Christiaan Weijts krijgt Anton Wachterprijs

Boeken etc

Boek: Art.285b
Christiaan Weijts
Uitgever: De Arbeiderspers

Het lezen van een debuut is meestal geen genoegen. Er worden er te veel van uitgegeven volgens het principe nooit geschoten altijd mis en vandaar dat je heel wat debuten openslaat die beginnen met het onvermijdelijke weerbericht. Donkere wolken komen aanrollen, een niet te omschrijven mist hangt boven een vijandig landschap, de wind woei die dag net uit een andere richting, allemaal variaties op de waarneming dat het zachtjes begon te regenen.

Gelukkig is Art. 285b, de debuutroman van Christiaan Weijts, niet op deze manier geschreven.

Art. 285b is misschien nog geen volmaakt meesterwerk, maar de dertigjarige Weijts, die als columnist is begonnen bij het Leidse studentenblaadje Mare, is duidelijk een talent. Art. 285b is een vrolijke tragikomedie, lang niet zo zielig weliswaar als De weduwnaar van Kluun (al 100.000, schreeuwt uitgever, haast u!), maar een stuk beter geschreven en veel meer de moeite waard. Van Art 285b. zijn nog geen duizend van verkocht, maar als u nu rustig naar de boekhandel loopt, bent straks u in het bezit van een geheimtip.

Christiaan Weijts.jpg

Overigens hebben Kluun en Weijts wel degelijk iets gemeen: in hun boeken wordt veelvuldig ge-sms-t. Je zou je zelfs kunnen afvragen of de neerslag van al die sms-jes iets zegt over de stand van zaken in de literatuur. Ooit zijn wij begonnen met de brief als literaire vorm. Reve was de laatste die daar zijn toevlucht zocht; hij schreef niet voor niets met een kroontjespen. Nog niet zo heel lang geleden is het e-mailverkeer geïntroduceerd, dat in de verte nog wel een beetje lijkt op brieven schrijven lijkt, maar dat toch veel minder leunt op precieze spelling en formuleringen. En dan is er nu het sms-je, dat evenals het telegram maar een heel beperkt vocabulaire heeft.

Lees goed boek Weijts doei!

Bedoeld of onbedoeld, lijken die sms-jes bij Weijts naast een communicatieve ook een symbolische waarde te hebben. De hoofdpersoon in Art. 285b is een pianist, een bezigheid die je net als het sms-en met je vingers doet. Dat sms-en is een wereldse activiteit, waar sommige mensen – vooral meisjes, heb ik de indruk – de hele dag mee bezig kunnen zijn. Meer dan twee vingers heb je er niet voor nodig, de inhoud is die van het kattebelletje en iedereen kan het. Piano spelen daarentegen is maar voor weinigen weggelegd. Je doet het met alle vingers van je twee handen, de inhoud is abstract en als het goed doet, roept het resultaat een gevoel op dat er meer is tussen hemel en aarde.

De hoofdpersoon uit Art. 258b leeft dan ook in twee werelden, die van de liefde en die van de kunst. Helaas slaagt hij er niet in die twee met elkaar te verzoenen. Helemaal zijn schuld is dat niet, al is hij wel degene die aan het eind van het boek terecht moet staan wegens overtreding van artikel 258b uit het Wetboek van strafrecht – het opzettelijk inbreuk maken op “de persoonlijke levenssfeer” van een ander. Kortom, Art. 258b van Christiaan Weijts gaat over een jongen die een meisje stalkt.

Maar tegelijkertijd is dat niet waar, want uiteindelijk gaat Art. 258b van Christiaan Weijts over aantrekken en afstoten, over masochisme en seks, over liefde. Daarmee staat Art. 258b staat in de traditie van Wolkers’ Turks Fruit en Zwagermans’ Vals licht. Of het net zo’n succes wordt, weet ik niet, maar het valt niet moeilijk je een verfilming voor te stellen.

Op een verloren avond gaat de jonge pianist Sebastiaan Steijn op de Wallen naar een piepshow, waar hij Victoria Fabers haar act ziet opvoeren. De twee beseffen onmiddellijk dat zij “iets met elkaar hebben”, maar wat dat inhoudt, dat beseffen zij niet. Voor hem is dat in de eerste plaats lust, want zo zegt hij: als je geen vrouw was, zou het toch anders zijn. Het is voor hem ook de verbinding naar de wereld, wat in dit geval vooral betekent: de onderwereld. Victoria houdt van perverse seks, van triootjes, van anale verkrachting, van mannen die hun zaad over haar gezicht spuiten, zo’n beetje van alles waarvan de brave Sebastiaan nooit heeft durven dromen, maar waar hij wel naar verlangt en hunkert.

Vicky vindt in de relatie precies het tegenovergestelde. Voor haar vertegenwoordigt Sebastiaan juist elke afwezigheid van seks. Hij is puur en onbedorven, iemand die zij zo weinig mogelijk wil toelaten in haar eigen verdorven wereld. Sebastiaan is ook de man die Scarlatti speelt en die haar zal begeleiden als zij het ooit tot een ware danseres heeft gebracht. Geen danseres die zich ontbloot voor geile mannen, maar eentje die danst op een heus podium in het theater.

Daarom wil zij alles met Sebastiaan, behalve neuken.

Nou ja, als hij dan per sé wil, maar liever niet. Het zal alleen maar bederven wat zij met elkaar hebben.
Voor Sebastiaan is die situatie ondraaglijk. Hem wordt onthouden wat hij het liefste wil. Hierdoor wordt een obsessie geschapen, die tot niets anders kan leiden dan tot een sadomasochistische relatie. Wat hij ook probeert – aardig zijn, kwaad zijn, uit maken, een andere vriendin nemen – niets helpt en tenslotte belandt hij in de vernederende positie dat zijn geliefde Vicky het met anderen gaat doen in zijn aanwezigheid. Het is uiteindelijk haar manier om het uit te maken.

Vanaf het moment dat zij zich van hem afkeert, begint hij haar nog meer te bestoken met sms-jes. De toon is die van het sadomasochisme dat gewoon was tussen hen, maar die aan de buitenwacht niet meer valt uit te leggen als zij eenmaal bij de politie aangifte heeft gedaan wegens stalking. Hij krijgt een taakstraf als schikking voorgelegd, maar in de hoop haar nog eenmaal te zien, weigert hij, daarmee bewust op een rechtzaak aansturend. Maar wederom wordt zijn lust niet bevredigd, want ook ter zitting laat Vicky verstek gaan.

Art. 285b vervalt hier en daar in herhaling en je proeft ook dat de auteur heeft geworsteld met het einde, zodat het werkelijk tragische hem op het laatst nog bijna ontglipt. Maar aan alles merk je dat Weijts het in zijn vingers heeft, als sms-er, als pianist en als schrijver.

HP\De Tijd, 9 juni 2006