvan je er tientallen hebt in de Nederlandse literatuur. Het verhaal, voor zo ver een verhaal kunt spreken, is bekend. Puber groeit op in een troosteloos provinciestadje, in dit geval Veendam. Wie zien een nieuwbouwhuis voor ons, keurig nette ouders, die heus niet alleen hun kinderen van alles willen verbieden, en wij zien het eerste meisje voor ons, het mooie meisje, begeerd door de hele school waar ook Hille Veen noodlottig verliefd op wordt.

Hille krijgt haar, natuurlijk.

Nanne Tepper 2

Niets overkomt Hille en zijn meisje Yvonne, dat niet te voorspellen is. De school met de boze leraren, het gevrij terwijl de ouders niet thuis zijn, de jaloezie die welig tiert onder de pubers, het uitraken en het weer aanraken, alles, ja werkelijk alles is gesneden Groningse koek. Zelfs het slot komt niet als verrassing. Jaren later reist Hille Veen nog eenmaal terug naar Veendam, op zoek naar die sfeer van Havo 5. Yvonne is bijna een vergeten episode geworden, maar toch komt hij haar weer tegen op de hoek van Kerkstraat. “Zo maar”, luidde de laatste regels, “eindelijk. Tien jaar later. Yvonne was zwanger. Ze leek niet blij me te zien”.

Zo’n slot is een verkapt citaat van het slot uit Nabokovs Lolita. Daarin volgt Humbert Humbert nog een keer zijn romantische obsessie, maar ontdekt dat zijn liefje inmiddels een huismoeder met kindertjes is geworden. Humbert Humbert probeert zichzelf nog dood te rijden, maar of Hille Veen – bijgenaamd Hillebillie Veen – tot zo’n wanhoopsdaad in staat is, moeten wij raden. Yvonne vond het niet leuk om hém te zien. Hoe Hillebille reageerde blijft duister, al suggereert een verwoord dat het niet goed met hem is afgelopen. Het fijne kom je niet te weten. In het Groningse veen houden wij nu eenmaal van een beetje mysterie en van een beetje raadsel . Ik bedoel: Tepper is wel eens met Nabokov vergeleken, maar dat lijkt me blasfemie.

Nu zou de bekendheid met het onderwerp en het verhaal misschien nog wel te dragen zijn geweest, als Tepper er een bijzondere stijl op na zou houden. Volgens zijn fans is dat ook zo, maar ik kan het er moeilijk mee eens zijn. De vaders van de gedachte bevatte nogal wat van die moeizame zinnen die onder het kopje Literatureluur opgeborgen kunnen worden. In De avonturen van Hillebillie Veen is het wat minder erg, maar vooral in het begin komen de liefhebbers van gewrochte zinnen en tussenhaakjes nog altijd aan hun gerief. In De avonturen van Hillebillie Veen is het verhaal van een gortdroog realisme, terwijl de stijl dikwijls ontleend lijkt aan het geëxalteerde jargon van de puber die meent de wereld te ontdekken. Je hebt hier echt een Nabokov nodig, iemand die de juiste mix kent om het wel en wee van pubers interessant te maken.

Ik zeur daar ook nog even op door, want Teppers kleine roman begint ook met een truc, die wij in Loita vinden. Bij Nabokov vertelt ene dr. John Ray jr. dat hij de bladzijden heeft gevonden van een manuscript getiteld: Lolita, of de bekentenis van een blanke weduwnaar. Bij Tepper komt ene Elisabeth Maria Prins er aan te pas om ons op de hoogte te stellen van de vondst van een enorme, door Hille Veen geschreven roman. Een paar honderd dramatische pagina’s zijn het, maar die krijgen wij niet lezen. Wij moeten het doen met de inhoud van een mapje, dat mevrouw Prins onder een smetteloos wit T-shirt vandaan heeft getrokken. Die inhoud heeft geresulteerd in dat boekje van 112 pagina’s dat wij nu in onze handen hebben.

Door zich zo aan Nabokov op te trekken, maakt Tepper zich wel bijzonder kwetsbaar. Onbedoeld weet Tepper het kwaliteitsverschil met zijn grote voorbeeld alleen maar uit te vergroten. Bij Nabokov heeft het voorwoord wel degelijk een functie. Er wordt ons verzekerd dat Humbert Humbert een interessant geval is voor psychiaters en dat hij niet voor niets met de rechtbank is aanmerking is gekomen. De spanning zit er meteen in. Bij Tepper vind je alleen een kennisgeving, die even moedwillig als kinderachtig aandoet: “Personen die lering trekken uit dit verhaal zullen worden vervolgd; personen die er lollig over doen zullen worden verbannen; personen die er beschouwing aan wijden zullen worden doodgeschoten”.

Graag, kom maar op. Maar geen syllabe van deze waarschuwing wordt waargemaakt. Er is ook geen enkele reden toe. Hille Veen, de schrijver van het nagelaten mapje en de hoofdpersoon in zijn eigen roman, heeft in zijn leven niets onoirbaars gedaan. Hij is zelfs niet vreemd gegaan, in tegenstelling tot zijn liefje Yvonne die er, in haar nieuwsgierigheid naar seks, wel pap van lustte. Eigenlijk zijn Hille en Yvonne twee doodgewone mensen, waar geen kwaad bij zit. Zoals alle jonge mensen waar geen kwaad bij zit, denken zij wel eens aan de eerste kus en aan de eerste keer dat zij het gedaan hebben. In Parijs wordt de standaardmeter bewaard. Als er ooit nog eens van overheidswege een huisje, boompje, beestje wordt ingericht voor een standaard-Nederlander en een standaard-Nederlandse, dan zouden Hille en Yvonne moeiteloos daarvan de eerste bewoners kunnen zijn. Gewoner dan gewoon zijn zij, compleet met een eerste liefde die op niets is uitgelopen, want zo gaat het bijna altijd met eerste liefdes.

Ja, het leven is hard voor twee jonge mensen, die elkaar op het schoolplein zijn tegengekomen. En het leven is ook vol verlokkingen. Het hoort er allemaal bij, maar van al dat klein en groot verdriet valt niemand van zijn stoel.

HP/De Tijd, 15 juni 2002