Een boek van gekmakende schoonheid

Boeken etc

Analogie
Auteurs: Douglas Hofstadter & Emmanuel Sander
Uitgever: Atlas Contact
Sterren: * * * * *

 

Analogie

Het nieuwste modewoord is delen. De laatste tijd ben ik veel mensen tegengekomen, die iets met mij wilden delen. Je hoort het overal in de betekenis van kennis of informatie delen. De spreker kijkt vergenoegd de zaal in. Hij (maar heel vaak ook zij) gaat iets met ons delen. Hij gaat ons deelgenoot maken van iets dat hij zelf al weet, maar waarvan wij toehoorders nog onwetend zijn.

Het curieuze is dat dit nieuwe delen in zijn betekenis lijnrecht staat tegenover klassieke delen. Bij het nieuwe delen ontvangen wij allemaal de hele taart, terwijl bij het klassieke delen ieder voor zich slechts een partje krijgt toebedeeld.

De filosoof Douglas Hofstadter, auteur van het beroemde boek Gödel, Escher, Bach (GEB), heeft in het verleden veel geschreven over de verschuivingen in de betekenis van dingen en woorden. Daarbij kwam ook het verdelen van een taart langs, ongetwijfeld de meest gangbare vergelijking in de economie. Zo liet Hofstadter zien dat het lucratief kan zijn om bij het verdelen van een taart een grote mond op te zetten.

Daar staat die taart. A wil de hele taart, maar B protesteert. Ieder de helft, dat vindt hij eerlijker. Daarom stelt A. voor om er over te praten. “Ik driekwart”, zegt A, “en jij één kwart. Dat lijkt mij een redelijk compromis”. Volgens Hofstadter pleegt het in onderhandelingen vaak zo te gaan, want de uitgangsposities zijn zelden gelijkwaardig. Zelfs in democratische systemen is men zich daarvan niet altijd bewust, of zwijgt men er liever over.

Zijn hele leven is Hofstadter in de weer geweest met analogieën. Steeds heeft hij gezocht naar de overeenkomsten in verschillende dingen. Wat delen verschillende dingen met elkaar? Kunstmatige intelligenties hebben de grootste moeite met analogieën, die voor mensen gesneden koek zijn – om maar eens een analogie te gebruiken.

In 1992 had ik het geluk dat ik Hofstadter bij mij thuis kon uitnodigen. Voor ons tweeën had ik de tafel ik gedekt met borden, vorken, messen, lepels en koffiekopjes. Verder stond er een mandje broodjes opgesteld, een chocoladetaart, een botervloot en een suikerpot – heel burgerlijk allemaal.

Om zijn denkbeelden te illustreren, begon Hofstadter onmiddellijk van alles aan de tafelschikking te veranderen. Hij doorbrak de symmetrie van de messen en vorken, en probeerde andere structuren te vormen. Ook speelden wij een spelletje. Tilde hij van de gedekte tafel een voorwerp op, dan moest ik een analoge handeling verrichten. Zijn vork was analoog aan mijn vork, dat was gemakkelijk, maar ik raakte in de war toen hij het broodmandje optilde. Na enig nadenken was de botervloot mijn antwoord op zijn broodmandje.

En zo gingen wij door, want Hofstadter had bijzonder veel schik in het spel. De analogieën die hij zocht, zaten niet alleen in uiterlijkheden, maar ook in de functie der dingen. Hij was als een kind zo blij (analogie), toen hij een punaise vond, die hij aan de vork kon koppelen. Daarop holde ik naar de badkamer, pakte mijn scheerapparaat om die triomfantelijk naast mijn mes te leggen. Het was een soort schaken met…ja, met wat eigenlijk?

Later stuurde hij mij allerlei tekeningetjes die hij had gemaakt met mijn naam. Max kon je als Pam lezen en Pam als Max, tenminste als je met je ogen de groene dan wel de rode lijnen volgde. (Ga naar het interview met Hofstasdter). Op een meer wetenschappelijk niveau doet Hofstadter wat Piet Grijs deed in de Opperlandse taal & letterkunde.

Max Pam (volgens Hof)

Deze zomer is de Nederlandse vertaling verschenen Analogie, de kern van ons denken, dat Hofstadter samen schreef met de Franse psycholoog Emmanuel Sander. De manier waarop Jan Pieter van der Sterre dit geweldige boek in het Nederlands heeft hertaald, is zonder meer een saluut waard. Het boek gaat over de evolutie van de taal. Analogieën zorgen ervoor dat wij de verschillende woorden aan elkaar kunnen plakken, maar de kleine mutaties die daardoor ontstaan zorgen ervoor dat de logica uit onze taal lijkt weg te vloeien.

Zelfs het kleinste samenstel van woorden kan al tot een enorme verwarring leiden. Hofstadter en Sander geven het voorbeeld van twee mannen die in een bar staan. Zegt de eerste: “Ik ga afrekenen”. Zegt de tweede: “Ik ook”.

Wat betekent dat “ik ook”? Dat hij zijn eigen rekening betaalt, of juist die van de ander? En wat is dat “ook” als  beide rekeningen totaal verschillend zijn?  Analogie is, kortom, een boek van een gek makende schoonheid. Dat wilde ik even met u delen.

de Volkskrant, 2 september 2014