Eigenlijk heeft het met ironie ook niets te maken

Beweringen en bewijzen

Lezer, ikzelf vorm het middelpunt van het stukje dat hieronder volgt, maar het is niet passend uw tijd te verspillen aan zo’n ijdel en egocentrisch onderwerp. Leg daarom dit stukje weg, u heeft vast wel iets beters te doen.

 

Kalifaat 2

Vorige week schreef ik onder de kop Met de islam heeft het allemaal niets te maken een stukje over terroristische groepen als ISIS, Boko Haram en Al Shabaab, die een verwoestend spoor trekken door de gebieden waarin zij actief zijn. Bij het noemen van elke terreurgroep werd telkens dezelfde mantra herhaald:  “Maar vergis u niet: die misdaden hebben niets met de islam te maken. Zij vertegenwoordigen in geen enkel opzicht de ware islam. Het gaat hier om culturele en etnische tegenstellingen.

Door het rampzalige optreden van de Verenigde Staten en het treuzelende Westen is een vacuüm ontstaan, waarin zulke groepen zijn opgekomen”.

In feite preludeert deze frase op eventuele verontschuldigingen, die je altijd en overal hoort en die telkens terugkeren als ergens in naam van de islam misdaden worden gepleegd. Hoewel in stukje zelf nergens een mening wordt geuit of een verklaring wordt gegeven, zorgt de herhaling voor een effect waaruit je kunt opmaken dat de schrijver misschien weinig sympathie heeft voor de terreurgroepen. Dat effect wordt nog versterkt door de laatste zin, waarin de islam niet voor niets “een geweldige religie” wordt genoemd. In het jubelende woord “geweldig” zit ook het minder jubelende “geweld” verstopt.

Montaigne

Herhaling is een veel gebruikt retorisch trucje, zoals ook de eerste alinea van dit stukje een retorisch trucje is. De Montaigne (1533-1592) gebruikte het in zijn Essays en het werkt nog steeds, want zo gaat het: als je schrijft dat de lezer moet oprotten, blijft die lezer juist, want die denkt: “Ja, zeg, zo makkelijk laat ik mij niet wegjagen”. Wijlen Piet Grijs was een meester in het genre.

Mijn stukje heeft tot honderden reacties geleid – op de site van deze krant, op Twitter en elders. Ronald Giphart zag het onmiddellijk, maar velen hebben de retorica niet doorzien, ook al lag het er – naar mijn idee – dik bovenop. De reacties varieerden van “totaal politiek correct” tot “een schunnige aanval op de islam” en “simplisme en populisme”. Velen lazen erin wat zij erin wilden lezen, dat was heel leerzaam. Wie naar aanleiding van mijn stukje goeiig ging uitleggen dat het kwaad in ieder mens zit – spreek voor jezelf – en dat er in naam van het christendom ook misdaden zijn gepleegd, had er al evenmin veel van begrepen. Daarnaast werd mijn stukje door de site Maroc.nl zonder toestemming integraal overgenomen, waarmee de kleine diefjes geen andere bedoeling konden hebben dan een podium te geven aan een ieder die mij eens lekker wilde uitschelden.

Een interessante reactie kreeg ik van Bert Brussen, de hoofdredacteur van de Post Online. Nog niet zo lang geleden smeet hij zijn gepeperde meningen op de site van deze krant, waaruit ik telkens weer opmaakte dat echte boosheid nog bestaat. Helaas doet hij dat niet meer. Brussen schreef me: “Misschien maar geen sarcastische columns, Max, want dat genre is, net als ironie, morsdood. De helft van mijn Facebookvrienden denkt dat jij het meent, qua ‘het is niet de schuld van de islam’. Om over de VK-lezers maar te zwijgen. De tijd van Reviaans ironisch mogen zijn, is duidelijk verleden tijd”.

Nu kwam er in mijn stukje weinig Reviaanse ironie voor, maar Brussen zou wel eens gelijk kunnen hebben dat ironie en sarcasme niet meer begrepen worden. Op Twitter was het mij ook al opgevallen dat ironie daar bijna altijd plat op haar bek gaat. Maak je een keer in 140 tekens een ironische opmerking dan neemt de aan Asperger lijdende goegemeente dat als een kind zo letterlijk, om er vervolgens met oorverdovend geraas over heen te vallen. Dat is ook de reden dat ik na een jaar met twitteren ben gestopt.

Dat ironische en aanverwante stijlfiguren langzaam verdwijnen, zou wel eens een van de oorzaken kunnen zijn van de ontlezing. De leerling van nu begrijpt eenvoudig niet meer dat je het omgekeerde kunt schrijven van wat je bedoelt. Dat je iets neer kunt halen door het ontzettend te prijzen, of dat je zelfs iets op kunt steken door het tot de grond toe af te breken. Vanuit dat perspectief is het niet verrassend dat er bij Letteren en Communicatiewetenschappen jaren lang veel te gemakkelijk een bul is uitgereikt.

de Volkskrant, 18 juni 2014, zie ook voor reacties.