Paus van de Pil

Columns

Tot de allerliefste, allerfatsoenlijkste en alleraandoenlijkste mensensoort behoort ongetwijfeld de progressieve katholiek. Altijd en overal heeft hij (of zij, want de progressieve katholiek gunt ook de vrouw haar plekje) het beste voor met de mensheid. Hij is voor vrede en welbehagen, en als lid van Pax Christi wil hij alle kernwapens de wereld uit. Hij is een pacifist, zoals Jezus een pacifist was.

De progressieve katholiek steunt de medemens, die in het verdomhoekje zit. Hij wil helpen waar de nood het hoogst is. Zijn gemeenschapszin is groot en hij is alom betrokken bij alles wat groeit en bloeit. Lazer op, hoor je nooit uit zijn mond. De progressieve katholiek is meer een mens van de dialoog. Op een sympathieke manier is hij een tikje wereldvreemd , zoals Jezus op een sympathiek manier wereldvreemd was.

Pax Christi

In feite heeft de progressieve katholiek maar één nadeel. Je zou het ook gewoon pech kunnen noemen, maar als je het beschouwt in termen van menselijke existentie – en dat doet de progressieve katholiek graag – dan is er eigenlijk sprake van een tragedie van enorme omvang. Het nadeel, de pech, het tragische van de progressieve katholiek is namelijk dat hij katholiek is. Zijn kerk, de rooms-katholieke kerk in Rome, het lichaam waartoe hij zo onvoorwaardelijk behoort, ziet namelijk in niets in de zaken waarin hij gelooft. Zijn eigen kerk gruwt van datgene dat hij graag verwezenlijkt zou zien.

Zo lang ik leef, is er sprake van opwinding als een nieuwe paus wordt gekozen, als een bisschoppensynode wordt gehouden of als een nieuwe encycliek op uitkomen staat. Van te voren wordt er dan altijd druk gespeculeerd over een verandering, over een nieuwe wind of over een teken dat – hoe klein ook – zou kunnen duiden op een nieuwe keurs die mogelijk, ja, wellicht heel misschien, ooit zal worden ingezet.

Men zegt altijd dat de molens van de roomse kerk langzaam draaien, maar ik heb na jaren lange waarneming de indruk gekregen dat ze helemaal niet draaien. Ze staan gewoon stil. Dat is uiteindelijk vrij logisch, want de inzichten van de kerk zijn, volgens die kerk zelf, eeuwig en onveranderlijk. Weliswaar geldt het slechts voor een beperkt aantal dogma’s, maar toch gebruikt de rooms-katholieke kerk een enkele keer het woord “onfeilbaar”. En dan zit men er voor honderden jaren aan vast – in elk geval tot iedereen de zaak vergeten is.

Zo lang ik leef, en ik geef toe dat is een zuchtje in het licht der eeuwigheid, is er nooit iets veranderd ten aanzien van de belangrijkste standpunten van de kerk. Over abortus, het celibaat, de vrouw, samenhokken, euthanasie en homoseksualiteit denkt Rome nog precies zo als zestig jaar geleden – al is de terminologie misschien hier en daar een ietsepietsie gemoderniseerd. Het mag niet, het moet niet en het moet niet mogen, daar komt het telkens op neer.

Wat de progressieve katholiek zo aandoenlijk maakt, is dat hij elke keer weer met blijheid de beraadslagingen volgt en dat zijn optimisme fier overeind blijft bij elke nieuwe afwijzing van vernieuwing. Zo zei de Nijmeegse studentenpastoor Theo Koster – “zelf homoseksueel”  – over “het tussenrapport” van de bisschoppensynode, waarin alle standpunten over homoseksualiteit uiteraard bij het oude bleven: “Paus Franciscus is heel anders dan zijn voorgangers, hij wil luisteren, en misschien leidt dat tot een verandering in de leer”.

Wachten op het wonder tot je een ons weegt – that’s the Spirit!”.

Paulus VI

De bisschoppensynode was nog niet voorbij of  Paulus VI werd groots op het St. Pietersplein zalig verklaard. Het pontificaat van Paulus VI herinner ik mij nog goed, want dat was net in de tijd dat ik verkering kreeg met mijn eerste meisje. Ze kwam uit een zwaar rooms gezin en heette ook nog eens Maria. Ze was allerliefst en alleraandoenlijkst, maar gelukkig niet allerfatsoenlijkst, want anders had ze nooit verkering met mij gekregen. Omdat ze niet met breinaalden in de weer wilde, nam ze stiekem de pil, die ze haalde bij mijn huisarts. Haar zusjes deden spoedig hetzelfde, niet zo zeer om mij een plezier te doen, wat ik overigens graag gewild had, maar voor hun eigen vriendjes.

Dankzij de pil werd het een geweldige tijd, en Aids bestond nog niet. Toen kwam Paulus IV met zijn pilverbod. Maria trok zich daar niets van aan, maar Maria’s ouders zweetten elke maand peentjes. Met dat pilverbod is de leegloop van de katholieke kerk begonnen, zoveel is zeker. Zalig zijn de onnozelen van geest.

de Volkskrant, 22 oktober 2014