Een geweldig boek

Boeken etc

Het satijnen hart
Remco Campert
Uitgeverij: De Bezige Bij

Volgens Gerard Reve in een brief aan mijn voorganger Jaap Goedegebuure heeft iedere schrijver gedurende zijn gehele carrière maar één thema. Bij Hermans was dat “identiteit”?, bij Mulisch “macht en aanzien”? en bij Wolkers “driftbevrediging”. Bij Remco Campert was dat ene thema: “leegte”. Waar Reve, aldus de samenvatting van Arjan Peters in de Volkskrant, aan toevoegde: “Helaas is diens thema meteen ook zijn motief, zodat zijn werk niets inhoudt”.

Daar zit wel iets in, maar het is ook een karikatuur waarmee nog niets negatiefs is gezegd. Als er in de naoorlogse Nederlandse literatuur één boek over de leegte gaat, dan is het wel De avonden. Je kunt een boom opzetten over het verschil tussen een thema en een motief, maar iemand die meer houdt van Camperts werk dan dat van Gerard Reve, kan over Reve beweren wat Reve over Campert beweert, namelijk dat het eigenlijk over niets gaat.

Het is waar: veel van Campert heeft geschreven, gaat ook over niets. Gepriegel op de vierkante centimeter van een krant, superieur geformuleerd weliswaar, maar snel weer vergeten. De melancholieke toets, die vaak ook licht satirisch is, doet je glimlachen. Heel even is je dag goed, maar dan moeten wij weer verder. Naar buiten, jongmens! Niets van aantrekken, dwars door de regen, tegen de wind in.

Campert.gif


Het satijnen hart,
de nieuwe roman van Remco Campert, gaat niet over de leegte, maar over de ouderdom. Leegte gaapt wel, maar hij is er nog niet. Bijna tachtig is Campert nu, maar hij laat niet af. Hermans is dood, Reve is dood, Mulisch is stil en Wolkers is ziek, maar Campert schrijft nog, ingetogen en springlevend, over het sterven.
Het satijnen hart is een geweldig boek.

De roman handelt over een schilder, en dat was eerlijk gezegd wel even slikken. Ik houd niet zo van romans, waarin de schrijver zichzelf vermomt tot een andersoortige kunstenaar. Romans met een schilder, dichter, fotograaf, filmer, musicus, of voor mijn part een architect als hoofdpersoon, moeten wel extra goed zijn om te kunnen overtuigen. Maar Campert is daar moeiteloos in geslaagd.

De hoofdpersoon is de schilder Hendrik van Otterlo. Een beroemd schilder, à la Karel Appel, maar dan een met duidelijke Remco Campert-achtige karaktertrekken. Van Otterlo zal zo tegen de tachtig zijn. Hij is een nurkse, ouwe mopperpot die nog maar voor weinigen een goed woordje over heeft. Zijn lichaam begint hem in de steek te laten, maar dat verhindert hem niet op alles en iedereen kritiek te hebben. Er wordt ons door scherpslijpers altijd geleerd dat wij schrijver en hoofdpersoon van een roman niet met elkaar mogen vereenzelvigen, maar het is niet moeilijk om in Het satijnen hart autobiografische elementen aan te wijzen.

Toen Theo van Gogh werd vermoord en Campert zich haastte om nog dezelfde dag te laten weten dat Van Gogh beslist niet was gestorven voor de vrijheid van meningsuiting, heb ik geschreven dat Campert is zijn ongelukkige periode zelf ook iemand is geweest met Theo van Gogh-trekjes, iemand die met een dronken kop anderen beledigde en die zich erop voorstond je de waarheid in het gezicht te kunnen zeggen. Dat is mij destijds door de vrienden van Campert nogal kwalijk genomen. Maar Het satijnen hart lijkt helemaal te gaan over de onaangename kant van Campert. In elk geval heeft de schrijver met veel verve een zeer egocentrische figuur getekend, een man die iedereen afscheept met een beroep op zijn kunst en die daarom met niemand rekening wenst te houden.

Maar nu de dood zich aankondigt, begint Van Otterlo zich af te vragen of het primaat, dat de kunst in zijn leven heeft gesteld, eigenlijk wel terecht is. Had hij op bepaalde momenten niet beter de liefde voorrang kunnen geven? De liefde in de figuur van de jongere Cissy zat hem bij het scheppen van zijn kunst in de weg en hij meende ook een zucht van verlichting te kunnen slaken toen zij met alle spullen was vertrokken. Maar nadat het onheil zich eenmaal had voltrokken, begon ook langzaam het besef door te dringen dat haar vertrek het begin was van zijn sterven. In plaats van zich door haar te laten inspireren, heeft hij haar op afstand gehouden en daarmee zichzelf grote schade berokkend. Wat aanvankelijk nog een soort klagen was over “dat kutwijf”, transformeert steeds meer tot een zelfreflectie waarin het hem duidelijk wordt welk een achteloze, ongeïnteresseerde zak hij is geweest.

Er zijn allerlei zijlijnen in deze roman, die eveneens autobiografisch te duiden zijn. Niet lang nadat Theo van Gogh was vermoord, bakte de geschiedenis Campert een lelijke poets door de ontdekking dat zijn vader, de verzetsheld Jan Campert, evenmin was gestorven voor de vrijheid van meningsuiting. Dat werd later weer genuanceerd, maar ironisch was het wel. In Het satijnen hart heeft Campert op een superieure wijze gespeeld met allerlei verwijzingen naar goed en fout in de oorlog.

Wat mij in deze roman echter het meest heeft getroffen, is de onverbloemdheid waarmee Campert het thema van de dood behandelt. Reve mag dan beweren dat hij degene is geweest die in de Nederlandse literatuur het meest uitgesproken over de dood heeft geschreven, na Het satijnen hart weet ik dat niet meer zo zeker. De schrijver spaart in dit boek zichzelf niet. Weliswaar laat hij de iezegrim Hendrik van Otterlo nog hooghartig het voorstel van de hand wijzen om een rollator aan te schaffen, maar hij kan er niet om heen dat het einde nadert.

“Mijn schilderijen hebben de toekomst”, zegt Van Otterlo mismoedig.

Dat impliceert tegelijkertijd: maar ikzelf niet.

Zo’n opmerking stelt ook de vraag naar de houdbaarheid van de kunst van Campert. Wat mij betreft blijft veel van zijn poëzie nog lang bestaan, en daarnaast natuurlijk De ellendige nietsnut, Het leven is verrukkelluk en Hoe ik mijn verjaardag vierde. Maar bovenal misschien wel deze roman: Het satijnen hart. In deze tijd dat alles jong en vlot moet wezen, kranten met elkaar wedijveren in oppervlakkigheid en mannen van veertig hun haar gaan verven, was het lezen van Het satijnen hart in al zijn tragiek een verademing. Weg met het geneuzel over Camperts vitaliteit. Die man is oud, hij gaat dood en daar is allemaal niets aan te doen. Behalve dan dat hij daar een geweldig boek over geschreven.

HP\De Tijd, 5 mei 2006