Beschuldigingen van misbruik: ik geloof er geen snars van

Beweringen en bewijzen

Woody Allen is ontegenzeggelijk een groot kunstenaar. Het is door de volkswijsheid “hoe groter geest hoe groter beest” dat wij niet verbaasd zijn wanneer Woody Allen ervan wordt beschuldigd twintig jaar geleden een van zijn adoptiekinderen te hebben misbruikt.

woody allen

Laat ik voorop stellen dat ik Allen niet wil verdedigen, omdat hij inderdaad een groot kunstenaar is. Wat mij betreft had men Roman Polanski, ook een geweldige filmregisseur, destijds zo aan de Verenigde Staten uitgeleverd voor de verkrachting van een dertienjarig meisje.

Maar van de beschuldigingen aan het adres van Woody Allen geloof ik geen snars. Ik denk dat columnist Nicholas Kristof, die ik over het algemeen waardeer, zich op zijn NYT-blog lelijk heeft laten gebruiken door het Ferrow-kamp.
Zijn woorden om de zaak uit 1992 weer op te rakelen, verspreiden een hypocriete geur. “Woody Allen, die nooit veroordeeld is en altijd heeft ontkend, verdient het om onschuldig te zijn zolang er niets is bewezen”, schrijft hij zalvend.

Natuurlijk ik ben er niet bij geweest, maar laat ik uiteen zetten waarom ik denk dat Allen valselijk wordt beschuldigd. In de eerste plaats is de beschrijving van het misbruik veel te gedetailleerd. Zo weet Dylan Farrow – want zo heet de adoptiedochter – precies te vertellen hoe Allen haar mee naar zolder heeft getroond, hoe zij op haar buik moest gaan liggen en met de elektrische trein van haar broertje moest spelen. Daarna zou hij haar seksueel hebben misbruikt. Wat dat misbruik precies inhield staat er niet bij, maar Allen zou ook lieve woordjes in haar oor hebben gefluisterd en hebben gezegd dat hij een filmster van haar zou maken. Dat gebeurde twintig jaar geleden, toen Dylan zeven was en Allen dus 58.

Zo langzamerhand weten wij wat twintig jaar met het geheugen doet. Over het algemeen worden verhalen gedetailleerder en tegelijkertijd onbetrouwbaarder. Zelfs traumatische gebeurtenissen zijn onderhevig aan verkalking door de tijd. Daar komt nog bij, zo lees ik in NRC Handelsblad, dat juist deze maand de Emory University in Atlanta een onderzoek heeft gepubliceerd, waaruit blijkt dat de leeftijd van zeven jaar een kantelpunt is. Er zijn maar weinig mensen die samenhangende herinneringen bezitten van wat er voor hun zevende is gebeurd. Kinderen van acht en negen hebben aan bepaalde gebeurtenissen minder gedetailleerde herinneringen dan kinderen van vier of vijf.

Die uitkomsten komen overeen wat de Nederlandse rechtspsycholoog H.F.M. Crombach al eens heeft geconstateerd, namelijk dat misbruikherinneringen uit de vroegste jeugd vaak op latere leeftijd zijn ingefluisterd. Crombach wijst vooral naar therapeuten, die op zoek zijn naar jeugdtrauma’s en die niet rusten  voordat zij die trauma’s hebben ontmaskerd. Het is regelmatig gebeurd dat trauma’s worden verzonnen om de therapeut tevreden te stellen. Wie de verklaring van Dylan Ferrow leest, proeft helemaal het therapeutische jargon. Nooit zal een speelgoedtrein voor haar meer hetzelfde zijn. Ziet zo’n treintje dan denkt ze aan die gruwelijke calamiteit op haar zevende.

Wie wel eens naar de zender Court TV heeft gekeken, zal hebben opgemerkt dat Amerikanen – en vooral ook Amerikaanse rechters – een enorme waarde hechten aan het trauma. Er is geen misstap of die moet wel zijn voortgekomen uit een trauma in de vroegste jeugd. Counseling, emotionele hulpverlening, is naast straf dè oplossing – “Thanks, Your Honour!”.

Stephen Fry

Het trauma is de oorzaak aller dingen. Toen Stephen Fry met een cameraploeg van de BBC naar de Verenigde Staten reisde om daar een therapeut te spreken die zich erop verstaat dat hij homoseksualiteit kan genezen, kreeg Fry onmiddellijk te horen dat homoseksualiteit het gevolg is van een jeugdtrauma.

“Maar ik heb een gelukkige jeugd gehad, met een hele aardige vader en een hele aardige moeder!”, riep Fry vertwijfeld uit. Dat kon de therapeut natuurlijk niet overtuigen. Fry zelf hield het erop dat zijn broer niet zo goed met zijn vader kon opschieten, maar voor zover ik heb kunnen nagaan was die broer Roger juist geen homoseksueel.

Mijn laatste argument om in de onschuld van Woody Allen te geloven, is – ik geeft het toe – ook het minst overtuigende. Wat ik zo aan interviews heb gelezen en wat ik zo aan videobeelden heb ik gezien, geeft me de overtuiging dat Mia Ferrow, uiteindelijk Allens grote tegenspeelster in deze misbruikzaak, volkomen mesjogge is. Al die adoptiekinderen die maar werden binnengedragen, gecombineerd met de voortdurende behoefte aan wraak toen ze verlaten werd, geeft me het idee dat ze nauwelijks inzicht heeft in wat haar is overkomen.

Toch was hij met haar getrouwd, dat is het raadsel.

de Volkskrant, 5 februari 2014

Laatste nieuws: “Dylan Farrow’s Brother Moses Says Mia Farrow, not Woody Allen was abusive”.